Derde Blad. van ZATERDAG 30 NOVEMBER 1889. JOHN TREVERTON'S KRUIS. ADVERTENTIEBLAD door Miss M. E. Braddon. 36) „Ken kinderleestjen nu reeds Ik Kan ine niet begrijpen, wat ge voor bebt, tenzij ge nu reeds wiil zorgen voor de toekomst. Wie zuil ge op dal parlijtjen noodigen De geheele kin derkamer van Lady Parker, natuurlijk en Lady Barkei's kleinkinderen, en Mrs. Pendarvis' zeven jongens, de Briggs, en de Di opmores, en de Sey mours. (ie zult er de tooverlantaren en een goochelaar bij willen hebben en dan moeten er ook nog tableaux vivants zijn, daar ge er niet om schijnt le geven, hoeveel geld bet kost. In de groote wereld zijn zulke kinderleestjens tegenwoordig dure aardigheden." „ik denk, dal mijne jeugdige gasten zich zeer gelukkig zullen gevoelen zonder tableaux vivants, en zelfs zon- uer een goochelaar." „Dat betwijfel ik. Die kleine Barkers hebben wat in de melk te brokken voor hun leeftijd.'' „Maar de kleine Barkers komen niet op mijn leestjen." „En die jongens van Pendarvis maugen zich evenveel aan als jonge studenten na hun eerste studiejaar.'' „Maai ik heb die jongens van Pendarvis niet genoodigd." „Maar welke kinderen moeten dan in 's Hemels naam al die gebakjens opeten riep Celia uit. „Mijn leestjen is bestemd voor de kinderen der arbeiders. Al hel jonge volkjen van de kinderschool uws va ders komt er." „Dan heb ik niets meer te zeggen, dan dat ik hartelijk hoop, dat ge goede maatregelen zult genomen hebben voor de ventilatie uwer kamers; want als ge verwacht, dat ik den Kerstavond zal doorbrengen in een atmosleer als die van onze kinderschool, dan hebt ge buiten den waard gerekend." „Ik heb mijne berekening niet ge maakt, zonder bekend te zijn met Celia Clare's goedhartigheid. Ik ver wacht dat gij op mijn leestjen komen zult, en mij met hartelijke bereidwil ligheid zult bijstaan. Ook je broêr zou wat voor ons doen kunnen. Hij zou het een ol ander grappig stukjen kunnen voordragen. „Mrs. Brown in de komedie" ol iels van dien aard." „Stel je eens voor, Algernon Swin- iirown" voordragende ceu troep kinderen van een ar menschool," riep Celia lachend uit; „en ik verzeker je, dat mijn broêr Edward zich zeiven beschouwt als een niet minder gewichtig persoon dan Mr. Swinburne. Zoudt ge van hem verlangen, dat hij zijn magnum opus terzijde legde, om „Mrs. Brown in de komedie" in te studeeren?" »Ik twijlel er niet aan, of hij zal zich bereid toonen ons le helpen," zeide Laura. „Ik zal zorgen, dat et- een Kerstboom is, beladen met ge schenken, en daaronder vele nuttige voorwerpen. Ik zal eene tooverlan taren uit Londen hurenen voor het overige kunnen we al de ouderwetsche spelletjens blindemannetjen, verstop perljen, doorkruiperljen al de woe ligste en wildste spelen, die we maar bedenken kunnen, in praktijk brengen. Ik zal de dienstboden-kamer laten ontruimen en opsieren voor deze ge legenheid; zoo behoeven we niet te vreezen, dat onze geliefde oude meu bels er onder te lijden hebben." „Als dé~arme oude Mr. Treverton eens in het leven kon terugkeeren, en van zulke dingen getuige kon zijn riep Celia uit. „'l Zou hem ik weet het zeker genoegen doen te weten, dat zijne schatten aangewend worden, om an deren gelukkig te maken. Denk eens aan al die arme kinderen, Celia, die nauwlijks weten wat het woord „pleizier" beteekent, zooals de rijken dat weten." „Des le gelukkiger voor hen," merkte Celia op filozofieschen toon op. „De genietingen van de rijken zijn meer schijn dan wezen zoet en kruimelig, als de roomtaart van een onervaren banketbakker, met zuurge- worden room er binnen in. Nu, hoe het ook zij, Laura, ge zijl een goede ziel, en ik zal mijn uiterste best doen, om je door die kinderdrukle heen le helpen. Ik zou wel eens willen weten, of ook ik zoo weldadig zou zijn, als ik een jaarlijks inkomen van veertien- duizend pond had. Ik vrees, dal mijn uitgaven zoo aanhoudend zouden toe nemen, dat er voor liefdadigheid weinig of niets zou overschieten." Vóór dat de Kerstavond aanbrak, was er eene schaduw over Laura's leven gevallen, die volmaakt geluk on mogelijk maakte, zelfs voor iemand, die er zich op toelegde, aan anderen vreugde te bereiden. John Treverton kreeg een aanval van slepende koorts. Hij was niet gevaarlijk ziek. Mr. Morton, de dorpsgeneesheer, die twintig jaar lang over Jasper Treverton geprak- lizeerd had, en die een bekwaam en ervaren dokter was, zag zeer weinig bezwaar in de ongesteldheid. De patiënt had koude gevat, door, nadat hij 't laatst op de jacht geweest was, lang in den regen te rijden op een ver moeid paard, en de koortsachtige aandoeningen waren hel gevolg ge weest van die gevatte koude, en Mr. Treverlon's gestel was een wei nig van streek geraakt. Dat was alles. De eenige geneesmiddelen, die hij voorschreef, waren rust en goede verpleging, en voor een man in John Treverlon's pozitie was het gemakke lijk, daarin te voorzien. „Moetik mijn kinderfeest afzeggen?" vroeg Laura op bezorgden toon, 's daags vóór den Kerstavond, „'t Zou me erg spijten als ik die arme kleintjens moest teleurstellen, maar" en wal er nu verder volgde kon zij er slechts stamelend uitbrengen „als ik dacht, dat John's ongesteldheid erger werd „Mijn waarde Mrs. Treverton, zijn ongesteldheid wordt niet erger; waar lijk, hij zal spoedig weêr beter zijn. lleb ik u niet gezegd, dal zijn pols krachtiger was van morgen? Hij zal over een paar dagen hersteld zijn, hoop ik; maar ik zal hem tot aan het einde der week zijne kamer la ten houden, en hij krijgt van mij geen verlof om deel te nemen aan de Kerstmis-festiviteiten. En wat uw kin- derfeesljen betreft, als ge kunt voor komen, dat het lawaai, dat de kleinen zullen maken, tot hem doordringt, is er geen reden ter wereld, waarom het uitgesteld zou worden." „De dienstboden-kamer is geheel aan de andere zijde van het huis," zeide Laura, „'t Is, geloof ik, niet mogelijk, dat het rumoer doordringt tot de kamer hier naast." Dit gesprek tusschen Mrs. Trever ton en den dokter werd gevoerd in John Treverlon's studeerkamer het met paneelwerk beschoten vertrek, dat aan zijne slaapkamer grensde de kamer, waar hij en Laura elkander hel eerst hadden ontmoet. „Dan is dat het eenige, waarvoor ge moet zorgen," antwoordde Mr. Moiton. Laura was de eenige ver pleegster haars echtgenoots geweest, gedurende zijn ongesteldheid. Zij had den geheelen dag bij hem gezeten, en hem des nachts opgepast, en bij lus- schenpoozen had zij een uurtjen geslui merd op de gemakkelijke sola, die aan het voeteneinde van het groote vierkan te ledikant stond. Vergeefs had John Treverton haar gewaarschuwd, dat zij haar eigen gezondheid in gevaar bracht door de vermoeienis, welke hel noodzakelijk gevolg moest zijn van deze teedere zorg voor hem. Zij had hem gezegd, dat zij zich nooit beter of krachtiger gevoeld had, en dat de slaap haar nooit zoo verkwikt had als daar op die groote ouder wetsche kanapee. Zij waren samen gelukkig geweest, zelfs in deze dagen van angstige bezorgdheid, 't Was een groot genot voor Laura, den zieke voor te lezen, zijne brieven te schrijven, hem zijne medicijnen toe te dienen, en te voor zien in al de kleine behoeften van den patiënt. Hel eenige wat haar speet met betrekking lot haar kinder feest, was, dat zij gedurende het grootste gedeelte van den avond hem alleen moest laten in zijne ziekekamer. In plaats van haar man voor te lezen, moest zij al haar aandacht wijden aan de kinderspelletjens, en meêdoen, als de kleinen zich met blindemannetjen of doorkruiperljen vermaakten. De winteravond-schemering begon te vallen, gepaard met sneeuwbuien, en omstreeks vier uur zat Laura aan het kleine Chippendale tafeltjen naast het bed haars echtgenoots, bij hem thee te drinken, voor de eerste maal sedert het begin zijner ziekte. Hij had een uur of wat opgezeten mid den op den dag, en lag nu boven op het bed, warmpjens gewikkeld in zijne lange, met bont omzoomde kamer japon. Hij stelde innig veel belang in hel kinderfeest, en Laura moest hem nauwkeurig mededeelen, hoe zij alles geregeld had, om hare kleine gasten aangenaam bezig le houden. „Het voornaamste, waar het op aankomt, is, zou ik zeggen, dat zij genoeg te eten krijgen," merkte hij op. „Als een kind iets eet, dat het lekker vindt, is het bijna volmaakt gelukkig. Voor dat oogenblik verkeert de ziel van zulk een kind in een toestand van volkomen zaligheid Het leeft voor 't heden, en voor 't heden alleen. Zijn jeugdig leventjen beperkt zich tot het kleine kringetjen van nu. Langzaam, geheel verdiept in 't genot, likt hel- zich de lippen, en tuurt het blijde naar het lekkers, waarvan het zooveel houdt. Zelfs een aard beving zou nauwlijks eene storing teweegbrengen in dat innige, kalme genot. Met den laatsten mondvol ver dwijnt de vreugde van het kind, en doel het de ondervinding op, dat de ge nietingen dezer wereld voorbij gaan. Laat je kinderen zich den geheelen avond den buik voleten, en laat hen zich de zakken volstoppen, voordat zij naar huis gaan, Laura, en zij zullen zich volmaakt gelukkig gevoelen." „En morgen zouden de arme kleine schepseltjens ziek zijn en zich heel akelig gevoelen. Neen, John, zij zullen een ietwat redelijker genot smaken, dan gij 't je voorstelt; en ieder hunner krijgt wat meê naar huis voor dien zijner huisgenoolen, van wien hij het meest houdt, zoodat ook hel denkbeeld van genot bij hel kind niet ten eenenmale zelfzuchtig zal zijn. Maar 't zal me leed doen, John, dat ik me den geheelen avond van je verwijderen moet." „En nog meer zal 't mij leed doen, dat ik je moet missen, liefste mijne. Ik zal trachten al slapende den lijd zoek te brengen, terwijl ge afwezig zijt. Zoudt ge me nu niet eene goede dozis chloraal hydraat kunnen geven, Laura „Voor geen geld ter wereld, mijn waarde. Ik heb een afgrijzen van bedwelmende middelen, uilgenomen wanneer het uiterst noodzakelijk is ze le gebruiken. Ik zal het er op aan leggen,dat ik in den loop van den avond een paar maal een haltuurtjen bij je kan doorbrengen. Celia zal als mijn luitenant dienst doen." „Dan hoop ik, dat gij haar een ruim gedeelte van je werk zult laten ver richten, en dat ik hel lieve gezichtjen, dal mij zoo dierbaar is, zeer vaak te zien zal kan krijgen. Wie komen er, behalve de kinderen „Alleen Mr. Sampson en zijne zus ter, en Edward Clare. Edward zal de kinderen op een Ingoldsby-legende ont halen. Ik had hem voorgesteld, dat hij „Mrs. Brown in de komedie" zou voordragen; maar hij wilde er niet van hooien. Ik vrees, dat de kinderen van zoo'n Ingoldsbylegende niets be grijpen zullen." „Gij en Celia zult het jonge volkjen aan 't lachen moeten brengen." „Ik geloof niet, dat ik zou kunnen lachen, terwijl gij hier als een gevan gene in je kerker moet blijven." „'tls eene zeer korte gevangen schap geweest, en je mij zoo dierbaar bijzijn heeft gemaakt, dat ik me gedu rende dien tijd zeer gelukkig gevoeld heb." HOOFDSTUK XXV. Het Kinderfeest. De dienstboden-kamer was een der fraaiste vertrekken van het Manor House. Zij was achter in het huis, verre van al de door Mr. Treverton en zijne vrouw bewoonde en gebruikte kamers, en had deel uitgemaakt van een veel ouder gebouw dan het uit den tijd van Karei II dateerende huis, waartoe hel thans behoorde. Het ver trek ontving zijn licht door twee vierkante tralievensters, met hardslee- nen vensterstijlen, uitziende op het stalplein. Er was ook eene deur, die onmiddellijk op datzelfde stalplein uit kwam, en een geschikten toegang opleverde voor de rondzwervende troepen bedelaars, landloopers en marskramers, die stoutmoedig de wachthonden op het plein trotseerden, wel wetende, dat de kwaadaardigste bandrekel, die ooit zijn afkeer van bedelaars en armoedig gekleede lui uitbulderde, slechts geducht is binnen den cirkel, waarvan de lengte zijner ketting de straal is. Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1889 | | pagina 9