vingt et un aan de speeltafel, en met boterhammetjens met ansjovis, blanc- mangé en frambozen-gelei, om de buitensporigheden van den avond te besluiten. Dan hebt ge de famielies van het graafschap, ten Oosten begrensd door Sir Joshua Parker, en ten Noor den door de Douairière Lady Barker. Ge zult plechtige uitnoodigingen van die lui ontvangen. Lady Barker zal haar leedwezen er over te kennen geven, dat zij opgehouden heeft dinees te geven na het overlijden van haar diep betreurden echtgenoot. Lady Par ker zal zich van haar plicht kwijten, door je een uitnoodigingskaart te stu ren voor een builenparlijtjen in de maand Juli." Dit gesprek werd gevoerd omstreeks half acht. Ten tien ure waren de beide meisjens gekleed en gereed om naar de kerk te rijden. Laura zag er heel lief uit in haar grijs zijden reis kostuum, en met haar grijs hoedtjen met zijn neêrhangende struisveer. „Één ding kan ik je eerlijk ver zekeren," riep Gelia uit, en Laura wendde zich glimlachend naar haar om, in de verwachting iels zeer be langrijks te zullen hooren „ge hebt verre weg de mooiste struisveer op je hoed, die ik ooit van mijn leven gezien heb. Als hel je goed dunkt, moogt ge haar aan mij vermaken in je testament. Het heelt me ook waar lijk moeite genoeg gekost zoo'n mooie veer voor je machtig te worden, en ge moogt me er ook wel dankbaar voor zijn, dat ik gezorgd heb een hoed voor je te koopen, die zoo pre cies bij je japon past." En nu reden ze weg langs den modderigen weg, tusschen de rijen donkere druipende bootnen, en onder een zoo donkeren, kleurloozen hemel, als zich nooit boven Hazlehurst ver toonde. De oude kerk, inet haar won derlijke hoeken en donkere zijvleu gels, hare merkwaardige oploopende banken tegenover het orgel, die deden denken aan loges in een schouwburg, en waar de aristokratie hare bevoor rechtte zitplaatsen heelt, met hare wapenschilden,, haar oudersvetschen preekstoel en voorlezers-lessenaar, met hare verkleurde paarsche kussens en gordijnen eene kerk, die nooit wat opgeknapt is, voor welker ver siering geen vrome dames zich uitge- sloold hebben, de sombere ouderwet- schen dorpskerk van de voorgaande eeuw zag er van daag op haar donkerst en somberst uit. Zelfs de aanwezigheid van jeugd en schoon heid was niet bij machte haar wat te verlevendigen en op te fleuren. John Brighton en Mr. Sampson, die de bruid ten huwelijk zou geven, kwamen het laatst. De bruidegom was doodsbleek, en de glimlach, waarmede hij zijn bruid begroette, ofschoon vol van de teederste liefde, openbaarde geen spoor van blijdschap. Gelia kweet zich van hare taak alsbruids- julïer zoo uitnemend, dat haar daar voor alle lof toekwam. Mr. Glare las bedaard en duidelijk het formulier; de bleeke bruidegom liet met man nelijke stem zijn antwoord hooren, toen het zijn tijd was, en Laura's zachte stem stamelde niet, toen zij de woorden uitsprak, die verbindend waren voor haar leven. Aan het ontbijt na de alloop der huwelijksplechtigheid heerschte eene kalme, blijmoedige stemming. Dat de bruidegom zeer weinig te zeggen had, en dat de bruid bleek zag, bevreemde niemand. De predikant en de notaris waren zeer vrolijk gestemd, en Gelia's beweeglijk mondtjen liet zich bij elke gelegenheid hooren. Mrs. Clare sprak met vriendelijke belangstelling over de wijze van leven, door het jonge echtpaar te volgen, wanneer het zich eenmaal op Hazlehurst Manor zou gevestigd hebben. De donkere, voch tige morgen had den eetlust der aan wezigen geprikkeld, en meer dan eens werd de lof verkondigd van de wild- pastei en van den getruffelden kalkoen, terwijl de oude wijnen, die, gehuld in spinrag, te voorschijn gebracht waren uit de donkere schuilhoeken van Jasper Treverton's kelder, goed genoeg waren om aan het logste brein nu en dan een geestigen inval te ontlokken. Zoo liep dit bruilofts-ont- bijt, dat deed denken aan eene kleine familie-bijeenkomst, zeer genoegelijk af. De bruid en de bruidegom zouden eerst des avonds op reis gaan. Zij zouden met den spoortrein het Noor den ingaan, om zich verder naar Do ver te begeven. Er was zeer weinig gesproken over de wittebroodsweken. In 't algemeen had men slechts begrepen, dat John Treverton en zijne vrouw naar het Zuiden van Frankrijk dachten te gaan. De predikant moest zich spoedig na afloop van het ontbijt verwijderen, om de lijkdienst te lezen bij de dood kist van een achtenswaardig gemeen telid, en de overige leden van het gezel schap beschouwden dit vertrek als een sein om heen te gaan. Er was niets, dal hun tol langer blijven bewoog. Dit huwelijk was niet zooals andere hu welijken. Er waren geen avondver makelijkheden te wachtener was geen oogverblindende tentoonstelling van huwelijksgeschenken, die men bewonderen, en waarover men pralen kon. Laura had zoo weinig vrienden, dat haar huwelijksgeschenken wel opgeteld konden worden op de vin gers der kleine blanke hand, die er in haar oogen zoo vreemd en won derlijk uitzag, versierd als zij was met een haaien nieuwen gouden ring, breed en soliede, en sterk genoeg om het uittehouden tot aan haar gouden bruiloft. De weinige gasten gevoelden, dat er voor hen niets meer te doen viel dan alscheid te nemen, onder veelvuldige herhaling van goede wen- sctiqn en vrolijke zinspelingen op de festiviteiten, die een ongewone leven digheid zouden bijzetten aan hel oude huis, wanneer de wittebroods weken zouden zijn ten einde ge bracht. En nu waren allen vertrokken de korte winterdag spoedde ten einde, het nieuwe jaar naderde met haasti ge schreden. Alleen de laatste uren van het oude jaar waren nog over gebleven. lloe stil was het huis in de winterschemering; 't was eene stille als die des doods. Laura en Gelia hadden haar afscheid uitgesteld tot het laatste oogenblik, en toelden nog in de vestibule, lang nadat de ove rigen vertrokken waren. Gelia had zooveel te zeggen, zooveel raad te geven betreffende manchetten en kra gen, en aangaande de lijden en sei zoenen, waarin Laura hare verschil lende japonnen moest dragenen daarop volgden eenige ontboezemin gen van genegenheid en eenige lee- dere omhelzingen. „Ik zal je zeker totaal onverschil lig zijn, nu ge een man hebt," mom pelde Gelia. „Dat weet ge wel beter, dwaas meisjen. Mijn huwelijk zal niet de minste verandering in mijne gevoe lens te weeg brengen." „0, maar dal gaat altijd zoo," hernam Gelia, op den toon van iemand, die veel bij ondervinding wist. „Wan neer een man trouwt, dan worden zijne vrienden uil zijn ongehuwde jaren aan kant gezet; ieder weel dat; en met een meisjen is 't van hetzelfde laken een pak. Ik verwacht, dat ik in uw oog niets meer te beieekenen zal hebben." Laura verzekerde, dat zij altijd eene getrouwe vriendin zou blijven, en zoo scheidden zij, waarna Gelia naar haar ouderlijke woning liep, met al haar bruisjulfers-opschik onder haar regen mantel. De regen had thans opgehou den, en de roode gloed der onder gaande winterzon vertoonde zich in hel Westen. (ietrukt hij DF. E. Het dichtslaan van de voordeur weêi'klonk temidden van de in het huis heerschende stilte, en Laura keerde langzaam terug naar den sa lon, en het wekte een ietwat vreem de gewaarwording bij haar op, dat zij op haar trouwdag daar zoo alleen was in de avondschemering, 't Was alles zoo geheel anders dan wat men zich gewoonlijk van een trouwdag voorstelt dit late vertrek, deze onaangename lusschenlijd tusschen het bruilofts-maal en den aanvang der huwelijks reis Zij vond den salon ledig. Zij had John Treverton daar met Mr. Samp son achtergelaten een half uur gele den, toen zij naar boven was gegaan, om Gelia haar regenmantel te helpen inpakken, en nu waren zij geen van beiden meer daar. Het ruime vertrek, schitterend met ouderwetsche pracht, werd alleen door het wegstervend vuur op den haard verlicht. De wit geverfde wanden en antieke spiegels maakten eene spookachtige vertoo ning niet zonder huivering wierp men een blik op de donkere hoeken der kamer. „Misschien zal hij in de studeerka mer zijn," sprak Laura bij zich zelve, „'t Is de tijd voor een middagdut- J'en-" Zij lachte zachtkens bij zich zelve. Hoe ongewoon, hoe vreemd zou het zijn, tête-h-têle te zitten aan de ovale theetafel, als man en vrouw, die voor goed hun huishouding opgezet had den, en voor wie geen twijlel meer mogelijk was ten aanzien van elkander of van hun lot, daar de overeenkomst aangegaan, de band gesloten was, welke alleen door den dood zou kun nen verbroken worden. Zij begaf zich met langzame schreden temidden van de in het huis heer schende stilte naar het vertrek aan hel einde van den korridor, de kleine boekenkamer, die het uitzicht had op den bloemtuin. Zij opende zachtkens de deur, van plan daar slillekens bin nen te gaan en haar echtgenoot te midden van een of andere aangena me rêverie te verrassen maar op den drempel bleef zij verschrikt, sprakeloos Hij zat daar blijkbaar, ten prooi aan de diepste neêrslachligheid, het voorhoofd rustende op zijn over elk ander geslagen armen, zoodat zijn gelaat onzichtbaar wasi Snikken, zoo als die maar zelden oprijzen uit het Iel getijsterd hart van een krachtig man, rezen op uit de ziel van John Treverton. Hij had zich naar ziel en lichaam prijs gegeven aan den harts tocht eener onverwinnelijke radeloos heid. Laura liep naar hem toe, boog zich over hem heen, sloeg met vrien delijke teederheid haar arm om zijn h3ls. „Lieve John, wat scheelt er aan vroeg zij op teederen toon, met tril lende lippen. „Zoo bedroefd, en dat op een dag als deze! Er moet iets vreeselijks hebben plaats gegrepen. 0 zeg het me, John, zeg hel me, wat er gebeurd is!" „Ik kan je niets mededeelen," ant woordde hij met heesche stem, en hij duwde haar arm weg, terwijl hij dit zeide. „Verlaat me, Laura Zoo ge medelijden met me hebt, laat me dan mijn strijd alleen strijden, 't Is de eenige welwillendheid, die ge me bewijzen kunt." »Je verlaten, en dat terwijl ge zoo bedroefd zijtNeen, John, ik heb het recht om in je droefheid te deelen. Ik wil niet heengaan, voordat ge mij je vertrouwen geschonken hebt. Schenk me je vertrouwen, lieve John, schenk me je vertrouwen Wien zoudt ge je vertrouwen kunnen schenken, zoo niet aan je vrouw?" „Ge weel het niet," snikte hij, bijna boos. „Er is eene smart, waarin gij niet kunt deelen een afgrond van folterende ellende, dien gij niet peilen LOUSJEH te Hatuleii!. kunt. God verhoede, dat uwe leine jeugdige ziel ooit afdale in dien zwar ten afgrondLaura, indien ge mij lief hebt, indien ge medelijden met me hebt en indedaad, liefste mijne, ik heb behoefte aan je deernis verlaat me dan voor een oogenblik verlaat me, opdat ik alléén mijne worsteling ten einde brenge 1 't Is een strijd, Laura, de vreeselijkste, dien mijne zwakke ziel ooit te strij den heeft gehad. Kom over een uur terug, lieve, en dan zult ge iets te weten komen zal ik je ten minste een gedeelte ophelderen van dit geheim. Over een uur, over een uur," herhaalde hij met toenemende ontroering, terwijl hij met zijne tril lende hand naar de deur wees. Laura bleef een oogenblik in de- zellde houding staan, niet wetende wal te doen, innig aangedaan, terwijl zij zich in hare vrouwelijke waardig heid smartelijk gekwetst voelde. Daar op haalde zij met een glimlach, op hall droeven, half bitteren toon, het woord van Shakspere's beminnelijkste heldin aan «Zal 'k niet voldoen aan Uw bevel? Neen! Vaarwel, mijnheer! Wat gij ook zijn moogt, ik gehoorzaam." En met deze woorden verliet zij hem, vol smartelijke verbazing. Indien zij den angstigen blik had kunnen zien, waarmede hij haar na zag, toen zij hem veeliel; indien zij er getuige van had kunnen zijn, hoe hij huiverde, toen de deur zich achter haar sloot, en hoe hij overeind rees en naar de deur snelde, en daar ne- derknielde, en zijne lippen drukte op het gevoeliooze paneel, dat haar hand had aangeroerd, en hoe hij, overweldigd door radeloosheid, hel voorhoold tegen het hout stiet, dan zou zij zeker begrepen hebben, hoe krachtig zijne liefde, en hoe bit ter zijne smart was. Zij begal zich naar haar eigen ka mer, en ging zich daar zitten verdiepen in het raadsel dezer geheimzinnige ellende, die daar als een onweerswolk plotseling den helderen hemel van haar nieuw leven had bedekt. Wat beleekende het Waren al de verze keringen zijner liefde valsch geweest Had hij zich aan haar verbonden, alleen terwille van de nalatenschap zijns neefs, niettegenstaande hij zoo vaak het tegendeel verzekerd had Beminde hij een andere vrouw Be stond er een ouder, dierbaarder band, die de op dezen dag aangegane ver bintenis voor hem ondragelijk maakte? Wat ook de oorzaak van zijn berouw mocht wezen, het stond bij Laura vast, dat de man, die nog maar wei nige uren geleden haar echtgenoot geworden was, bitter berouw had over zijn huwelijk. Nooit voorzeker was zulk eene diepe vernedering' het deel eener vrouw geweest. Zij zat daar in haar door hel haard vuur verlicht boudoir, en staarde strak voor zich heen, roe rloos en hulpe loos onder zooveel smart en vernede ring. Hoe zij er ook over nadacht, er wilde geen licht voor haar opgaan over het gedrag haars echtgenoots. Wat reden kon hij hebben, om be droefd te zijn of berouw te gevoelen, indien hij haar werkelijk beminde? Nooit had de fortuin vriendelijker een paar jonggehuwden toegelachen, dan deze twee. Zij zag terug op de dagen van hun kortstondig engagement, en velerlei dingen herinnerde zij zich, die het denkbeeld begunstigden, dat hij haar nooit werkelijk bemind had, dat hij alleen door hebzuchtige overleggingen gedreven was geworden. Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1889 | | pagina 6