JOHN TREVERTON'S KRUIS. 5) door Miss M. E. Braddon. Zij konden eene tamelijk groote uit gestrektheid gronds bezien tusschen een achtuursontbijt en een zesuurs- middagmaal, en John Treverton mocht het genoegen smaken een groot ge deelte te overzien van de uitgestrekte landerijen, die naar alle waarschijnlijk heid zijn eigendom zouden worden,doch de pachthoeven, die in den onmiddellij- ken omtrek van llazlehurst gelegen wa ren, maakten nog geen derde gedeelte van Jasper Treverton's bezittingen uit. Mr. Sampson deelde aan zijn tocht genoot mede, dat de landerijen een jaarlijksch inkomen van omstreeks elf duizend pond vertegenwoordigden, terwijl er bovendien nog een inko men van omstreeks drie duizend pond was, voortvloeiende uit in fondsen belegd kapitaal. De oude man was begonnen met een jaarlijksch inko men van slechts zesduizend pond, maar een gedeelte van zijn land grensde onmiddellijk aan de stad Beecharnpton, en was gebruikt voor bouwterrein, en dientengevolge was de waarde daarvan zevenmaal zoo groot gewor den. Ilij had eenvoudig en stil geleefd, en jaren achtereen had hij zijn ver mogen vergroot door nieuwe aankoo- en beleggingen, totdat het dit tegen woordig bedrag bereikt had. Van zulk een rijkdom te hooren, 't was voor John Treverton als een droom van een tooverland. Mr. Sampson sprak er over, alsof de geheele nalatenschap werkelijk in 't bezit van zijn gast was. De man van zaken kon het zich niet als mogelijk voorstellen, dat óf de benoemde erfgenaam, óf de jongedame eenig gemoedsbezwaar zouden kunnen hebben tegen het voldoen aan eene voorwaarde, waardoor aan hen beiden het bezit van zulk een aanzienlijke nalatenschap verzekerd werd. Het sprak, meende hij, vanzelf, dat Mr. Treverton ten behoorlijken tijde for meel aanzoek zou doen om miss Mal colm's hand, en dat zij hem het ja woord geven zou. De dwaasheid, dat óf de erfgenaam, óf de jonge dame mocht weigeren, aan eene zoo gemak kelijke voorwaarde te voldoen, was in de oogen van den notaris nauwlijks denkbaar. Daar hij de zaak uit dit oogpunt beschouwde, bevreemdde het Mr. Sampson een ietwat sombere en trooste- looze stemming op te merken bij zijn tochtgenoot, welke, naar 't hem voor kwam, ten eenenraale onnatuurlijk was voor een man in zijne pozitie. John Treverton's oog tintelde van opgewon denheid, alshij staarde op de uitge strekte landerijen, die de notaris hem liet zienmaar een minuut daarna werd de uitdrukking van zijn gelaat weder somber, en luisterde hij naar de beschrijving van het landgoed met een droomerig en lusteloos gezicht, waar van Thomas Sampson zich geene ver klaring kon geven. De notaris waagde het dit op te merken, toen zij in de winterschemering huiswaarts reden. „Ja, ziet ge, mijn waarde Sampson, er kan nog zooveel gebeuren voor dat we zoover zijn," antwoordde John Treverton, op dien luchtigen toon, die zoo bizonder in den smaak viel van de meeste lui. „Ik moet eerlijk bekennen, dat de wijze, waarop deze nalatenschap aan mij vermaakt is, eene groote teleurstelling voor me is. Mijn neef Jasper had me verzekerd, dat zijn dood mij tot een rijk man zou maken. In plaats daarvan zie ik me een troosteloos jaar wachtens voor oogen gesteld, terwijl mijn kans om in '1 bezit van dit fortuin te komen geheel afhankelijk is van de grillen eener jonge dame." „Gij kunt toch geen oogenblik ver moeden, dal miss Malcolm uw aan zoek van de hand zal wijzen, is het welP" Het duurde zóó lang eer John Tre verton antwoordde op deze vraag, dat de notaris zich genoopt voelde haar op luider loon te herhalen, daar hij zich verbeeldde, dat de ander haar niet gehoord had. „Of ik denk, dat zij mijn aanzoek van de hand zal wijzen?" herhaalde Mr. Treverton, op mijmerenden toon. „Ja, daar weet ik niets van. Vrouwen hebben wel eens romaneske begrippen ten aanzien van de geldkwestie. Zij heeft genoeg om van te leven, ziet ge, dat heeft zij mij gisteren avond gezegd, en 't kan heel goed zijn, dat zij liever een ander tot man neemt. De bepalingen van dezen uilersten wil zijn er geheel op aangelegd, om een meisjen, dat eenig gevoel van eigenwaarde heeft, tegen mij in 't har nas te jagen." „Maar zij weet, dat zij, door uw aanzoek van de hand te wijzen, u berooven zou van de u vermaakte nalatenschap, en dat zij de wenschen van haar vriend en weldoener verij delen zou. Me dunkt zij zal niet zoo ondankbaar willen wezen van zoo iels te doen. Reken er op, dat zij 't haar plicht zal rekenen, u tot min te nemen een niet zeer onaangenamen plicht, met een man te trouwen, die veertienduizend pond 's jaars inkomen heeft. Op mijn woord, Mr. Treverton, ge hebt naar 't me voorkomt, geen hooge gedachten van u zeiven, als gij 't mogelijk acht, dat Laura Mal colm uw aanzoek van de hand zal wijzen." John Treverton gaf geen antwoord op deze opmerking, en bewaarde ge durende het nog overige gedeelte van den tocht het stilzwijgen. Zijne stem ming werd echter wat beter, of scheen tenminste een weinig beter te worden onder het middagmaal, en hij deed zijn best, om zich aangenaam te maken bij zijn gastheer en bij zijne gastvrouw. Miss Sampson vond hem den aardigsten man, dien zij ooit had aangetroffen, vooral toen hij goed vond, na afloop van den maaltijd eene partij schaak met haar te spelen, en haar, tengevolge van zijne lusteloosheid en afgetrokkenheid, drie partijen winnen liet. „Wat dunkt u van miss Malcolm, Mr. Treverton?" vroeg zij wat later, terwijl zij bezig wa6 met thee schenken. „Ge moet het Mr. Treverton niet lastig maken met vragen over dit onderwerp, Elize," sprak haar broeder lachend. „Waarom niet?" „Om eene reden, welke het mij niet vrij staat te noemen." „0 zoo!" zeide miss Sampson, en zij beet zich op de dunne lippen. „Dat denkbeeld was niet bij me op gekomen tenminste ik meende dat Laura Malcolm zoo goed als eene vreemde voor Mr. Treverton was." „En uw vermoeden was zeer juist, miss Sampson," antwoordde John Treverton, „en er bestaat ook geen enkele reden, waarom het. onderwerp niet besproken zou mogen worden. Ik vind miss Malcolm een heel mooi meisjen, dat zich op eene zeer aan vallige en tevens waardige wijze voor doet en dat is het eenige oordeel, dat ik voor het tegenwoordige over haar kan uitbrengen, want we zijn, gelijk gij zeer juist opgemerkt hebt, elkander zoo goed als vreemd. Voor zoover ik er over oordeelen kan, komt het me voor, dat zij innig gehecht was aan mijn neef Jasper Eliza Sampson schudde minachtend het hoofd. „Zij had alle reden om veel van hem te houden," sprak zij. „'t Is u natuurlijk wel bekend, dat zij doodarm was, toen hij haar thuis haalde, en hare familie stond, geloof ik, alles behalve ter goeder naam en faam bekend." „Ik denk, dat ge verkeerd onder richt zijt, miss Sampson," antwoordde John Treverton, niet zonder warmte „mijn neef Jasper heeft me medege deeld, dat Stephen Malcolm zijn vriend en medestudent geweest was aan de lloogeschool. 't Is mogelijk, dat hij arm gestorven is, maar ik heb niets gehoord, waaruit men zou moeten opmaken, dat hij tot eerlooze hande lingen zou vervallen zijn." „0 zeker," hernam miss Sampson, „gij weet het natuurlijk het best, en wat uw neef u heeft medegedeeld, is natuurlijk geheel overeenkomstig de waarheid. Maar, zoo ik de waar heid zal zeggen, miss Malcolm is nooit een lieveling van me geweest. Zij heelt iets achterhoudends over zich, waar ik me nooit overheen heb kun nen zetten. Ik weet wel, dat de heeren haar zeer bewonderen, maar ik zou niet denken, dat zij zich ooit veel vrouwelijke vrienden verwerven zal. En wat is van meer belang voor een jong meisjen dan juist eene vriendin besloot de dame op ernstigen toon. „Bewonderen de heeren haar wer kelijk zeer?" vroeg John Treverton. „Zij zal dan, vermoed ik, reeds her haaldelijk in de gelegenheid geweest zijn, om een huwelijk aan te gaan." „Dienaangaande is mij niets bekend, maar wel ken ik één persoon, die tot over de ooren op haar verliefd is." „Zou het uwerzijds eene schending van vertrouwen zijn, als gij den naam van dien heer noemdet?" „Och neen! Ik kan u verzekeren, dat ik zelve achter het geheim ge komen ben. Miss Malcolm heeft zich nooit verwaardigd, mij iets aangaande hare zaken mede te deelen. 't Is Ed ward Clare, de zoon van den predi kant, en ik heb ze dikwijls bij elkan der gezien. Hij placht altijd een of andere aanleiding te bedenken, om een bezoek op Manor House te kun nen afleggen, bij voorbeeld, dat hij Mr. Treverton spraken moest over oude boeken en papier voor het Oud heidkundig Genootschap en zoo voort, maar ieder kon wel merken, dal het ter wille van miss Malcolm was, dat hij daar zooveel tijd zoek bracht." „Gelooft ge, dat zij liefde voor hem gevoelde?" „De hemel weet hel. Men kan er onmogelijk achter komen, hoe zij over iemand denkt. Ik heb het haar eens gevraagd, maar zij maakte er zich op hare koele, hooghartige manier van af, en zeide, dat zij vriendschap voor Mr. Clare gevoelde, en dergelijke din gen meer." Thomas Sampson had met een zeer ontevreden gezicht naar dit gesprek zitten luisteren. „Ge moet geen acht slaan op die dwaze praatjes mijner zuster, Tre verton," zeide hij; „overal schijnt het nog wat moeite in te hebben, de vrouwen het lasteren te verhinderen, maar op eene plaats als deze hebben ze, naar het schijnt, niets anders te doen." John Treverton had met meer be langstelling deelgenomen aan dit ge sprek, dan hij zich in staat geacht had te gevoelen ten aanzien van iets, dat op Laura Malcolm betrekking had. Wat was zij voor hem, dat hij zulk een naijverigen toorn bij zich kon voelen opkomen tegen dezen onbe kenden Edward Clare? Pleitte niet alles bij hem ten haren nadeele? Moest hij niet een onuitsprekelijken afkeer van haar gevoelen, tengevolge van die dwaze bepalingen in den uitersten wil zijns overleden bloedver wants? „Die man heeft iets, dat hem kwelt, Eliza," sprak Mr. Sampson, terwijl hij gedurende een paar minuten zich op het haardkleed voor het vuur stond te warmen, nadat zijn gast zich naar bed had begeven. ,,Let op mijne woorden, Eliza; John Treverton heeft iets, dat hem kwelt." „Wat doet je dat vermoeden, Tom „Omdat hij in 't minst niet opge wonden is over de rijke erfenis, die hem ten deele gevallen is, of die hem binnen een jaar tijds ten deele vallen zal. En 't is in strijd met 's raenschen natuur, in 't bezit te komen van een jaarlijksch inkomen van veertien dui zend pond, welke hij nooit verwacht had te zullen erven, en het zoo koel op te nemen, als deze man het doet." „Wat bedoelt ge met dal binnen een jaar tijds, Tom Is hij dan nu nog niet in het bezit van de nalaten schap gekom;n?" „Neen, Eliza; daar zit het hem." En Mr. Sampson deelde nu aan zijne zuster mede, welke bepalingen er voorkwamen in Jasper Treverton's uitersten wil, haar ernstig waarschu wende, dat zij niets van 't geen zij thans te weten kwam, aan eenig ster veling zou mededeelen, op straf van zijn altoosdurende ontevredenheid. Thomas Sampson had het den vol genden dag al te druk, om zich geheel aan zijn gast te kunnen wijden; daar om ging John Treverton er op uit, otn eene groote wandeling te doen, met eene kaart van hel landgoed Tre verton Manor in zijn zak. Zijne wande ling voerde hem langs menig uitge strekt stuk bouwland en weiland, en hij bleef staan kijken voor de hekken van menige pachthoeve, welker grooteschu- ren en hooischelven met het vadsige vee, dat daar tot over de knieën in den modder op het heem stond, zijn aandacht trokken, terwijl hij zich af vroeg, of hij ooit heer en meester van dit alles zou worden. Hij deed eene groote wandeling, en het was reeds schemeravond, toen hij met langzame schreden en in gepeins verdiept huis waarts keerde. Op ongeveer eenmijl afstands van llazlehurst kwam hij uit eene smalle laan op een stuk weiland, over 't welk een pad liep, dat naar het dorp voerdeUit genoemde laan komende, zag hij de gestalte van eene dame in den rouw op geringen afstand voor hem uit. Er was iets in de hou ding van haar hoofd, dat hem bekend voorkwam; hij verhaastte zijne schre den om de dame in te halen, en wei nige oogenblikken daarna liep hij naast Laura Malcolm »Ge zijt nog laat buiten, miss Mal colm," zeide hij, eigenlijk niet goed wetende wat hij zeggen zou. sDe duisternis valt zoo spoedig in dezen tijd van 't jaar. Ik heb een be zoek afgelegd te Thorly, ongeveer anderhalve mijl van hier." sGe brengt zeker vele bezoeken aan de armen, niet waar?" »Ja, ik ben altijd gewoon geweest, twee of drie dagen 's weeks te beste den aan het bezoeken van armen. Ik ben vrij goed onder hen bekend ge raakt, zij hebben mij leeren begrijpen, en hoeveel klachten sommigen ook plegen te doen hooren over de armen, ik heb ze dankbaar en hartelijk be vonden." John Treverton sloeg mijmerend de oogen naar haar op. Hare wan gen waren dezen avond levendig ge kleurd een rooskleurige lint, bij welke hare donkere oogen glinsterden met een gloed, dien hij daarin voor de eerste maal waarnam. Hij bleef naast haar loopen tot aan llazlehurst toe, en nadat zij eerst gesproken had den over de armen, die zij bezocht had, kwam het gesprek vervolgens op haar pleegvader, wiens verlies zij zeer smartelijk scheen te gevoelen. Hare manieren waren dezen avond volko men openhartig en natuurlijk, en toen John Treverton afscheid van haar nam bij het hek van het Manor-house, had zich de overtuiging in hem gevestigd, dat zij niet minder bekoorlijk dan schoon was. Wordt vervolgd)i Gedrukt bij DE ERVEN DOOSJES te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1889 | | pagina 6