Liefste mijne, ik moet u verlaten, omdat er een oude band bestaat, die mij als man van eer verbiedt, meer voor u te zijn dan ik thans ben uw echtgenoot in naam; uw verdedi ger en kampioen, als het noodig mocht zijn, voor de geheele werelduw slaaf, die u aanbidt, in 't verborgen en bij afwezigheid, tot aan den dag mijns doods. Indien het Noodlot zich gunstig toont, zal die band, van welken ik spreek, niet altijd blijven bestaan. Mijne kluisters zullen eenmaal afvallen, en dan zal ik tot u wederkeeren als een vrij man. 0, liefste mijne, heb deetnis met me en schenk me vergiffe nis; houd altijd eene plaats in uw hart voor mij open, en geloof me, dat, handelende zooals ik gehandeld heb, liefde alleen mijn drijfveer geweest is. Ik zal geen sixpence van het fortuin mijns neefs aanroeren, voordat ik tot u kan wederkeeren, als een vrij man, en rijkdom en geluk uit uw hand zal kunnen ontvangen. Tot zoolang zult gij de eenige bezitster zijn van Hazle- burst Manor en van alles wat er bij behoort. Mr. Sampson zal u mededee- len, wat voor eene beschikking ik gemaakt heb eene beschikking, die getrouwelijk door mij zal worden na gekomen tot op den dag, waarop ik mij als de eigenaar van het landgoed van mijn neef Jasper zal mogen ver- loonen. „Geliefde Laura, ik kan niet meer zeggen ik durf niet meer openbaren. Zoo ge u nog verwaardigen wilt te denken aan iemand, die u zoozeer misleid heeft, denk dan met deernis aan mij, als aan den rampzaligsten man ter wereld. Schenk me vergiffe nis, als het u mogelijk is, en ik durf zelfs op vergiffenis hopen, op grond van uwe eindelooze goedhartigheid. Onder al mijn ellende is het voor mij eene verkwikkelijke gedachte, dat gij mijn naam draagt, dat er een band tusschen ons bestaat, die nooit verbroken kan worden, zelfs al mocht het Noodlot wreed genoeg zijn, om ons voor ons geheele leven van elkan der te scheiden. Maar ik hoop betere dingen van de toekomst; ik hoop, dat er een lijd zal komen, en met smach tend verlangen zie ik naar dien tijd uit, wanneer ik, met grooter fierheid en vreugde dan de smart is, die mij thans foltert, mij zal mogen teekenen Uw u liefhebbenden Echtgenoot, john treverton." Zij bleef daar gedurende eenige mi nuten staan, bleek als marmer, met den brief in haai' hand, en toen bracht zij het gevoellooze papier aan hare lippen, en kuste het hartstochtelijk. «Hij bemint mijriep zij onwil lekeurig uit. „God zij daarvoor ge dankt Nu ik daarvan verzekerd ben, voel ik me in staat alles te dragen." Zij geloofde onvoorwaardelijk inden brief. Eene vrouw met meer kennis van de boosheid dezer wereld zou in dit hartstochtelijk geschrijf van John Treverton slechts een samenweefsel van leugens gezien hebben maar voor Laura was het waarheid en niets dan waarheid. Hij had zeer slecht gehan deld maar hij beminde haar. Hij had haar misleid en teleurgesteld hij had haar bespottelijk gemaakt in het oog van hare vrienden en kennissen maar hij beminde haar. Die eene deugd in hem was eene verzoening voor al zijne misdrijven. „'t Baat hoegenaamd niets, of ik al mijn best doe hem te haten," sprak zij tot zich zelve, met jammerlijke zelfvernedering, „want ik bemin hem met geheel mijn hart en geheel mijne ziel. Ik moet wel een onnoozele stum per van eene jonge vrouw zijn, want ik kan niet ophouden hem te bemin nen, niettegenstaande hij mij zeer wreed behandelde, en mij het hart bijna heelt doen breken." Zij sloot den brief weg in eene geheime lade van hare toilet-doos, ging toen in een lagen stoel bij het vuur zitten, en stortte stille tranen over dezen nieuwen, wonderlijken rampspoed. „Gelia had gelijk," sprak zij eeni ge oogenblikken later bij zich zelve met een bitteren glimlach, „'t Was een huwelijk onder ongunstige voor teekenen. Zij had zich niet zooveel moeite behoeven te geven voor mijne kragen en manchetten I" En wederom wat later begon zij te denken aan het moeilijke, het ongerijmde van haar toestand. „Vrouw en weduwe," dacht zij bij zich zelve, „met een echtgenoot, die van me is weggeloopen op mijn tiouw- dag. Hoe zal ik aan de wereld reken schap geven van zijn handelwijze Als wal een dwaas, ongelukkig schep sel zal men mij beschouwen!" Op eens bedacht zij, dal zij het niet zou kunnen dulden voorals nog niet tenminste ophelderingen te moeten geven aangaande de han delwijze haars echtgenools redenen te moeten opgeven, waarom hij haar verlaten had. Alles zou beter zijn dan dat. Zij moest zich uil de voeten maken. Zij moest de openbaring van het gebeurde aan den tijd overlaten. 'tZou haar gemakkelijker vallen van eene verwijderde plaats aan haar ou den vriend, den predikant te schrijven. Zij zou alles beter kunnen uitslaan, dan ondervraagd te worden door Gelia, die John Treverton gewantrouwd had, en die zich misschien heimelijk er over verheugen zou, als hij het bewijs geleverd had, dal nij een bedrieger was. „Ik moet dadelijk weggaan," be sloot zij; „van avond nog. Ik moet alleen mijn huwelijksreisjen onder nemen." Zij schelde, en Mary kwam spoe dig binnen, blozende van de thee en van de geroosterde boterhammen, en van de pret, die er beneden gemaakt werd. „Hoe laat komt het rijtuig voor ons voor, Mary vroeg Mrs. Trever ton. „Tegen kwart over achten, me vrouw. De sneltrein vertrekt twintig minuten voor negenen." „En 'tis nu even over halfzeven. Mary, zoudt ge, dunkt je, klaar kun nen komen, om over vijf kwartier met me op reis te gaan?" „fleere, mevrouw, ik heb mets gepakt; maar ik zou ontzaggelijk graag meê gaan. Meent u het wezenllijk?" „Ik meen het wezenllijk, en het zou me groot genoegen doen, als ge tijdig genoeg je koffer gepakt kon krijgen, om met me op reis te gaan." „Ik zal wel zorgen, dat ik bij tijds klaar ben, mevrouw," riep Mary uit, van verrukking in haar handen klap pend, en daarop vloog zij als een bezetene de trap af, om aan de aan wezigen in de kamer der huishoudster te gaan mededeelen, dal zij met hare mevrouw op reis ging naar Frankrijk. „Dat is eene plotselinge verande ring," merkte de hofmeester op. „En waar is Mr. Treverton zoolang? 't Is niet behoorlijk, dat hij daar buiten in duister zijne sigaar loopt te roo- ken, in plaats van zijne vrouw ge zelschap te houden." „'l Is een schande," sprak Mary op verontwaardigden toon; „ik heb me van een goed echtgenoot altijd vrij wat anders voorgesteld haar daar zoo alleen te laten zitten pruilen op haar trouwdag, het arme schepsel Ik ben er van overtuigd, dat zij zoo pas bitter heeft zitten schreien, of schoon zij slim genoeg was, om haar gelaat van me afgewend te houden, terwijl zij met me sprak. Zij heeft zeker besloten mij meê te nemen naar het buitenland, om haar gezelschap te houden, omdat zij wel gevoelt, dat zij een eenzaam en vervelend leven zal hebben met hem." „Ge zult beter doen met je koffer te gaan pakken," zeide nu de huis houdster, „en daar niet te blijven staan babbelen. Wat weet gij van de manieren der groote lui af, hetzij ze getrouwd zijn of niet? Dat zou 'k wel eens willen weten. Wanneer ge eens zoo lang gediend zult hebben als ik, moogt ge meê praten." Vóór half acht had Mary haar koffer gepakt, en dien in het voorhuis neêrgezet. Mrs. Treverton's koffers en reistasschen waren ook beneden gebracht. Tegen kwartier over achten kwam het rijtuig voor de deur, een ouderwetsche landauer, waarin Jasper Treverton dagelijks zijn lucht- jen placht te gaan scheppen, met een span dikke paarden er voor, die het leven voor de ploeg begonnen waren. Nadat de lampen waren op gestoken, had niemand iets gezien van den bruidegom. Het theeblad was in de boekenkamer klaar gezet, en het water in de theeketel was langzamerhand aan de kook geraakt, maar niemand was daar gekomen om thee te drinken. Alleen Laura kwam van boven, toen het rijtuig voor de deur stond. „Joe, loop zoo hard ge kunt, en zoek Mr. Treverton," riep de hof meester zijn knecht toe. „Mr. Treverton wacht ons op aan hel slation," haastte Laura zich te zeggenen daarop steeg zij in 't rijtuig en gelastte zij Mary haar te volgen. „Zeg aan Berrows, dat hij stevig doorrijdt naar het station," zeide zij tegen den hofmeester, en nauw- lijks hoorden de overmoede paarden het geluid van de zweep, ol zij deden het zware rijtuig omzwaaien, als waren ze van plan het goede oude huis te vernietigen, en reden zij de laan in met het geweld van een van Barclay en Perkins' bierwagens. „Wel heb ik ooit van mijn leven 1" riep de huishoudster uit. „Hij haar aan 't station afwachten, in plaats van als minnende echtgenooten aan elkanders zijde in het rijtuig plaats te nemen, en zoo op reis te gaan!" „Ik vrees, dat er niet veel ware lielde in 't spel is, Martha," sprak haar echtgenoot op een toon van gewicht en, daarop van loon veranderend, liet hij er op volgen: «toen gij en ik trouwden, overlegden we't anders, is het niet zoo, oude?" HOOFDSTUK XIII. De beschikking. Laura was drie weken en een dag getrouwd geweest, en het nieuwe jaar was precies drie weken oud. 't Was een onaangenaam en onvriendi lijk jaar gedurende dit eerste tijdperk zijns bestaans. 't Was in drie weken tijds haast geen dag mooi weêr geweest, niets dan regen en sneeuw jacht, en natte koude, en morgennevels en avonddam pen. 't Was niet een goede, eerzame, ouderwetsche winter, als waarvan we in de geschiedboeken lezen, en die maar één maal in de tien jaar schij nen te komen, 't Was om kort te gaan vervelend, naar weêr, dat van geen der seizoenen het eigenaardig kenmerk vertoonde. 't Was juist een dag na de ver jaring van Jasper Treverton's over lijden, en Tom Sampson verwijlde met zijne gedachten bij zijn voor- maligen patiënt, terwijl hij in zijn kantoor bij den haard op zijn ge mak een kopjen thee zal te drinken, 't welk hij zich daar had laten bezor gen, omdat hij het zoo allervreese- lijkst druk had. Hij had echter zijne pen nog geen enkele maal in den inkt gedoopt, en 't was al hall tienmaar Eliza Sampson kwam daar niets van te weten. Men had haar van jongs af aan leeren gelooven, dat wanneer haar broêr zijn avonden in het kantoor doorbracht, hij heel hard zat te werken „dubbele schof ten" noemde hij het. Als zij daar binnenkwam om hem even toe te spreken, was hij geweldig druk aan 't schrijven met eene veeren pen, die krassend over het papier vloog, op de manier van een sneltrein, die langs een dorps-station vliegten zij kwam er niets van te weten, dat Tho mas zijne pen in de hand genomen had, en zich was gaan aanstellen als- ol hij het zoo vreeselijk druk had, toen hij hare voetstappen zijne deur had hooren naderen. Och, het huise lijke leven beslaat voor een groot gedeelte in zulke kleine geheimen. Heden avond was Tom Sampson bizonder traag gestemd. Hij was op weg om een rijk man te worden, niet doordat hij zooveel verdiende, maar doordat hij weinig uitgaf, en het leven, dat voor menigeen een on oplosbaar probleem is, was voor hem even gemakkelijk als een dier negen eenvoudige aksiomas van Euklides, die zóó kinderachtig duidelijk schijnen te zijn, dat zelfs de kleinste school jongen het onnoodig vindt ze te be- toogen, zooals bijvoorbeeld„als van gelijksoortigen gelijksoortigen afge trokken worden, blijven er gelijksoor tigen over, en zoo voort. Torn meende, dat hij wel eens aan trouwen mocht gaan denken. Hij was niet verliefd, en hij was het geen enkele maal ge weest, sedert hij zijn schooljongens buis met een jas verwisseld had maar hij hield zich zeiven voor, dat de tijd gekomen was, waarop hij verliefd zou mogen worden, zonder zich aan onvoorzichtigheid schuldig te maken. Wat hij wilde, 't was niet eene dwaze, hartstochtelijke, maar eene verstandige liefde. „Lizzie is een goed meisjen, en zij is bekend met mijn eigenaardigheden," sprak hij bij zich zeiven„maar zij wordt oudevrijster-aehtig, en dat is een gebrek, dat zich in toenemende mate bij haar zal openbaren. Ja, be paald, het wordt tijd, dat ik om eene vrouw ga denken. De keuze is voor een man vervloekt beperkt in zoo'n ellendig gat als dit. Ik begeei'-niet eene boeredochter tot vrouw te nemen, ofschoon ik eene knappe, gezonde jonge vrouw, met een aardig duitjen zou kunnen krijgen, als ik me te vreden wilde stellen met iemand uit den landbouwersstandmaar Tom Sampson heelt zijn gebreken, en trotschheid is er een van. Ik zou gaarne eene vrouw hebben, die in stand een weinig hooger stond dan ik. Daar hebt ge bijvoorbeeld Gelia Glare. Zij is een meisjen, dat wel in mijn smaak valtzij ziet er aardig uit, en is levendig en geestig. De ar me Lizzie heelt gemaakt, dat ik van sentimentaliteit schoon mijn bekomst gekregen heb. Ja, het zou niet zoo dwaas zijn, als ik Gelia lot vrouw nam. En ik geloof ook, dat zij mij wel lijden mag." Mr. Sampson werd thans in zijn overleggingen gestoord, door het ge luid van voetstappen op het modde rige grintpad, dat langs zijn kantoor liep. Er was daar een half-glazen deur, die in den tuin uitkwam, maar ook eene deur, die in de gang uit kwam, en deze laatste was de toegang tot het kantoor voor Mr. Sampson's kliënten. Alleen zijne vrienden en goede kennissen maakten van de tuindeur gebruik, en hij kon zich niet verbeelden, wie hem zoo laat kwam bezoeken. „'t Is tien uur," sprak hij bij zich zelven. „'t Moet iets buitengewoons zijn. De oude Pulsby heeft misschien weêr een aanval van jicht in de maag gehad, en wil wellicht zijn testament veranderd hebben. Hij maakt altijd verandering in zijn testament, als hij zoo'n hevigen aanval krijgt. De pijn maakt hem zoo woedend, dat het hem wat opbeurt als hij iemand ont erven kan." Wordt vervolgd.) Gedrukt bjj DE ERVEN LOüSJES te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1889 | | pagina 6