Ingezonden. Mijnheer de Redacteur H^Het ligt niet in mijne bedoeling, na de ingezonden stukken van X en O. J, veel j over het herhalingsonderwijs te zeggen. Die heeren toch hebben reeds zonneklaar aangetoond, hoe door de tegenwoordige regeling van het herhalingsonderwijs de rechtvaardigheid en billijkheid met voeten getreden wordtwanneer n. 1. de eene onderwijzer de lasten dier nieuwe regeling moet dragen en de andere vrij loopt, ter wijl toch in de aanstelling van den een evenmin sprake was van eene verplich ting tot het geven van herhalingsonderwijs als bij den ander. Doch wat ik zeggen wilde is ditde heeren X en O. J heb ben wellicht te vroeg over onrechtvaar digheid en onbillijkheid gesproken. Im mers, de heer X zelf deelde ons mede, dat in de aanstelling van de hoofden der scho len wel degelijk gewezen is op de ver plichting voor hen (de hoofden n. 1.) tot het geven van herhalingsonderwijs. Welnu, X en O- J, dacht gij, dat die heeren hoofden, even als op de dagschool, bij het herhalingsonderwijs zullen aangesteld wor den om directeurtje te spelen Dacht gij dat de Raad, die zoo zuinig te werk is gegaan bij het vaststellen der belooning voor het te geven herh. ond. vijftig cents per leerling zou geven aan den onderwij zer, die het werk doet en een gulden per leerling aan het hoofd, die nu en dan eens komt toezien Dacht gij dat, X en O. J Dan hebt gij het geheel en al misDe Raad in onze gemeente is veel te veel overtuigd, dat het voor de heeren hoofden zeer goed is, zich nu eens eenige avonden in de week te kunnen bekwamen in het geven van practisch onderwijs. Daarbij, de rechtvaardigheid en billijkheid is er dan mee gebaat. Im mers, de hoofden wisten bij hunne aan stelling, wat hun te wachten stond, de onderwijzers niet. Dus, heeren X en O. J, maakt U over de onderwijzers niet zoo ongerust, zoolang het aantal der ingeschreven leerlingen voor het herhalingsonderwijs 30 of 40 niet te boven gaat. Waar aan dorpsscho len met een 40 tot 60 leerlingen één hoofd zonder hulp het werk verricht, zou daar een hoofd in Haarlem, met tweemaal hooger salaris, terugdeinzen voor een klein getal leerlingen, dat reeds tamelijk ont wikkeld is? Dit zou immers spotternij zijn Wacht dus eerst uwe beurt af, X en O. J., en spreekt dan. dankzeggende voor de verleende plaatsruimte, H. de R., noem ik mij Uw dienstw. Q. Voordrachten in Teylers Stichting. Ce qui chatonille l'esprit o'est l'esprit des au tres.Nu is er voor een Hollan der in het bizonder niets heilzamer en verkwikkender dan eens te worden in aanraking gebracht met den Franschen geest. De werking hiervan op ons innerlijk bestaan is ongeveer gelijk aan die van een electriseermachine op onze ledematen. De denkwijze van beide natiën Btaan tot elkander als het phlegmatische tot het sanguinische temperament. Terwijl in Nederland vóór alles wordt aanbevolen om tooh volstrekt niet „aardig" te zijn, zooals de Génestet dit uitdrukt,is in Frank rijk een geestigheid voldoende en in staat om de grootste moeielijkheden uit den weg te ruimen, de grootste verschillen te effenen. Als men gelaohen heeft kan meu niet meer boos zijn" meent de Franschman. De Hollander echter lacht zoo gemakke lijk niet. Toch gelooven wij, dat allen die Woens dag jl. de voordracht van Prof. van Hamel bijgewoond hebben, hem dankbaar zijn geweest voor de oogenblikken waarin hij ons verplaatste en inleidde in de Parijsche samenleving. In de eerste plaats liep het gesprek over Alfred de Musset. Hij werd ons voorgesteld hoofdzakelijk in zijne beteekenis voor het Fransche too- neel. Als lyrisch dichter, zeide spreker, was de Musset eenigszins uit de mode. De voorstanders der tegenwoordig heer- schende richting verwijten hem onacht zaamheid bij het gebruiken der rijmwoor den in hunne oogen eene doodzondeen in de tweede plaats zijne thans verouderde wereldbeschouwing. l'Espoir en Dien heeft bij hen voor het meest volmaakte pessi misme plaats gemaakt. Als tooneeldichter daarentegen is zijn roem onaangetast en wordt hij tegenwoor dig evenals een Racine, Molière en Victor Hugo aan de Comédie Frangaise gevierd. Bij de uitgifte zijner Comedies et Prover- bes werden zij ook door hemzelven, ongeschikt geoordeeld voor de opvoering. Nadat men evenwel hunne groote let terkundige waarde had leeren kennen en waardeeren, werden ze door anderen 't eerst in Rusland voor het tooneel geschikt gemaakt, en sinds dien tijd met den groot sten bijval telken jare opgevoerd. Vooral vier van die stukken vielen bijzonder in den smaak, en hiervan was On ne badine pas aveo l'amour, door Prof. van Hamel be werkt voor het Hollandsche tooneel. Hij roemde den eenvoud en te gelijk het zorgvuldig en keurig afgewerkte der dra ma's van de Musset, en wist ons door zijne vertaling, op meesterlijke wijze voorgedragen, een uitstekend denkbeeld daarvan te geven, 't Ware te wenschen dat dit stukje ook eens alhier werd op gevoerd. Een moeder kan er met haar dochter heengaan, en het tintelt van geest. Nadat de spreker ons alzoo bij een der fijnste bloemen van de Fransche tooneel- letterkunde had doen verwijlen, waarbij de tijd als 't ware was omgevlogen, noo- digde hij zijn gehoor aan het slot van den avond hem te vergezellen bij een be zoek in de salons van Mevrouw de Gra vin Diane. Op de groote feestavonden vereenigen zich aldaar de eerste vernuften van de letterkundige wereld, en worden door enkele der gasten, beroemde gedich ten van Prud'homme, Coppée en anderen, door sommigen eigen verzeo, vooral van de decadence meer of min gelukkig voor gedragen. Na afloop blijft dan vaak een kleine kring vertrouwde vrienden en vrien dinnen achter, om zich met het een of ander jeu d'esprit bezig te houden. Zoo was men een tijd lang gewoon vragen op te schrijven, die op te vouwen, door el kander te werpen, en aan ieder zulk een vraag ter beantwoording uit te deelen. Ook de antwoorden worden daarop ver zameld en uitgemaakt welk antwoord het beste was. Zoodoende was langzamerhand een ver zameling vragen en antwoorden onstaan, die de Gravin het de moeite waard achtte ook aan het groote publiek mee te deelen en op deze wijze ontstond het Eivre d'or de la Comtesse Diane, waaruit ettelijke proeven door spreker werden voorgelezen, die bijna zonder uitzondering boeiden door hunne treffende juistheid of schalksche dubbelzinnigheid. Voor een avond in zulk gezelschap doorgebracht, moeten dunkt ons èn gast- heeren èn gasten, den spreker hartelijk dankbaar zijn. De Fransche beschaving openbaart zich ongetwijfeld van hare voordeeligste zijde in de tooneelletterkunde, en den gezel- schapstoon, twee planten, die op onze breedte, niet zoo heel licht, in bloei komen. Het is daarom ontegenzeggelijk van het hoogste gewicht daarmede zoo nu en dan eens nader kennis te maken. Ce qui chatonille l'esprit c'est l'esprit des autres zeide de spreker, toen hij van ons afscheid nam en daarmede gingen we naar hnis. KRONIEK. De Raadszitting van Woensdag jl. ving aan met de belangrijke mededeeling dat de heeren F. Kist en A. Teding van Berkhout hun ontslag namen als Raadsleden. De Burgemeester leest beide brieven voor en zegt, met smart dit besluit te hebben ver nomen. Als zulke degelijke mannen ons gaan verlaten dan moet de Raad zulks diep betreuren. Hij voelt zich gedrongen hun in 't openbaar dank te betuigen voor het geen ze in 't belang der gemeente hebben gedaan. Met algemeenen bij val werden deze woorden van den Voorzitter begroet, die daarop voorstelde de brieven voor ken nisgeving aan te nemen en de toezegging deed onmiddellijk te zullen zorgen voor de bepaling van den dag der nieuwe ver kiezingen. Aan de schoolcommissie werd op haar verzoek toegestaan een nieuwen bode te benoemen. De Minister van Binnenl. Zaken had een brief geschreven waarin hij de han delwijze van Curatoren om slechts één persoon op de aanbevelingslijst te plaatsen bleef afkeuren als in strijd met de wet, ten minste zoolang er meerdere sollici tanten waren. In het gegeven geval wilde hij echter berusten, en derhalve aan de onlangs geschiedde benoeming zijne goed keuring niet onthouden. De heeren Peerenboom en Avis hadden een rekest ingediend strekkende tot het uitgeven van een stenographisch verslag voor de som van f 1200. Dit rekest zal met de voordracht van B. en W. betref fende de voortzetting van het zakelijk verslag later aan de orde worden gesteld. De heer van West deed aanvraag om grond in de Baljuwslaan te huren. Het is ons niet duidelijk geworden wat eigent- lijk hieromtrent is beslist. Men hoopte dat hij het wel zou kunnen vinden met den heer Reeser aan wien voorloopig voor een jaar, die grond werd verhuurd. Aan den heer Soellaart werd geweigerd een blok huizen te bouwen achter de hui zen in de Voortingstraat op grond van art. 170 en 178 van de nieuwe Politie verordening. Zijn beroep van B. en W. op den Raad mocht niet baten omdat men aan de daarin voorgesohreven afstanden streng de hand wil houden, ten einde overal te groote opeenhooping van huizen te voorkomen. De Burgeravondschool, werd in het be gin van dit jaar hervormd. Nadat een voorstel der Commissie van toezicht om het teekenonderwijs van die school te ver binden aan dat van Kunstnijverheid door den Raad was verworpen, besloot men dat onderwijs aan de Avondsohool zelve beter in te richten. In overleg met den In specteur, werd nu een leeraar in het tee kenen en twee adsistenten, de heeren van der Spek en Jacobs voor het bouwkundig en machineteekenen door B. en W. aan gesteld. De regeling van hunne tracte- menten moest echter nog nader door den Raad worden goedgekeurd. Inmiddels achtte de Commissie het noodig, dat de ad sistenten onder toezicht van den leeraar les zouden geven ten einde ook daarbij het artistieke tot zijn recht zou komen. De heer Huet meende dat dien leeraar voor dit toe zicht een extra toelage van f 200 toekwam. Zijn amendement werd echter niet onder steund. Naar aanleiding van deze regeling waren er tusschen den Directeur der school, de commissie van toezicht en B. en W. eenige brieven geschreven, die hier en daar nog al vrij soherp klonken. De heer Ma- caré nam het voor de Commissie op en constateerde openlijk dat deze in alle op zichten haar plicht had gedaan, waarbij de Burgemeester verklaarde dat het geens zins in zijne bedoeling gelegen had der Commissie iets onaangenaams te zeggen. Het voorstel van B. en W. werd aau- genomen in zijn geheel. De leeraar in het teekenen werd op de gewone voorwaarden benoemd, en de verdere regeling der zaak overgelaten aan den Directeur. De heer H. J. de Vries werd tot leeraar benoemd in plaats van den heer van Dijck die zijn ontslag had genomen. Bij de benoeming van eene vroedvrouw werden de deuren gesloten, welke geheime zitting een geruimen tijd duurde. Gelukkig, dat door de goede zorgen van het Gemeen tebestuur vooreen behoorlijke verwarming van de wachtkamer der pers gezorgd was. Na heropening werden benoemd tot commissarissen van het gemeentelijk muziekcorps (waarom niet „kapel") de heeren Mr. N. G. Cnoop Koopmans, Mr. A. C. Waller, Mr. W. Jager Geriings, F. Lieftinck, C. J. M. de Wilde, F. R. J. Dubois en F. M. Baron van Lijnden; tot vroedvrouw mej. F. Groet; tot regent van het Groote Gasthuis de heer A. van Stralen tot lid der gascommissie de heer Sneltjes. Aan twee eervol ontslagen politieagen ten werd eene gratificatie toegekend. Twee anderen die hierom gevraagd hadden werd dit geweigerd. De reden hiervan was, dat men meende dat een pensioen van f 250 voldoende was. Daar eerstgenoemden nu volgens de verordening nog niet zooveel verkregen, werd hun eene gratificatie toe gekend om tot dat cijfer te geraken. Tegen het bouwplan van den heer Beau fort had de heer Krol nog al eenige be zwaren, maar wegens het vergevorderde uur werd noch over dit noch over de vol gende voorstellen eene beslissing genomen. Aan het einde der vergadering vroeg de heer de Kanter om spoed te maken met de plannen omtrent de Duinwater leiding, hetgeen hem door den Voorzitter werd toegezegd. De heer van der Steur beklaagde zich over het uitdraaien van lantaarns in de Wilhelminastraat, de heer Derx over het inwerpen van ruiten in de Nieuwe Kerk. De Burgemeester beloofde dergelijke straatschenderijen met kracht te keer te gaan. N ieuwsberichten. Vrijdag was de Kamer aan het Middel baar Onderwijs toe. De heer Vermeulen verzocht overlegging van de katalogi van de bibliotheeken der Rijks-H. B. Scholen. Naar zijn beweren waren in die bibliothe ken boeken, waarin de zedelijke en gods dienstige begrippen der leerlingen niet geëerbiedigd werden. Er waren b. v. zelfs romans in van Dumas en Ohnet, en van Duitsche schrijvers! De heer Boreel van Hogelanden wees op het belang van Staatszorg voor de boschkuituur; er is geen overvloed van onderwijzers voor dat vak. De heer Heldt vroeg regeling van het ambachts- en teekenonderwijs, en kos- telooze plaatsing voor on- en minvermo gende op de middelbare scholen. De heer Zaayer protesteerde krachtig tegen de verdenking, dat aan de leerlingen der H. B. Scholen lektuur zou worden ver strekt, die kwetsend mocht heden op het punt van godsdienst en zedelijkheid. De Min. van Binnl. Zaken achtte niet alle lektuur geschikt voor jongelieden, en hij zou de aandacht der direkteuren vestigen op deze zaak. Naarmate het onderwijs in de boschkuituur vruchten draagt, zal de Reg. gaarne steun verleenen. Een wette lijke regeling van het ambachts-en teeken onderwijs achtte de Min. nog ontijdig het verstrekken van kosteloos middelbaar onderwijs voor on- en minvermogenden zal hij in overweging nemen. Eene wettelijke regeling van het zeevaartkundig onderwijs, waarop de heer Lieftinck had aagedrongen, is van den Min. niet te wachten, wel in voering van verplicht examen voor stuur lieden en gezagvoerders 't welk de heer Land als meer praktiesch aanprees. Artt. 106 114 werden goedgekeurd. Bij art. 115 subsidie voor landbouwinrichtingen) vroeg de heer Visser van Hazerswoude inlichting over de wijze, waarop de voor het landbouw-onderwijs bestemde gelden werden besteed, terwijl hij ziju leedwezen betuigde, dat de Min. geen subsidie voor de Zuivelschool wilde geven. Nadat de Min. geantwoord en de heer Visser gere pliceerd had, werd ook dit art. goedge keurd. Toen werden de beraadslagingen over het Lager Onderwijs in 'l algemeen geopendDe heer de Meyier oordeelde niet gunstig over de voorgestelde bezuini ging hij vond ze nadeelig, ongewensoht, zonder voorafgaande wetswijziging, en zonder nut voor de financieën bij de hooge oorlogsuitgaven. De heer Farncombe San ders drong aan op gelijktijdige herziening der verschillende schoolwetten, vrij van politiek, alleen uit een paedagogisch oog punt. Inkrimping der kweekscholen keurde hij af. Ook drong hij aan op het behoud van subsidieën aan de scholen voor on - derwijzeressen te Haarlem en te Arnhem. De heer Goeman Borgesius kritizeerde de niet-naleving van de schoolwet, door de gemeentebesturen niet te noodzaken het door de wet voorgeschreven aantal onder wijzers aan te stellen. Volgens den heer van Baar kon er van paeifikatie in zake onderwijs geen sprake zijn zonder kosten verlaging. De heet de Beaufort achtte be zuiniging op het onderwijs onmogelijk. Had men indertijd de behoeftige gemeenten meer gesteund, de aandrang om alle kos ten voor rekening van het Rijk te nemen, waren niet zoo groot geworden. De heer Verniers van der Loeff achtte het middel van art. 49 om de arme gemeenten te helpen zeer gevaarlijk. De wet van 1857 had in art. 36 een veiligheidsklep door het advies der Prov. Staten. De Min. van Binnenl. Zaken verdedigde de verminde ring der Rijkskweekscholen, welke niets te maken had met de aanstaande wets wijziging. Toepassing van art. 49 geschiedt door hem evenals door zijn voorgangers; voor de naleving der wet wordt gewaakt, al is 't onwaarschijnlijk, dat in 1890 het wettig aantal onderwijzers zal worden bereikt. Het algemeen debat werd nu ge sloten. Een amendement van den heer Kerdijk om art. 126 (Rijks Kweekscholen) te verhoogen met f 1000, ter voorkoming vandeopheffing van één Rijkskweekschool, werd na eenig debat verworpen met 45 tegen 42 stemmen. Tegen het am. stemde de rechterzijde, en met haar de heer Farn combe Sanders, die meent, zooals bekend ie, geen amendementen te mogen aannemen om door de Reg. voorgestelde begrotings posten te verhoogen. In de avondzitting werd een amende ment op art. 123 {subsidieën voor Kweek scholen) van de heeren de Beaufort en Goeman Borgesius, tot verhooging met f 9000 ten behoeve van de Kweekscholen voor onderwijzeressen te Haarlem en te Arnhem verworpen met 45 tegen 36 stemmen. De heeren Vermeulen, Donner en de Savornin Lohman bestreden krach tig dit amendement. Volgens hen was het niet om het bedrag, maar om rechtsge lijkheid te doen. De heer Lohman was edelmoedig genoeg om kennis te geven, dat indien de linkerzijde eene kollekte wilden houden om die /"9000 bij elkaar te krijgen, hij ook kontribueeren zou. De heeren voorstellers, en de heer de Meyier en Rooseboom verdedigden het amendement tegen de bestrijders en den

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1888 | | pagina 6