HET GOUDEN KALF
door M. E. Braddon.
00)
Ongelukkigerwijze was zelfs haar be
langeloos genot in het bijzijn haars
broeders niet onvermengd. Zij vergat
geen oogenblik haar plicht als echtge-
noote, en schoot nooit lekorl in belang
stelling ten opzichte van haar man. En
toch was liet maar al te blijkbaar,
dat Brian eene ziekelijke jaloezie koes
terde ten aanzien van het jongsken.
Hij sprak zelden over Vernon, zonder
een hatelijken grimlach, wanneer hij
en zijne vrouw alleen waren; ofschoon
hij wel oppaste zich op minder aan
gename wijze over Vernon uittelalen,
in tegenwoordigheid van Lady Palli-
ser. Hij schimpte op de pozitie van
den jeugdigen knaap, alsof men deze
het kind als eene zonde kon toere
kenen hij noemde hem den mikros-
kopieschen baronet, den vrijheer in
de kinderkleêren, en lachte met bit
tere hatelijkheid, wanneer een weinig
aanmatiging zich in het anders zoo
lieftallige karakter van het kind open
baarde.
Ida verduurde deze ziekelijke jaloe
zie met een geduld, dat bijna held
haftig mocht heeten. Zij zag, dat haar
echtgenoot ziek was, en dat die ge
heimzinnige ziekte van hem, welke
zij in 't eerst als louter hypochondrie
beschouwd had, maar al te zeer eene
werkelijke ziekte was. 't Was eene
ziekte, die meer de ziel dan hel li
chaam aangreep. Brian's karakter had
een algeheele verandering ondergaan,
sedert zijne ziekte een aanvang had
genomen. Hij die vroeger zoo gemak
kelijk van humeur, zoo levendig placht
te zijn, was nu droefgeestig en prik
kelbaar, en somtijds praatte hij zoo
druk, dat het hen, die hel hoorden,
pijnlijk aandeed. Soms ook maakte
hij zich vreeselijk boos om kleinig
heden, en dan verbeeldde hij zich
altijd, dat men hem veronachtzaam
de en hem niet behandelde zooals het
behoorde.
Te vergeefs betoogde Lady Palli-
ser en Ida, dat het zoo hoog noodig
was, den raad van een geneeskundige
in te winnen, Brian weigerde hard
nekkig den plattelandsheelmeester van
de plaats te ontvangen; en, daar hij
voor het uiterlijke niet ziek was, en
zich vrij bewegen kon, en zelfs krach-
lig genoeg was om buiten te gaan
wandelen, bestond er geene veronl-
schu'diging om zonder zijne toestem
ming den dokter te ontbieden.
„Indien ik gevoelde, dat hel noo
dig was den raad van een genees
kundige in te winnen, zou ik naar
Londen gaan en met Mallison over
mijn ongesteldheid spreken," zeide
hij„maar 't eenige wat me mankeert,
is diep gevoelde teleurstelling. Ik be
gin te gevoelen, dat mijn leven een
mislukt leven moet heeten. Andere
lui van mijn leeftijd zijn me in 's le
vens wedloop voorbij gesneld; en 't
valt hard, als men negen-en-twintig
is, zich verslagen te moeten voelen."
„Maar, Brian," antwoordde zijne
vrouw op minzamen toon; „wanneer
werkelijk je tijdgenooten het verder
gebracht hebben, gelooft ge niet, dat
het komt, omdat zij zich meer inge
spannen hebben? Bedenk wal Paulus
zegt aangaande den man, die den prijs
verkrijgt
„Preek wat ik je bidden mag nietl"
riep Brian driftig uit. „Ik verzeker
je, dat ik me genoeg ingespannen heb;
me ingespannen ja, den eenen
nacht voor en den anderen na ge
zwoegd en geslaafd met het schrijven
van arliekels voor die helsche tijdschrif
ten, om mijn handschrift na verloop
van bijna een jaar mei dankbetuiging
terug te ontvangen; met me af te zitten
lobben op vreeselijk dorre rechtszaken,
met het doel om een verwaand amb
tenaar van het openbaar ministerie
op zijn plaats te zetten, die me be
jegende als een nietsbeteekenend voor
werp, en voorgaf niet eens mijn naam
te kennen. Ik verzeker je, Ida, de
Balie is een bedrijf, dat iemand ziek
maakt; de letterkunde is nog erger;
er is eigentlijk geen enkele betrekking
meer, die goed mag heeten. Europa
wemelt van mannen, die eene gelet
terde opvoeding ontvangen hebben
zij zwermen overal als muggen in een
warmen zomer een enkel exem
plaar geeft het aanzijn aan miljoenen
levende schepselen. Wanneer ik de
mannen met pruiken op en toga's aan
de binnenpleinen van den Temple op
en neêr zie loopen wanneer ik gansche
zwermen van die mannen op al de
trappen zie, wanneer ik ze elkander
zie verdringen bij de deuren der
gerechtshoven, dan doen ze mij on
willekeurig denken aan de ijverige,
hongerige schepsels, die zich bij een
mierennest bewegen."
flij liep in opgewonden stemming
en driftig de kamer op en neder, hoe
wel er toch geen aanleiding was ge
geven voor die opgewondenheid en
die drilt.
„Maar in uw geval, Brian, is de
weg toch, naar 'l me voorkomt, zoo
gemakkelijk gemaakt als 'l maar mo
gelijk is. In eenen zoo onafhankelijken
toestand als waarin wij verkeeien,
levert toch waarlijk de levensweg niet
zooveel bezwaren op."
„Ik ben je er dankbaar voor, dal ge
me onder den neus wrijft, hoeveel ik
aan .je vader verplicht ben, spiak
haar echtgenoot met een hatelijken
grijnslach.
„Ik dacht niet bepaald aan mijn
vader. Ge zijl evenzeer veel verschul
digd aan je neef."
Ja, mijn neef is verbazend edel
moedig geweest - verdoemd edel
moedig maar zoudt ge denken, dat
hij even edelmoedig zou geweest zijn,
indien ik met een andere vrouw ge
trouwd ware? Ik weet natuurlijk heel
goed, hoe hel alleen om uwentwil
geweest is, dal hij mij dat jaarlijksch
inkomen gegeven heeft. Meent ge,
dat hij vroeger ook zoo scheutig was?
Neen, zoo nu en dan kreeg ik maar
eens één- of tweehonderd pond van
hem, wanneer ik erg in't nauw zat;
maar anders nooit wat. Om uwentwil
alleen is hij zoo mild geweest."
„Ge hebt hel recht met, zoo te
sp"eken,"antwoordde Ida verontwaar
digd.
„Ik heb het recht aan mijne vrouw
te zeggen wal me goeddunkt. Ik heb
hel niet vergeten, wat ge me dien
dag in hel hotel gezegd hebt. Ge
hebt het me in mijn gezicht gezegd,
dat ce een ander man bemindet. Meent
se dat ik zoo'n stoffel was, om met
te'kunnen raden, hoe die man heet
te Ge waart verheid geworden op
Wendover van de Abdij, vooidat ge
hem nog gezien hadt; en je onschul
dige liefde voor een schaduwbeeld
werd schuldige liefde voor een man,
nadat gij mijne vrouw geworden waart.
Ik heb er alles van geweien; maar
ik heb niet geduld, dat ge mij den
zak gaaft. Ik heb al sedert lang ge
weten, dat ik niets voor je was, dal
ge mij verachttel, ol misschien me
verfoeidet, en doordat ik dat wist,
ben ik geworden wat ik ben een
vervallen, bedorven man, een vviak,
op negen-en-twintigjarigen leelujd
„O, Brian, dat is al te wreed Heb
ik ooit ten uwen opzichte mijn plicht
verzaakt
„Loop naar den duivel met je
plicht! riep Brian woedend uit. „Ik
begeerde je liefde, niet je plicht
liefde, zooals ik meende, dal gij die
voor mij gevoelde! op die herfstdagen
aan den oever der rivier. Groote God,
hoe gelukkig voelde ik me toenIk
was geen sixpence rijkik zat lot
over de ooren toe in de schuldmaar
ik meende, dat ge mij bemindet, en
dat we ons gelukkig zouden gevoelen
op ons zolderkamerljen, totdat de
Fortuin zou goedvinden ons hare gunst
te toonen."
„Ik geloof niet, dat een zolderka
merljen lang in je smaak zou zijn
gevallen, Brian, al had ik je ook nog
zoo teeder bemind. Ge zijt daartoe al
te sybaritiesch
„Ik zou gelukkig met je geweest
zijn. Ik zou me als in een hof van
Eeden gevoeld hebben. Maar het
Noodlot heeft niet gewild, dat ik ge
lukkig zou wezen. Ik ben een ramp
zalig wezen, gedoemd lol rampzalig
heid, voordat ik geboren was, lot
ellende in deze wereld en hier na-
maals. Ja, ik begin te gelooven, dat
Galvijn gelijk had er zijn inen-
schen, die tot verdoemenis zijn voor
bestemd. Voordat de sterren hun
kringloop beschreven, toen al de zon
nen en manen en planeten nog niets
dan ringen van gloeiend gas waren,
die rondwentelden in de oneindige
ruimte, was mijn doemvonnis reeds
opgeschreven in het boek van hel
Noodlot."
Brian was in den laatslen tijd
gewoon geweest, zulke half wan
hopige, half toornige ontboezemin
gen te laten hooren. Ida had het
uiterste geduld met hem. Soms trachtte
zij hem tot bedaren te brengen, soms
redeneerde zij met hemmaar toch
wist zij niet met zekerheid, hoeveel
van deze ontboezemingen een uit
vloeisel waren van eene werkelijk
sombere gemoedstemming, en hoe
veel daarvan niets dan geraaskal was.
De uren, welke zij met hem door
bracht, waren in de hoogste mate
pijnlijk, en steeds nam zijn opgewon
denheid toe, meer en meer nam hij
het haar kwalijk, als zij niet bij hem
was, en meer en meer ook nam zijne
wrevelige jaloezie ten opzichte van
Vernon toe.
Wal Ida bovendien pijnlijk aandeed,
't was hare steeds toenemende overtui
ging, dat de treurige zielstoestand
haars echtgenoots voor een groot deel
te wijten was aan het voortdurend
gebruik van brandewijn met soda
water, en aan de Champagne, die hij
bij den maaltijd, en aan den Port ol
Bourgogne, dien hij na den maaltijd
dronk. Hoe pijnlijk het ook moest zijn,
over zoo iets te spreken, zij trok toch
op zekeren morgen de stoute schoe
nen aan, en gal hem openhartig te
kennen, dat, naar haar overtuiging,
zijn lijden een gevolg was, van eene
bij hem tol gewoonte geworden on
matigheid.
„Ge drinkt den geheelen dag door
sodawater met brandewijn. Ge hebt
zelfs 's nachts brandewijn in je slaap
kamer, Brian," zeide zij. „Ik ben er
verzekerd van, dal ge zeil niet eens
weel, hoeveel ge wel in vier-en-twintig
uur tijds gebruikt."
„Ik weet heel goed, dal ik geen
dronkaard ben, indien ge dat misschien
bedoelt," antwoordde hij, en hij werd
bleek van woedeen toen barstte hij
in een vloed van vloeken en scheld
woorden uit een taal zooals zij tot
op dit oogenblik nog nooit over eens
menschen lippen had hooren komen
en zijne vrouw vlood huiverend en
hevig ontsteld uit de kamer.
Toen ze weêr bij elkander kwamen,
was hij zoo mak als een lam legen
haar, en hij zinspeelde hoegenaamd
niet op het lonneel, dat was voor
gevallen. Maar zij merkte op, dat bij
van toen af voorwendde minder te
drinken, en dal hij onder den maal
tijd op listige manier maakte, dat zijn
glas weder gevuld werd. Hij had niet
meer een flesch met brandewijn op
het tafeltjen bij zijn bed staan, zoo
als tot nu toe zijne gewoonte geweest
was, daar hij voorgaf, dat een weinig
slappe grog van brandewijn bevor;
derlijk was, om hem te doen slapen-
ook prijkten de sodawaler-flesschen
en de brandewijn-karaf niet meer op
eene der tafels in zijne studeerkamer
maar meer dan eens zag zijne vrouw
hem, ongemerkt naar hij waande, naar
de eetkamer sluipen, om zich te voor
zien aan het buffet; en wanneer zij
in den loop van den nacht in zijne
kamer kwam, om te zien of hij sliep,
riekte zijn koortsachtige adem naar
brandewijn. Later, toen er nog wat
tijd overheen gegaan was, bevond zij,
dal zijne kleederen zelfs een geur
van sterken drank verspreidden.
Niet lang daarna begon hij op ge
heimzinnige wijze te spreken over
een ongelegenheid, die hem boven 't
hoofd hing, en die allengs den vorm
aannam van een gerechtelijke vervol
ging, met welke hij bedreigd werd,
Hij was valschelijk beschuldigd van
eene vreeselijke misdaad van eene
gruwelijke zonde afgrijselijk als de
poorten der hel. Hij was onschuldig,
maar het aantal zijner vijanden was
legio, en elk oogenblik kon er een
agent der detektieve politie naar Wim-
perfield gezonden worden, om hem
in hechtenis te nemen. Eens op een
avond 'l was zomer, en de avond
begon na den maaltijd te vallen
kreeg hij het in zijn hoofd, dat een
der kamerdienaars een persoon,
wiens gelaat hem toch niet vreemd
kon zijn een vermomde politie
agent was. In woede ontstoken, greep
hij dien waardigen jonkman bij de
keel, en de hofmeester had vrij wat
moeite om te voorkomen, dat hij den
jongen John Thomas mishandelde.
Maar toen de lampen binnen gebracht
werden, ontdekte Brian, dat hij zich
vergist had, en verontschuldigde hij
zich bij den kamerdienaar.
„Ge weet niet, welke duivels die
agenten der geheime politie zijn,"
zeide hij om zijn zonderlinge handel
wijze eenigzins op te helderen „zij
kunnen zich op allerlei manier ver
mommen. En als zij zich eenmaal
van me meester gemaakt hebben,
dan zal de zaak in Westminster Hall
gerechtelijk onderzocht worden. We
ken zullen er meê heengaan eer het
verhoor zal zijn afgeloopen, en de
geheele Balie zal er bij te pas komen
en dan zal de zaak gebracht worden
voor het Huis der Lords. In een eeuw
tijds is er zoo'n zaak niet voorgeko
men. Geheel Europa zal er vol van
zijn."
„Beste Brian, ik ben er van over
tuigd, dal het niets dan een spook
beeld is, waarvoor ge je zoo bang
maakt," sprak Ida, die hem lot be
daren trachtte te brengen; „ge kunt
zoo'n goddelooze daad niet begaan
hebben."
„Begaan, neen! Ik ben zoo on
schuldig als een pasgeboren kind
maar de geheele Balie en het Hof
ook heeft tegen me saamgezwo
ren. Zij zullen hunne zaak winnen,
daar kunt ge staat op maken, 't Is
eene zaak voor eene jury"dat heeft
de Lord Kanselier gezegd, toen ik
met hem over de zaak sprak."
Van nu aan viel er niet meer aan
te twijfelen, ol hij leed werkelijk aan
verstandsverbijstering. Lady Palliser
ontbood den dorpsgeneesheer, wien
het zeer weinig moeite kostte, uit de
verschijnselen op te maken, welke de
aaid der ongesteldheid was. Slapeloos
heid, onrustige nachten, aanhoudend
woelen en zich keeren van de eene
zijde op de andere, voortdurend pra
ten, ijselijke droomen, afneming van
het gezichtsvermogen, nevels voor de
oogen, dal deze verschijnselen aan
wezig waren, werd aan Mr. Fosbroke
door de vrouw van den patiënt me
degedeeld. De lijder zelf bewaarde een
hardnekkig stilzwijgen over zijn toe
stand, of liever, hij verklaarde, dat
hem niets scheelde, en gaf den ge
neesheer vrij duidelijk te kennen,
dat hij diens bezoek beschouwde als
een onbeschofte indringerij.
Wordt vervolgd)
Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES te Haarlem,