HAARLEMSCH
No. 1
Elfde Jaargang
telephoonnummer
144.
met AMSTERDAM.
van WOENSDAG 9 Januari 1889.
Uitgave van DE ERVEN LOOSJES, Gedempte Oudegracht 86.
TELEPHONISCHE VERBINDING
ABONNEMENTSPRIJS
Per drie maanden25.
franco p. post B —,40.
Afzonderlijke nommers 3 centen per stuk,
Prys per Advertentie van 1 tot 5 regels 25 cents, elke regel
meer 5 cents, groote letters naar plaatsruimte.
VERSCHIJNT:
Dinsdag- en Vrijdagavond.
Advertentie worden, aangenomen tot DINSDAG en VRIJDAG des middags ten 12 ure, die alsdan zoo mogelijk nog worden geplaatst.
Ingezonden.
IJSVERMAAK.
Welken hollandsche jongen en tegen
woordig ook meer en meer der meisjes,
ja volwassenen en zelfs ouden van dagen,
tintelt niet reeds het hart bij de gedach
te aan ijsvermaak. En niet ongegrond
my dunkt, het is een der gezelligste en
aangenaamste uitspanningen, welke men
zich denken kanwaar wordt stand en
rang meer verloochend dan op de ijsbaan,
waar is men gezelliger by elkaar, waar
is men vrijer en gemakkelijker in zijne
bewegingen, waar hulpvaardiger, waar
vrijgeviger, waar, ja, waar zou ik eindi
gen met ailes op te noemen wat het ys-
vermaak ons biedt. Toch is ook hieraan
weer een schaduwzijde verbonden, die het
genot soms vergalt. Ten eerste het zich
op het ijs te wagen, wanneer dit nog niet
krachtig genoeg is, evenzoo, wanneer het
reeds te veel van zyne kracht verloren
heeft. Dit is nu wel meer het werk van
kinderen toch iB het een gevaarlijk werk,
zooals het den 10 Nov. reeds bleek. Een
jongentje van 6 jaar was er toen reeds
het slachtoffer van, niettegenstaande bijna
bovenmenschelyke hnlp werd verleend om
het te redden.
Dan ook dit nog: al is het ys reeds
sterk genoeg, hoeveel ongelukken gebeu
ren er niet door onbedachtzaamheid of
onwilligheid? Zon het znlk een groote
opoffering zijn by het schaatsenrijden,
even als by het rijden per rijtuig de
goede gewoonte te volgen van rechts uit
te halen. Als dit algemeen werd gedaan,
zouden zeker wat minder gevallen van
ernstige kneuzingen opgedaan worden.
Zouden de baanvegers dit niet steeds aan
het publiek willen herinneren en tevens
hunne primitieve loopplanken onder de
bruggen niet zoo knnnen inrichten, dat
zij wat minder gevaar opleverden, door
een loopplank rechts en links te maken
behoorlijk van leuningen voorzien?
Het publiek, dat op het ys vrijgevig
is, zou ook die moeite gaarne beloonen.
Het ysvermaak zou daardoor grooter en
het gevaar minder worden.
Dat alle liefhebbers van schaatsenryden
en ysvermaak hieraan medewerken is de
wensch van een medeliefhebber.
Arminius.
{Eerste uitvoering Toonkunst.)
De Afd. Haarlem der Maatschappij tot
bevordering der Toonkunst geeft a. s.
Vrijdag avond haar eerste concert in de
muziekzaal der sociëteit Vereeniging"
met de uitvoering van het oratorium
„Arminius" van Max Bruch. Daar dit
werk nog niet ten onzent gemaakt is,
kan het misschien zyn nut hebben, den
belangstellenden lezers het historische feit
uit de Duitsche geschiedenis, waarop het
werk betrekking heeft, in herinnering te
brengen.
In het jaar 9 na Chr. werd Publius
Quintilius Varna stadhouder over de Ger-
maansche volkstammen, welke aan het
RomeiBsche gezag onderworpen waren.
Hij regeerde met groote gestrengheid en
verbitterde daardoor in hooge mate de
vrijheidlievende Germanen. Eene hevige
gisting ontstond er onder het geheele volk
en weldra zou ééne vonk voldoende zyn,
om het uur van den opstand te doen
ontbranden. Die vonk werd geworpen door
een jong Dnitscher Herman (Arminius)
gesproten uit een edel geslacht der Che-
ruskers.
Deze jonge held, teruggekeerd nitRo-
meinschen krijgsdienst, zag met smart de
vernederingen, die zyne stamgenooten van
de Romeinen moesten verduren en den
nevel van somberheid, waarin zyn schoone
land lag verzonken. Spoedig rijpte bij
hem het grootsche voornemen, Duitsohland
van het juk der tirannen te bevrijden.
Naar de verschillende Germaansche stam
men zond hy boden uit, om hen tot een
opBtand aan te sporen. Een groot Duitsch
bondgenootschap tegen de overheerschers
kwam tot stand. Varus lag met een leger
van 50.000 man aan de Wezer. By ver
moedde niets van de in het geheim voor
bereide plannen der Duitschers. Hij ge
loofde zich sterk in zyne welverschanste
legerplaats en de schijnbare gedweeheid
en onderworpenheid der omwonende vol
keren stelden hem volkomen gerust. Daar
komt echter eensklaps tot hem het be
richt van eenen opstand der Sicambren,
een verwijderde stam. Varus ziet zich
genoodzaakt zyne legerplaats te verlaten.
Hy dwingt de Duitsche heirvoerders hem
met hulptroepen te volgen. Ook Arminius
bevindt zich by hem. De weg voert door
het Teutoburgerwoud, een woest en on
herbergzaam bergland. De Romeinsche
legioenen trekken in vermoeiende dag-
marschen verder; schijnbaar gehoorzaam
volgen de Dnitsche legerhoofden, maar
onderwijl snellen van dorp tot dorp de
ylboden rond, het volk oproepende tot
den heiligen krijg. Overal in het Dnitsche
land, van de Elbe tot den Rijn, weer
klinkt de lnide kreet om vrijheid. Woeste
krijgsbenden verzamelen zich, duizenden
en nog eens duizenden stroomen van alle
stammen en uit alle streken van Duitsch-
land samen. Siegmnnd, een Germaan die
Romeii.sch priester was geworden, ver
scheurt zyn ambtsgewaad en schaart zich
in de gelederen zijner landgenooten. Ar
minius is de ziel van den opstand, zijne
vurige taal ontvonkt de geestdrift der
dapperen. Weldra doen zij eenen aanval
op de vermoeide en afgematte Romein
sche soldaten. Onder een ijzingwekkend
krijgsgeschreeuw dringen de Germanen
op de vijanden in en koelen hnnne aan
razernij grenzende woede in een vreese-
lijk bloedbad. Het prachtige Romeinsche
leger, de dappere legioenen, die de over
winning aan hunne adelaars schenen ge
hecht te hebben, worden vernietigd. De
engel der wrake zweeft met een van bloed
druipend zwaard over het slagveld. Varus
zelf stortte zich radeloos in zijn zwaard
om vreeselyker dood te ontkomen. Het
bericht van zyne nederlaag veroorzaakte
in Rome schrik en ontzetting. Keizer
Angnstns gaf zich onbeteugeld aan de
grootste droefheid over. Hy verscheurde
zijne kleederen en riep handenwringend
„Varus, Varus! geef mij mijne legioenen
weder!"
De „Arminius" van Max Bruoh be
weegt zich, wat den inhoud betreft, met
groote vrijheid om het geschiedkundige
verhaal. Met het doel om handeling en
dramatische effecten te verkrijgen, heeft
de dichter den draad der historie menig
maal losgelaten. Hier laten wij het ver
loop der handeling naar het gedicht en
naar de mnzikale bewerkiDg ervan volgen.
Een koor van Germanen, rustig levende
in de dalen van Thuiskons heuvelen, leidt
het werk in en vraagt van angst en
schrik vervult, bij het zien der Romein
sche troepen
-Was walzt sich, dunkeln Wetterwolkeu gleicb,
Von Thuiskons Hügeln schsvarz in 's Thai herab
Wer sind die frcmden Völker,
Die dort in endlos langen Reih'n,
Gar schrecklich anzuseh'n
Hernieder steigeu?"
In een recitatief antwoordt Arminius:
-Es sind die Scbaaren Latiums.
Was führt mir die verhassten her?"
Ook Siegmund treedt op en meldt de
komst der overweldigers:
-Sie nah'n, aie nah'n die blut'gen Tyrannen".
In het daarop volgende koor geven de
Romeinen zelf antwoord op de vragen der
ontstelde dalbewoners.
-Wir sind des Mars gcwalt'ge Söhne.
A us Götterkraft gezeugt sind wir!
Vor unsero Wallen sanken
Der Erde stolze Reicbe."
Op deze snoevende taal volgt de stoute
voorspelling van Arminins.
-Doch hier ist ihrer Ilerrscbaft Grenze.
Hier wird erbleicben ihres Ruhmes."
Het koor, samengaande met het duet
van Arminins en Siegmund, ondersteunt
deze uitspraakhet zingt van de vryheids-
zucht, die er woont onder de Germaansche
stammen, en die hen sterk zal maken in
de ure des gevaars.
-Wir Wodans freie Söhne, wir beugten
nie den Nacken dem fremden Joch!"
Het 2de deel vangt aan met eene scene
»im heiligen Hain«. Eene priesteresse
bereidt "het volk voor tot den strijd. Zij
roept voor den vrijheidskamp de hulpe
der goden in. Ook het volk werpt zich
voor Wodan neder.
»Ihr Götter, "Walhallas Bewohner,
Neiget eucli gniidig uns."
In het 3de deel kondigt Arminins den
opstand aan. Niet langer kan hij dulden
den smaad der onderdrukkers en de mar
telingen, die het vrije volk moeten ver
duren.
«Die Miinner scblagen sie mit Ruthen
Und sprechen mit dem Beile recht
Sie rauben die Jungfrau'n mit frecber Hand."
Siegmund voegt daarbij de klaohten
over zijne ballingschap. In eigen land
dwaalt hij om als vreemdelingzyn vader
zucht in ketenenzijne bruid treurt in
diepe verslagenheid. Hetkoor (zesstemmig)
beschrijft de ellende, waarin het volk ge
dompeld is. Dan vraagt Arminius weder
-Dulden wir langer die Schmach,
Wir, Wodans freies Volk?"
Het
-Zum Kampf, zum Kampf
Zum heiligen kampf."
van het koor is daarop het antwoord.
Het 4de deel schildert den strijd. De
Priesteresse smeekt Wodan de overwinning
af. Het koor herhaalt hare beden en be
zingt ten slotte de victorie. In het he-
meisch Walhalla klinken in gouden zalen,
de bekers ter eere van de gevallen jon
gelingen, helden der bevochten vrijheid.
Siegmnnd ligt zwaar gewond op het. gras
tapijt. aan den zoom van het wond, ba
dende in zyn bloed. Het hoorngeschal,
het teeken der overwinning, treft zyn oor.
"Horch! HorchSiegl Sieg
Nun sterb' ich gem, ihr Brüder."
roept hij vol vreugde nit. Dan heft hy
zich op en smeekt
-Hebt mich empor und bettet mi eb im Ilain,
Wo grün der heil'gcn Eichen Wipfel dunkeln,
üass icb an heil'ger Statte stcrbe!"
Een zesstemmig koor herhaalt dit ver
zoek, waarna Siegmund, die zich nog
eenmaal in de liefde van zijne brnid ge
lukkig heeft gevoelt, sterft. Een vrouwen
koor, dat zich vermengt met den zegezang
der terngkeerende Germanen, brengt den
strijders hnide en kranst Arminins met
frissche lauweren. Deze geeft Wodan de
eere
-Nicht meine Kraft, der Götter Hülfe war's,
Die uns aus grosser Notb befreit!"
Het slotkoor brengt dank aan de ge
vallen helden en de Dnitsche dapperen.
De partyen van Arminius, Siegmund
en de Priesteresse zullen vervuld worden
door de H.H. Blauwaert, Rogmans en
Mej. Zegers Veeckens. Indien het dit
drietal gelukt het solowerk goed tot zyn
recht te brengen hunne namen doen
ons het beste verwachten belooft ook
deze uitvoering van Toonkunst veel ge
not. De koren en de instrumentale bege
leiding zyn, onder de leiding van den Heer
Robert reeds lang by de zang en orkest-
vereeniging onzer afdeeling in yverige
studie. B.
Weten en Werken.
De eerste spreker in het nieuwe jaar
was de heer P. H. Lamberts uit Am
sterdam. De heer Lamberts is een der
meest geliefde sprekers, en het is dan ook
daarom dat „Weten en Werken" op zoo'n
avond ook veel te klein is.Elk zit- of staan-
plaaUjc is dan bezet, met moeite loodst
onze Menke dan den spreker in den vei-
ligen katheter binnen, op gevaar af dat ge
uwe jasknoopen er by inschiet. Toch zyn
we niet onwillig om op zij te gaan, cnsar
het gaat niet; de stoelenrijen staan zóó
dicht ineen, dat we wezenlijk niet weg
kannen en dan staat bovendien nog eeD
zestig of zeventigtal mannen opeengepakt, ge
weet niet hoe ze hetnithouden Toch staan
zij pal, zy rooken heel kalm hun pyp of
sigaar uit en als de spreker optreedt, is
alle moeheid vergeten. De heer Lamberts
brengt altijd een goede dosis hnmor mede.
De aantrekkelijkheid van zijne voordrach
ten zit niet zoo zeer in het nieuwe, dan
wel in de meesterlijke wijze waarop hy
ons in de toestanden weet te verplaatsen.
Zoo droeg spreker voor de novelle van
Wérumens Baning getiteld: De onde ad
miraal. Velen onzer hadden die gelezen,
maar ziet ge, als ge 't zoo hoort doen,
dan zien we de personen en toestanden
in een heel ander lichtDan beginnen
we den kranigen onden zeeofficier lief te
krygen, ondanks zijne soms wel wat mis
plaatste rondborstigheid.Hoe treffend b.v.b.
uit hij zich, als hij vertelt van zijne over
leden zuster, die hij zoozeer miskend heeft,
doch wier eenige zoon aan hem zijne po
sitie in het leven dankt. En als ge dan
den heer Lamberts het gesprek hoort voor
dragen, dat de admiraal houdt met den
bootsman Haverbak, toen bij na vier dagen
afwezigheid plotseling met een zuigeling
bij zich uit de incht komt vallen, kijk,
dan vinden wij zelfs dien Haverbak een
flinken vent en, heeft de indrnk dien des
admiraals factotum op ons maakt zoo iets
van een jabroer, nu beginnen wij in te
zien, dat die man wezenlijk- een rol te
vervullen heeft in het familie-leven van
zijn heer. Sterven is meestal voor velen
een schrikkelijk ding, maar als de heer
I ..unberts den admiraal zoo kalm, zoo vre
dig laat doodgaan, dan komt ons het heen
gaan niet meer zóó erg voor. Wij ge
voelen dan, dat zóó het verscheiden kan
zyn van een man, die voorgaat na een
leven van plichtsbetrachting in vrede met
God en de menschen, en wiens eenige
fout was: Geen vrede te hebben met al
wat kleinzielig en onnatuurlijk was.
Zóó te sterven na een welbesteed leven,
wie zou 't niet wenschen
Wat anders haast nooit gebeurt, had