JOHN TREVERTON'S KRUIS. door Miss M. E. Braddon. 18) Gehoor gevend aan de neiging haars harten, voldeed zij tevens aan het uitgedrukte verlangen haars weldoe ners. Zij had zeer veel van Jasper Treverton gehouden; zij had hem zoo innig liefgehad, als ooit eene dochter een vader liefhad, 't Scheen het natuurlijke beloop van zaken te zijn, hare liefde van haar pleegvader op diens jeugdigen bloedverwant over te brengen. De oude man, die nu in zijn graf rustte, was de band, die het meisjen en haar minnaar vereenigde. „Wat zou papa zich er over ver heugd hebben, als hij had kunnen weten, dat John en ik elkander zoo innig liefhebbensprak zij onschuldig weg bij zich zelve. Gelia Clare kwam zoo spoedig mo gelijk terug uit Brighton, daar zij verlangde hare vriendin bij te staan in dit gewichtig tijdperk haars levens. „'t Was te Brighton ijselijk prettig," zeide Gelia, „maar voor geen geld ter wereld zou ik in zulk een tijd niet bij je geweest zijn. Arme ziel, hoe zoudt ge 't zonder mij gered hebben „Lieve Gelia, ge weet wel, hoe veel ik van je houd, maar ik geloof werke lijk, dat ik heel goed had kunnen trouwen zonder je hulp." „Trouwenheel goed en wel maar hoe zou het gegaan zijn?" riep Gelia uit, en zij zette groole oogen op. ,,'t Zou alles afgrijselijk naar in zijn werk gegaan zijn. Denk maar eens om je trousseau! Ik durf wedden, dat ge ternauwernood daaraan gedacht hebt." „Dat hebt ge mis. Ik heb twee reis-kostumes besteld, en eene mooie gekleede japon." „En je kraagjens en je manchetten, je zakdoeken, je peignoirs," vervolgde Gelia, eene reeks artiekelen opsom mend. „Maar, kindlief, denkt ge dan, dat ik al deze jaren zonder manchetten, en kragen, en zakdoeken geleeld heb „Laura, zoo ge niet alles nieuw aanschaft, hadt ge even goed niet kun nen trouwen." „Dan zit er niets anders op, dan dat ge mijn huwelijk als geen huwe lijk beschouwt, want ik ben niet van plan me de moeite te geven om nieuwe aankoopen te doen." „Geef mij carte blancheen laat alles aan mij over. Als ik je niet van dienst kan zijn, had ik waarlijk Brigh ton niet behoeven te verlaten, waar het nu juist zoo allerijselijkst prettig was." „Nu, Celia, ik wil niet de oorzaak zijn, dat ge je ongelukkig voelt, en daarom zal ik je verlof geven om mijne garderobe eens goed na te zien, en zoo ge bevindt, dal daar eene veront rustende schaarschte aan kragen en zakdoeken heerscht, dan zal ik je met het pony-wagentjen naar Beechamp- ton laten brengen, en daar raoogt ge dan koopen wat ge noodig acht." „Beechampton is afgrijselijk ten achter, walgelijk démodé, en je toilet behoort naar den laatsten smaak te zijn. Ik zal de advertenties in de Queen eens doorzien en stalen uit Londen ontbieden. Waartoe zal men watnieu ws koopen, als het niet naar den laatsten smaak is? Manchetten en kragen draagt men niet af - ze worden ouderwetsch." „Ik zal je carte blanche geven, lieve, als je dal het gemis aan Brigh ton eenigszins kan vergoeden." „Liefste Laura, ge weet wel, dat ik je voor geen veertig Brightons al leen zou willen laten in zoo'n gewich- tigen tijd van je leven," riep Gelia uit, die zeer verheven denkbeelden aangaande de vriendschap er op na hield; sen zeg me nu eens, hoe het met je trouwjapon staat: dat is het gewichtigste van alles." „Die is besteld." „Zooëven maaktet gij daarvan toch geen melding." „Niet? Ik denk te trouwen in eene der japonnen, die ik voor reiskostuum besteld heb, een japon van grijze zijde met fluweel, en met chinchilla-randen om den paletot. Ik houd het er voor, dat het heel mooi zal staan." Gelia zakte achter in haar stoel, alsof ze op 't punt was van flauw te vallen. „Geen trouwjaponriep zij uit „geen trousseau, en geen trouwjapon Dit is indedaad een huwelijk onder ongunstige voorteekenenWel heeft de arme Edward recht tot spreken." Laura kreeg eene kleur van veront waardiging op het hooren van deze laatste woorden. „Mag ik je vragen, wat je broêr in te brengen heeft tegen mijn hu welijk vroeg zij op hooghartigen toon. „Wel, lieve, ge kunt niet verwach ten, dat hij er bizonder meê in zijn schik is, daar ge weet gelijk ge moet weten hoe verheid hij op je was, en hoe hij gedurende de laatste drie jaren steeds gehoopt heelt, dat gij de zijne zoudt worden. Ik wil niet gaarne iets onaangenaams zeg gen, maar ik moet bekennen, dat Edward zeer ongunstig over Mr. Tre verton denkt." „Gelukkig zal Mr. Treverton zich staande kunnen houden, ook zonder dat Edward gunstig over hem denkt." „Hij vindt, dal er iets uiterst ge heimzinnigs in zijne wijze van han delen is dat er iets kwelsends voor u was in de omstandigheid, dat hij zoolang wegbleef, om niet voor het allerlaatste oogenblik terug te komen, nog juist tijdig genoeg, om zich van het bezit der nalatenschap te verzekeren." „Ik kan het best oordeelen over Mr. Treverlon's handelwijze," ant woordde Laura, blijkbaar diep gegriefd. „Indien ik meen hem te kunnen ver trouwen, mogen anderen zich de moeite sparen, te gissen naai' zijne beweegredenen." „En meent ge waarlijk hem te kunnen vertrouwen vroeg Gelia op bezorgden loon. „Van ganscher harte." „Dan moet er ook eene goede trouwjapon zijn," riep Celia uit, alsol de geheele kwestie van geluk of on heil in dat ééne détail lag opgeslaten. De eerste maal dat Miss Malcolm Edward Clare weder ontmoeite, had de wijze, waarop zij hem begroette, iets zoo koels en stijfs, dat de jonk man het wel moest opmerken. „Waarmede heb ik je beleedigd, Laura?" vroeg hij, op deerniswekken- den toon. „Ik acht me beleedigd door ieder, die twijfelt aan de eer mijns aanstaan den echlgenools," antwoordde zij. „Dat doet me leed," zeide hij op somberen toon. „Men kan 't niet hel pen, dat men dit of dal denkt." „Maar men kan wel zijn long in bedwang houden," merkte Laura op. „Nu, ik zal voortaan zwijgen. Vaar wel!" „Waar gaat ge heen?" ïlk ga deze wereld verlaten dat is te zeggen deze kleine wereld van Hazlehurst. Ik denk, dat ik naar Lon den ga. Ik zal daar kamers huren in de nabijheid van het Britsch Museum, om mij ijverig aan de letterkunde te wijden, 't Wordt lijd, dat ik mijne sporen verdien." Laura dacht er ook zoo over. Ed ward had gedurende de laatste vijf jaar er aanhoudend van gesproken, dat hij zijne sporen zou verdienen, maar er was tot dus verre nog maar zeer weinig van gekomen. Den volgenden dag was hij ver trokken, en Laura voelde zich door zijn afwezigheid meer op haar gemak. Celia logeerde op Hazlehurst Manor gedurende den tijd, die nog aan hel huwelijk voorafging. Zij hield steeds het verloofde paar gezelschap, reed met hen, wandelde met hen, zat met hen bij 't vuur, des schemeravonds omstreeks theetijd, wanneer die ge heimzinnige schaduwen, die zich als beschermengelen vertoonden, kwamen en weêr verdwenen op de muren. John Treverton scheen niets tegen het gezelschap van Gelia te hebben; veeleer toonde hij zich er meê inge nomen. Hij was niet een hartstoch telijk minnaar, dacht Celia bij zich zelve; en toch zou het moeilijk ge weest zijn aan de innigheid zijner liefde te twijfelen. Geen enkele maal na dien eersten avond had Laura's hoofd aan zijn borst gerust, geen en kele maal had zich eenige hartstocht bij hem geopenbaard. Zijn houding was die eener eerbiedige genegenheid, zoodat het was als ware zijn eerbied voor zijne verloofde bijna te groot, om veel te laten blijken van warmer gevoelens ten haren opzichte, als stond zij in zijne gedachten aangaande haar zóóver boven hem, dat liefde een soort van vereering moest zijn. „Ik geloof, dat ik de voorkeur zou geven aan een ietwat hartstochtelijker minnaar," merkte Celia met een kri- tieschen blik op. „Mr. Treverton is zoo ijselijk ernstig." „En kunt ge, nu ge hem wat beter hebt leeren kennen, nog gelooven, dat hij slechts met geldzuchtige be doelingen handelt, en dat het hem om de nalatenschap, en niet om mij te doen is, Celia vroeg Laura, zon der zich ook maar eenigszins over het te ontvangen antwoord ongerust te maken. „Neen, lieve, ik ben er innig van overtuigd, dal hij je aanbidt, dat hij verschrikkelijk, bijna wanhopig, ver liefd op je is," antwoordde Gelia, op zeer ernstigen toon; „maar dat laat niet na, dat hij toch niet het soort van minnaar is, dat in mijn smaak zou vallen. Hij is me al te neêr- slachtig." Laura kon daar niets tegen inbren gen. Terwijl de dagen van dit aan gebeurtenissen zoo rijke jaar ten einde spoedden, was zeker de stem ming haars minnaars niet opgewekter geworden. Hij was meest in gepeins verdiept, en soms was het of zijne gedachten geheel alzwierven. Zij ook werd ernstig onder den indruk van zijn ernst. „'tls zulk een gewichtig keerpunt in ons beider leven," dacht zij bij zich zelve. »Soins is het mij te moe de, alsof het niet goed zal afloopen, alsof er iets gebeuren zal, waardoor we op het allerlaatst, op den avond vóór ons huwelijk, van elkander ge scheiden zullen worden." De avond voor den trouwdag kwam, en er gebeurde niets noodlottigs. 'I Was een zeer rustige avond. De ver loofden dineerden samen in de pas torie, en wandelden daarna naar het Manor-house, zonder eenig ander ge zelschap, bijna voor de eerste maal na den avond, toen zij zich met elk ander verloofd hadden. Alles was voor de huwelijksplechtigheid van den volgenden dag in orde gebracht. Wat een stille huwelijksplechtigheid! Nie mand was genoodigd, behalve Mr. Sampson en zijne zuster. De vrouw van den predikant zou natuurlijk aanwezig zijn. Zij zou om zoo te zeggen de moeder der bruid verte genwoordigen, en Gelia zou de eenige bruidsjuffer zijn. Het huwelijk zou niet in openbaar voltrokken worden, en niemand in het dorp wist nog iets van de zaak af. Aan de dienst boden van het Manor-house was eerst een paar dagen te voren mede- deeling gedaan van den datum des huwelijks, en men had hun verboden er over te sprekenen daar het oude dienstboden waren, die al lang geleerd hadden, zich met „de familie" te vereenzelvigen, was het niet waar schijnlijk, dat zij ongehoorzaam zou den wezen aan Miss Malcolm's bevel. Het huis, dat altijd een toonbeeld van netheid was, was schoongemaakt en opgesierd voor deze belangrijke gelegenheid. De sitsen overtrekken waren van de stoelen en de sofas in den salon genomen, waardoor bloe menkransen en boeketten van tapis serie-werk voor den dag kwamen, door Jasper Troverton's moeders en tantes ontzaggelijk lang geleden gebor duurd. De huishoudster had haar eerlijk oud gelaat geblakerd voor een groot keukenvuur, terwijl zij hare geleien omroerde, en het oog hield op hare taarten, en haar wildpastei omkeerde. Zij had een ontbijt gereed gemaakt, dat voldoende zou geweest zijn voor de prachtigste bruiloft, niettegenstaande Miss Malcolm aan Mrs. Trimmer maar een zeer eenvou- digen maaltijd had besteld. „Ge moet me 't genoegen gunnen, voor zulk eene gelegenheid mijn best te doen," had de getrouwe dienstbode daartegen ingebracht. „Ik zou 'trae zelve gedurende geheel mijn overig leven verwijlen, indien ik dat niet deed. Overdaad zal er niet zijn, miss, maar er behoort een keurig ontbijt op tafel te slaan. Ik ben wat blij, dal onze berberissen van 't jaar zoo goed gedragen hebben. Ze leveren zulk een lekkeren schotel voor een koud maal. Mrs Trimmer was bezig zich zel ve en haar gevogelte te roosten in de ruime oude keuken, omstreeks tien uur des avonds, toen John en Laura van de pastorie kwamenzij liepen gearmd. Laura was wonderwel in haar schik, dat zij hem gedurende een half uurtjen voor zich alleen had hij was in 't oogvallend stil. Gelia was in het Manor-house, en lag te bed met hoofdpijn en met een nieu wen roman. Zij had niet mede ge dineerd in de ouderlijke woning, en had zich deswege verontschuldigd op den haar eigen dwazen loon. „Groet hen hartelijk van mij," had zij gezegd, en zeg hun, dal ik niet gestemd was, om deel te nemen aan den maaltijd, 't Is al te onzinnig, bij je ouders te gaan dineeren. Ik heb, gelijk ge weet, op Keistdag bij hen gedineerden de Keistdag in de pastorie is de quinlessens van ver velendheid. Waar ik me 't meest over verwonderd heb, toen ik den volwassen leeftijd bereikt had, het was, hoe ik tegen een en twintig- van die Kerstdagen bestand ben ge weest." Zij waren dus, door een gelukkig toeval, zoo dacht Laura er over alleen met elkander; en zie! de minnaar, de bruidegom had geen woord te zeggen. „John," zoo begon Laura einde lijk met zachte stem, half vreezend dit sombere stilzwijgen af te breken „er is iets, dat ge mij niet gezegd hebt, en toch is het iets, dat de meeste meisjens in mijn toestand eene zeer gewichtige zaak zouden noemen." „En wat is dal, lieve?" „Ge hebt me nog niet gezegd, waar we onze wittebroodsweken zul len doorbrengen. Gelia heeft het me lastig genoeg gemaakt met vragen aangaande onze plannen, en het heeft me moeite gekost, haar telkens een ontwijkend antwoord te geven. Ik wilde niet gaarne laten blijken, dal ik zelve er niets van wist." 't Was eene doodeenvoudige en natuurlijke vraag, maar toch ontstelde John Treverton, toen hij haar hoorde als ontving hij den pijnlijksten slag» dien het Nootlot hem toebrengen kon. Wordt vervolgd.) Gedrukt bij DE ERVEN DOOSJES te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1889 | | pagina 6