JOHN TREVERTON'S KRUIS.
door Miss M. E. Braddon.
31)
Met dergeljjke bezigheden kreeg
zij de drie weken ten einde, en
toen kwam de lieve zomerdag, waar
op zij tegen den middag met hare
getrouwe Mary op reis ging.
„Mary," had zij den avond te voren
gezegd, „ik ga je een groot geheim
toevertrouwen, omdat ik er van
overtuigd ben, dat ik je volkomen
vertrouwen kan waarop Mary haar
verzekerd had, dat zij het vertrouwen
harer goede mevrouw nooit bescha
men zou.
De trein van Beechampton voerde
haar over uitgestrekte woeste heide
velden, waar kollossale granietblok-
ken op elkander gehoopt lagen, als
hadden Titanen ze opgestapeld, naar
Didlord. Te Didford werden zij opge
wacht door John Treverton, en hier
gingen zij over op een andere spoor-
weglijn, een minder woest landschap
doorsneed die en zoo verder naar Lyon-
stown uitgesproken Linston waar
zij plaats namen in de diligence, die
hen over de heide naar Caraelot zou
vervoeren. TZal toen omstreeks vier
uur geweest zijn, en 'tzou avond
zijn, vooidat zij in het kleine slede
ken te midden van de heuvelen van
Cornwallis aankwamen. Wal een
heerlijke rit was dat, over het vrije,
open heideveld, in den zachten na-
middag-zonneschijn, een duizend voet
boven de oppervlakte der zee, boven
den rook en het rumoer der groote
steden, ver verwijderd van alle men-
schen, in een eenzame wereld van
heide en graniet! De donkerbruine
heuvels, tweeling-broeders, verrezen
daar lusschen hen en de ondergaande
zon, nu eens voor het oog ineen
vloeiend tot één enkele donkere
rotsmassa, dan weder op geruimen
afstand van elkander, wanneer eene
nieuwe bocht van den smallen weg
over het heideveld hun een andere
plaats in het landschap scheen te
geven, 't Was als eene nieuwe we
reld, ook voor Laura, ofschoon zij
uit het zuster-graafschap kwam, en
hel beste gedeelte baars levens nabij
den zoom van Dartmoor had gewoond.
»lk geloof werkelijk, dat ik gaarne
mijn leven zou willen doorbrengen
op de heuvels," sprak Laura, terwijl
zij en John Treverton daar naast
elkander achter den stevig gebouw
den kleinen voerman zaten, met
wiens komiek gezicht een akleur in
een kluchtspel opgang had kunnen
maken, „'t Is zulk eene prachtige
wereld, hoe woest en eenzaam ook,
zoo rein en schoon, en zoo vrij van
de besmetting der zonde."
De zon verdween achter de groote
bruine heuvels, en de lucht werd
koel, ja nu en dan scherp, niettegen
staande het in 't harljen van den
zomer was. John hing een zachten
wollen sjaal over de schouders zijner
reisgenoote, en zelfs bij deze onbe-
teekenende handeling ontroerde hem
de gedachte, dat het van nu af aan
zijn plicht was, haar tegen al de
onaangenaamheden des levens te be
schermen. En zoo kwamen zij in steeds
toenemende duisternis te Gamelot aan,
eene smalle straal aan de helling
van een heuvel, in de grijze scheme
ring als in een mantel gehuld.
Het logement, waar Laura en hare
kamenier voor dien nacht haar intrek
zouden nemen, was niet zeer voor
naam, en 't waren vooral reizende
kooplieden, die er logeerden, 't Was
een huis, dat blijkbaar betere dagen
gekend had, maar dat er weêr wat
bovenop gekomen was, en zijn oude
meubels weêr wat had laten opknap
pen, nadat de diligence-onderneming
door Noord-Cornwallis was tot stand
gekomen, eene gezegende instelling,
door welke een woest en eenzaam
distrikt met de spoorwegen en met de
beschaafde wereld in verband was ge
bracht.
Hier had Laura het vrij goed en kon
zij op haar gemak uitrusten gedurende
den korten zomernacht, terwijl John
Treverton zich de ongeriefelijkheden
moest getroosten van het nachtverblijf
in een logement van minderen rang,
aan de overzijde van het marktplein.
Omstreeks acht uur den volgenden
morgen meldde hij zich aan in het
hotel, waar Laura en hare kamenier
op hem wachtten, en toen begaf het
drietal zich te voet naar de builen
het stedeken gelegen kerk, waar John
Treverton deze vrouw, Laura, voor
de tweede maal binnen zes maanden
lijds, lot gade zou krijgen.
„Ik had niet gelukkiger kunnen
wezen in mijne keuze van eene plaats,
dan ik was, toen ik Camelot voor
mijn doel bestemde," merkte John
op, terwijl zij naast elkander langs
den landehjken weg voortwandelden,
tusschen hooge hagen van braam
struiken en varens, in de heerlijke
ochtendlucht, terwijl de getrouwe Ma
ry zeer bescheiden achter hen aan
kwam loopen. „Ik heb hier een bi
zonder inschikkelijken ouden predi
kant aangetroffen, die geheel met mij
instemde, toen ik hem mededeelde,
dat ik om zekere redenen, die ik niet
nader kon omschrijven, wenschte, dat
mijn huwelijk niet ruchtbaar werd.
„Ik zal er met geen schepsel over
spreken," anlwooidde de goede oude
ziel. „Niemand zou te Gamelot komen
om te trouwen, die zich niet aan het
oog der wereld wenschte te onttrek
ken. Ik zal uw geheim eerbiedigen,
en ik zal zorgen, dat ook mijn koster
dat doet."
De atmosfeer der oude kerk deed
onwillekeurig denken aan een graf
kelder, toen zij, uit de heerlijke, lris-
sclie zomerlucht komend, daar binnen
traden; maar 'twas een keurig wit
gepleisterde gralkelder, en de zon
scheen onbelemmerd op het verscho
ten paarsche fluweel van de avond
maalstafel, boven welke, in den goeden
ouden stijl, de tien geboden en de
wapenschilden der koninklijke familie
waren opgehangen. Als ingedompeld
in een^lichtbad, stonden daar de
bruid/en de bruidegom, en met ge-
pasten ernst herhaalden zij de plech
tige woorden der liturgie; er waren
geene getuigen bij de plechtigheid,
behalve de grijze koster en Mary, de
kamenier, die scheen te raeenen, dat
men bij zulk eene plechtigheid tot
tranen toe bewogen behoorde te zijn,
en daarom zachtkens stond te snikken
op den achtergrond. Nooit had Laura
er bekoorlijker uit gezien, dan toen zij
daar naast haar echtgenoot stond in
de kleine sakristie, en haar naam
teekende in het schimmelige oude
register; nooit had zij zich gelukkiger
gevoeld, dan toen zij samen de een
zame oude kerk verlieten, na vrien
delijk afscheid genomen te hebben van
den goeden predikant, die hun zijn
zegen gaf, en van hen scheidde met
een „God zij met u!" even hartelijk,
als waren zij in zijne gemeente gebo
ren en groot gebracht geweest. De
diligence zou hen opnemen aan den
[kruisweg, op ongeveer een halve mijl
jalslands van de kerk, na eerst te
Gamelot hunne bagage geborgen te
hebben, en zoo zouden zij terugrijden
over de heide naar Lyonstown, en
van Lyonstown met den spoortrein
naar de uiterste westkust van Engeland,
en van daar naar de Scilly Eilanden.
„Kan niets ons thans meer scheiden,
John vroeg Laura, terwijl zij op een
met varens begroeid plekjen zaten
te wachten op de diligence. „Is ons
beider leven nu in 't vervolg beveiligd
tegen alle gevaar?"
„Wie kan gewapend zijn tegen
allen tegenspoed, lieve?" vroeg hij
op zijne beurt. „Van één ding ben
ik verzekerd. Gij zijt mijne vrouw.
Tegen de geldigheid van ons op dezen
dag gesloten huwelijk kan geen levend
schepsel een woord inbrengen."
„En had de wettigheid van ons
eerste huwelijk betwijfeld kunnen
worden
„Ja, liefste; daarvoor zou altijd
gevaar bestaan hebben."
HOOFDSTUK XXI.
Kalme dagen.
Er brandden geen vreugdevuren, er
was niet groen gemaakt, er werd niet
feest gevierd door pachters ol arbei
ders, toen John Treverton en zijne
vrouw thuis kwamen op Hazlehurst
Manor. Zij kwamen, zonder eerst ge
schreven te hebben, dat zij komen
zouden, en wel met een wagentjen,
dat zij te Beechampton gehuurd had
den, en hun onverwachte komst bracht
Mrs. Trimmer niet weinig in verlegen
heid, die verklaarde, dat er bepaald
niets in huis was. Toch zou menige
bezorgde huishoudster in de stad de
nobele reeks hammen, die aan de
stevige balken van den keukenzol-
der hingen, de zij spek, de kort met
versche eieren, de eenvoudige saflraan-
kleurige pruimetaartjens, de heerlijke
zoele beschuiljens, de ossetongen en
het blanke pekelvleesch, de kuikens
die gereed lagen om geplukt te wor
den wel degelijk als „iets" be
schouwd hebben.
Gij hadl me wel een telegram
mogen zenden, mevrouwdan had
ik kunnen zorgen, dal alles voor de
goede ontvangst in orde was, zeide
Mrs. Trimmer op ontevreden toon.
Ik geloof niet, dat er ook maar een
klein zooljen visch in Hazlehurst te
krijgen is. Ik ben vandaag omstreeks
twaalf uur in het dorp geweest, en
daar lag maar één long op de toon
bank bij Trimpson, en ik sta er voor
in dat die nu al lang verkocht is.
Als die tong niet verkocht is, moet
zij "wel aardig fiisch geworden zijn,
en daarom mogen ze haar, wat ons
aangaat, gaarne houden," merkte John
Treverton lachend op. „Maak je maai
niet bezorgd over onzen maaltijd, goe
de zielwe zijn veel te gelukkig, om
ons er over te bekommeren, wat we
te eten zullen krijgen."
En dit zeggende legde hij zijn arm
om den middel zijner vrouw, en ge
leidde hij haar de gang langs, aan
welks uiteinde de boekenkamer was,
waar zij hem een kleine zeven maan
den geleden aan wanhoop ten prooi
achtergelaten had. Zij traden samen
dit vertrek binnen, en hij sloot de
^Liefste mijne, ik kan het me haast
niet voorstellen, dat ik deze kamer
als de gelukkigste aller mannen mag
binnentreden, ik, die daar aan die
tafel gezeten heb in zulk een vreese-
liiken angst, als waaraan maar weinig
mannen ooit ten prooi zijn geweest.
0, Laura, dat is de donkerste dag
mijns levens geweest."
„Vergeet dat," sprak zij op ernsligen
toon; „laat er van het verleden nooit
sprake zijn lusschen ons beiden. Ei
is daarin zooveel, dat nog raadsel
achtig voor me is. Ge hebt me zoo
weinig medegedeeld aangaande je
vroeger leven, John, dal ik, als 1
moest denken aan het verleden, wel
licht aan je zou gaan twijfelen U,
mijn dierbare man, ik heb je blinde
lings vertrouwd; zelfs toen alles er
zoo donker uitzag, ben ik je blijven
vertrouwenik ben standvastig geble-
ven in mijn gelooi aan je goedheid.
Ik weet niet, of het mijne zwakheid,
dan wel mijne kracht geweest is, die
mij zulk een onwankelbaar vertrouwen
op je heeft doen stellen."
't Is je kracht geweest, dierbare
Laura, de kracht der onschuld, dier
goddelijke liefde, die geen kwaad
denkt. Liefste mijne, ik beschouw het
als mijne levenstaak, je te bewijzen,
dat ge je niet in mg vergist hebt,
dat ik je vertrouwen waardig ben."
„Zij liepen samen het huis door en
namen alles in oogenschouw, alsof
elk voorwerp voor beiden nieuw was,
gelukkig als kinderen. Zij brachten
hun eerste ontmoeting ter sprake
en de tweede en zij beleden elkan
der alles, wat er bij elk dier gelegen
heden in hunne ziel was omgegaan,
't Was voor hen een zalig genot, de
geschiedenis hunner liefde nog eens
te doorloopen, nu hel leven vol vreug
de was, en de toekomst volkomen
veilig scheen.
Zoo zetten zij het leven verscheiden
dagen voort, gedurende welke Laura
haar echtgenoot inwijdde in zijne
pozilie als Squire van Hazlehurst. Zij
leidde hem rond naar al de woningen,
en stelde hem aan de bewoners voor,
en samen ontwierpen zij verbeteringen,
die van Hazlehurst Manor een dei-
meest volmaakte landgoederen van
den lande zou maken. Boven alles
moesten daar allen zich gelukkig kun
nen gevoelen. De bodem moest er
gedraineerd worden, en er moesten
zulke maatregelen tot verbetering van
den gezondheidstoestand genomen
worden, dat typhus en andere besmet
telijke ziekten er bijna onmogelijk
zouden worden. Ieder arbeider zou
een nel en geriefelijk huisje krijgen,
en een plekjen grond, waar hij zijn
kool kon bouwen, en, indien hij ge
zegend was met lielde voor het schoo-
ne, rozen en anjelieren zou kunnen
kweeken, die de bloemen in een her
togelijken tuin naar de kroon konden
steken. Uier, in deze zachte, westelijke
wereld, waar vorst en sneeuw bijna
onbekend waren, kon de arbeider
zijne woning omringen met myrlhe
struiken, en fuchsias kweeken, zoo
groot als appelboomen.
Voor John Treverton, die walgde
van hel stadsleven, was de nieuw
heid van dit landelijke leven eene
bron van hel heerlijkste genot. Hij
stelde belang in de stallen, in de bij
hel heerenhuis behoorende boe rderij,
in den tuin, en zelfs in den hoen
derhof. Hij had een vriendelijk woord
ten beste voor den geringsten arbei
der op zijn land. 't Was alsof hij
in het groote geluk van zijn h uwe-
lijksleven zijn hart had opengesteld
voor de geheele menschheid.
„En gevoelt ge je wezentlijk ge
lukkig, Laura P" vroeg hij op zeke
ren dag, toen hij en zijne vrouw den
heerlijken namiddag 'l was in
Augustus doorbrachten aan den
oever van 't riviertjen, waar zij een
paar maanden geleden elkander in
den maneschijn hadden aangetroffen.
„Gelooft ge in alle oprechtheid, dat
je pleegvader op de best mogelijke
wijze voorzien heelt in je toekomst,
toen hij verlangde, dat ge mijne
vrouw zoudt worden?"
Hij richtte deze vraag tot zijne
vrouw, terwijl zij daar gezeten was
in een door de Datuur uit twee met
mos en varens begroeide granietblok-
ken gevormden easy chair, met hare
boeken en haar werk hall-vergeten
naast zich, en hij aan hare voeten
lag, met een hengelroede voor de
leu's in zijn hand. Hij voedde maar
weinig twiifel ten aanzien van het ant
woord, dal zij op zijne vraag geven
zou, want anders zou hij vrij waar
schijnlijk die vraag niet gedaan hebben.
„Ik geloof, dal die lieve papa een
profetieschen blik moet hebben ge
had, om voor mij te kiezen wat het
best voor me was," sprak zij, met
een glimlach op haar echtgenoot neêr-
ziende.
(Wordt vervolgd.)
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES te Haarlem.