HET GOUDEN KALF door M. E. Braddon. 53) Na dat korte gesprek over Brian Walford, begonnen zij te spreken over Mr. Jardine, en dat duurde vrjj wat langer. Hem was eene predikants plaats toegezegd, juist niet eene bi zonder vette praebende, maar toch eene werkelijke predikantsplaats en eene werkelijke pastorie in de nabij heid van Salisbury Plain; en hij en Bessie zouden in 't 1 egin van hel volgende jaar trouwen, zoo spoedig er maar genoeg lentebloemen zoud en zijn, om de kerk te Kingthorpe te versieren, had de Kolonel gezegd. „'t Zal in den tijd der narcissen zijn, vlak voor 't begin van de Vas ten," zeide Bess; „we hebben laat Paschen in 't volgende jaar, weel ge." „Dat weet ik niet; maar zonder twijfel hebt ge je ten dezen aanzien wel op de hoogte gesteld," antwoord de Ida lachend. „God zegene je, lieve, en make je huwlijksleven lol een On afgebroken opeenvolging van witte broodsweken „Zulke huwlijken zijn me wel be kend," merkte Bes op. „Vader en moeder, bijvoorbeeld. Zij zijn nog altijd verliefd op elkaar. 0, Ida, vindt ge 't niet iels vreeselijks, zoo spoedig te gaan trouwen?" „Ge hebt nog overvloed van tijd om je te bedenken," antwoordde Ida met eene zucht. Bessie herinnerde zich, hoe plot seling hare vriendin haar huwlijk had aangegaan. „Ach, lieve, ik weet, waaraan ge denkt," hernam zij op harlelijken loon. „Ge zijt zoo eensklaps getrouwd, en waart later daarover wel wat be droefd; maar mij heeft de wijsheid mijner ouders zoo beschermd en be- waakl, dat ik onmogelijk eene dwaas heid heb kunnen begaan al had ik dat ook willen doen. En bovendien is John veel te verstandig, om een wild of romanesk huwlijksvoorstel te doen; maar toch geloof ik, dat als hij tot me gekomen was en gezegd had: „daar slaat een wagentjen bij het hek, laat ons naar Romsey rijden en ons daar laten trouwen", ik nauw- lijks in staat zou geweest zijn „neen" te zeggen. Maar, lieve Ida, zeg me nu eens, dat je met zooveel overhaasting gesloten huwlijk gebleken is met dat al een gelukkig huwlijk geweest te zijn. Belijd me nu eens, dal ge je gelukkig met hem-gevoell." Bessie was voornemens geweest, zulk eene verlrouwlijke vraag zorg vuldig te vermijdenmaar zij had zich door haar gevoel laten mede- sleepen, zoodra zij over John Jardine was begonnen te spreken. „Ik mag niet met een leugen ant woorden op je vraag, Bessie; neen, 't is geen gelukkig leven, dat ik leid. Alle kleur en geur, alle jeugdige gloed is van me geweken, sedert ik King thorpe heb moeten verlatenmaar het is een dragelijk leven, en ik tracht hel me zoo aangenaam mogelijk te maken." „Brian behandelt je toch niet on aardig, wil ik hopen," riep Bessie uit, en zij was blijkbaar op het punt om zich te verontwaardigen. „Neen, hij behandelt me niet on aardig. Ik kan me niet over hem be klagen." „Maar hij is ook bepaald een aar dig jong man," betoogde Bessie; „ik heb hem altijd een der aardigste jon ge mannen gevonden, die ik kende. Hij houdt er zeer goede manieren op na, hij weet veel, hij kan bijna over elk onderwerp spreken, en hij is vol geest en leven, als hij zijne goede bui heeft." „Ik twijfel er geen oogenblik aan, of hij is een alleraangenaamst persoon," antwoordde Ida, op somberen toon. „Ik heb dat nooit betwist. En toch is ons huwlijk met dat al een misstap geweest." „Maar ge hebt toch, toen gij zijne vrouw werd, tenminste een weinig met hem opgehad, niet waar?" „Ik meende, dat dat zoo was. 't Was de glans van zijn denkbeeldigen rijkdom, 't Was de vereering van het gouden kalf, zich openbarend in een harer onedelste vormen, een huwlijk om geld'" „Veroordeel toch je zelve niet al te hard, lieve," zeide Bessie op smee kenden toon, en zij drukte hartelijk den arm harer vriendin, terwijl zij over de verwelkte varens voortliepen. „Ge zijt te goed, dan dat ge je door hebzucht zoudt hebben laten over- heerschen. De begoocheling moet een dieperen grond gehad hebben." „Dat was ook waarlijk het geval. Ik trouwde, overrompeld door een gevoel van dankbaarheid, ineenende, dat ik een modernen Cophetua had gevonden. Doch spreek niet langer over dit onderwerp, Bess, ais ge me liefhebt." „Ik zal er geen woord meer over spreken, lieve," zeide Bessie met een zucht; „maar ik wilde wel, dat ge nog geen andere betrekking had aan geknoopt, toen ge in kennis kwaamt met den anderen Brian, want ik weet, dat hij meer dan half verliefd op je was. En nu is hij wêer op weg naar het andere einde der wereld, en de Hemel weet of hij ooit terugkomt." De hemel boven haar hoofd be gon een grauwe kleur aan te nemen de zon ging onder in een zee van rood en goud, achter een groep eike- boomen aan den zoom van den ho rizon, en de donkere en prachtige vorm der bladerlooze takken teeken- de zich scherp af tegen dal gele licht. Wimperfield Park vertoonde zich bij na op zijn schoonst op een namid dag als deze; het grasveld was zacht en veerkrachtig na de herfstregens, de atmosfeer kalm en zoel, en de geheele dierlijke schepping, herten, ossen, konijnen, gevederd wild en een ontelbaar leger kraaien, was vol leven en beweging. Ida zeide weinig op 't geen Bessie haar had medege deeld betreffende haar neef. De beide meisjens liepen eenige oogenblikken voort, zonder een woord te spreken, terwijl Vernon ver voor haar uitliep, naar een boschjen prachtige Spaan- sche kastanjeboomen, die zich fier verhieven op den top van een heuvel, om daar de afgevallen vruchten op te zoeken. „Vindt ge 't niet jammer, dat hij vertrokken is?" vroeg Bessie einde lijk; „juist nu hij zich onder ons geves tigd had, en een aanvang gemaakt had met het aanbrengen van allerlei soort van verbeteringen op de boerderij van de Abdij, en zelfs het voornemen had opgevat om nieuwe scholen te laten bouwen." „'t Is jammer," antwoordde Ida. ,'t Is niets minder dan afgrijselijk. Hij is even slecht als die ellendige Ieren, die aanhoudend moorden laten plegen; of liever, hij zou even slecht zijn, zoo hij niet aan mijn vader op gedragen had, al zijne plannen ten uitvoer te brengen gedurende zijn af wezigheid." „Dat is heel mooi van hem." „Ja zeker, heel mooi; maar 't zal eene vreeselijke verantwoordelijkheid voor mijn armen vader zijn, en ik ben er zeker van, dat wij allen er last van zullen hebben, want papa's hoofd zal vol zjjn van die bouwwer ken, totdat ze geheel voltooid zullen zijn. Mijn arme John heeft beloofd op het bouwen der scholen toe te zien; en hij is zoo vreeselijk nauw gezet, dat hij, liever dan ook maai de kleinste bizonderheid te veronacht zamen, zich er voor aftobben zal, tot dat hij zoo mager is als een lat." „Maar verheugt ge je er dan niet over, dat hij van zooveel nut kan zijn." „Ik ben wel verplicht me er over te verheugen. Ik zal de vrouw van een geestelijke wordenen ik moet me zelve leeren alles uit een gemeen telijk oogpunt te beschouwen. John en ik zullen ons eigen meesters niet zijn, maar ons leven in dienst van onze gemeente besteden. Ons eigen genot, onze eigen gezondheid, onze eigen belangen moeten zoo goed als niets voor ons zijn. We moeten slechts bestaan als machines voor de instand houding der kerkedienst, en voor het hulpbetoon aan zieken en armen." „Indien ge dat een al te moeielijk leven vindt, lieve, er is nog lijd voor je, om je terug te trekken." „0, Ida, denkt ge, dal ik ben als de vrouw van Loth, en dal ik de val- sche, ijdele wereld, waaraan ik me onttrekken ga, zal betreuren? Wat leven zou voor mij te moeilijk wezen, als ik het mag deelen met hemT' „God zegene je, lieve. Ik houd het er voor, dat ge een zeer gelukkig leven te gemoet gaat," sprak Ida op ernsligen toon, en met een zweem van zwaarmoedigheid. Er was zooveel benijdenswaardigs in Bessie's lot. Daarop zeide zij, na een oogenblik gezwegen te hebben, op aarzelenden toon„is 't je bekend, waarom je neef Engeland verlaten heeft?" „Neen; ik weet er geen andere reden voor te bedenken dan zijne be wegelijke geaardheid. Hij is lid van het Aardrijkskundig Genootschap, ge lijk ge weet, en hij woorit getrouw alle vergaderingen bij. Eenigen tijd geleden heeft hij een of anderen ouden snaak zijne wijsheid hooren uitkramen over de gewesten benoorden Afgha nistan, en dat heeft in zulk eene mate zijne belangstelling gaande gemaakt, dat hij onmiddellijk het besluit heeft genomen, om voor eigen rekening een onderzoekingstocht te gaan on dernemen. En 't zou me niets ver wonderen, als hij daar door een of anderen woesten volksstam werd ver moord, of aan de koorts kwam te sterven." „Hij gaat toch niet alléén, hoop ik?" „Neen, hij heeft een vriend, die bijna even gek is als hij zelf, en zij gaan samen. De wilden kunnen dus, zoo het hun lust, er twee dood maken in plaats van éénen ik vermoed, dat zij een tolk en twee of drie dienst boden zullen bij zich hebben, en zoo krijgen de wilden nog meer te doen." „Laat ons hopen, dat zij zich niet naar werkelijk gevaarlijke plaatsen zullen begeven. Er moet in Indië voor een reiziger zeer veel te zien zijn, zonder dal hij zich daarvoor in ge vaar behoeft te stellen," zeide Ida, haar best doende om een vrolijker loon aan te slaan. „Maar de Engelsche reizigers, dat weet ge wel, stellen zich gaarne aan gevaar bloot, 't Is het eenige genot, dat zij zich voorstellen. Een man als Brian heeft hooren gewagen van een of anderen berg of van een oord, waar nog nooit te voren een Engelschman den voet gezet heeft, en hij zegt: „dat is juist wat voor mij," en de onder neming loopt natuurlijk hierop uit, dat hij het leven er bij inschiet." Zij hadden nu hare wandeling ten einde gebracht, en stonden thans vlak voor de portiek. „O Bessie!" sprak Ida, en het kostte haar moeite, niet in snikken uilte- barsten, „het leven is rijk aan treurige afwisseling. Herinnert ge je dien zo mermiddag, drie maanden geleden, toen Vernon en Peter op deze stoep stonden en ons vaarwel toeriepen, toen wij met je neef wegreden? En nu liggen die beiden op den bodem der zee, en is hij op weg naar het andere einde der wereld!" Het bezoek der Wendovers besloeg in alle opzichten allergelukkigst. Mrs. Wendover had in haar aard iets zoo zachtzinnigs, iels zoo aantrekkelijks, iets dat ieder, die met haar in aan raking kwam zoo dadelijk op zijn gemak zette, en daarenboven iels zoo karakteristieks, wal haar uiterlijke vormen betrof, dat Lady Palliser zich onmiddellijk met haar op haar gemak voelde, en hare nieuw aangenomen voorname menieren vergat en dien tengevolge vrij wat meer den indruk eener voorname dame maakte, daar toch hel afgemeten en sirenge stel sel van etiquette, zooals men dat vond voorgeschreven in de „Crème de la Crème", uiterst weinig overeenstemde met den oorsproakelijken aanleg van hel kleine vrouwljen. Zich vrij en op haar gemak te bewegen, druk te pra len en veel beweging te maken, vriendelijk en welwillend te zijn, dat was Fanny Palliser's natuur, en zij werd onaardig, wanneer zij die een voudige aandrift trachtte te bedwin gen met de wapenrusting van een stelsel van aangeleerde vormen. „Ik beb nooit een voorname dame lot vriendin gehad, die ik zoo gaarne lijden mocht als Mrs. Wendover," zeide zij in vertrouwen tegen Ida, een paar dagen na het bezoek. Fanny Palliser had zich niet in de zelfde mate op haar gemak gevoeld met Tante Belsy. Zij dacht, dat de oude vrijster salyriek was, en in haar hart een scherp oordeel velde over hare tekortkomingen. Tante Betsy's uitgebreide kennis had indruk op haar gemaakt, inzonderheid wanneer die dame met Sir Reginald over poli tiek sprak, en hem als 't ware schaak mat zette. Tante Betsy was liberaal bij het radikale af, en Sir Reginald een Tory van de ouderwetsche hal- slarrige type, die elke beweging in de richting van den vooruitgang als revolutionair beschouwde, en meende, dat zijn eigen partij het hoold ver loren had. „Ik houd niet van geleerde vrou wen," zeide Lady Palliser tegen Ida, toen de gasten vertrokken waren. „Ik twijfel er geen oogenblik aan, of Miss Wendover is welwillend en edelmoe dig ik moet zeggen, dat hare wel willendheid ten uwen opzichte aan het wonderbare grensde maar zij is niet mijn ideaal eener aanzienlijke dame. Die gekleede japon van bro kaatzijde was allerliefst en paste haar als een handschoenmaar do manier, waarop zij met haar ellebogen op de tafel leunde, toen zij onder het dessert met Sir Reginald in gesprek was nu, zulke manieren heb ik er nooit op nagehouden!" Brian Walford had zich bizonder aangenaam gemaakt gedurende het korte bezoek zijner familie aange naam aan beide zijden van hel huis. Hij wenschte met beiden op goeden voet te slaan. Hij wilde gaarne zijn oom en zijne tantes doen zien, dat men op Wimperfield een goeden dunk van hem had, dal hij een zeer ge waardeerd lid van het gezin was, dat hij geacht en bemind werd door de familie zijner vrouw, dal zijn huwlijk eene verstandige onderneming mocht heelen, en dat de wolk, welke den aanvang van zijn huwlijksleven ver duisterd had, ten eenenmale van zijn horizon was weggedreven. De men- schen vergeten en vergeven zoo spoe dig een kleinen misstap, als de zondaar zijne bezwaren maar mooi te boven komt, en wanneer hij een voorspoedig lid der maatschappij wordt. De Kolo nel en zijne vrouw, die altijd veel van Ida gehouden hadden, hielden nu nog des te meer van haar, nu zij haar in een deftig huis gevestigd zagen de eenige dochter van een man van vermogen en aanzien. Des morgens vóór haar vertrek gelukte het Miss Wendover een klein téle-d-têle met Sir Reginald te hebben, en bij die gelegenheid deelde zij hem mede, dat zij van plan was, de helft van haar geld aan hare nicht Bessie, en de andere helft aan haar neef Brian Walford te vermaken. Wordt vervolgd). Gedrukt bij DE ERVEN DOOSJES te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1888 | | pagina 8