-jooqaff aj jopiïA uajBq 'ua§B|q japuoz ua 'tupq jbbui
joop 'ppqShpjBBM apsdaS ,iaaA\ pM qoo qoo} fiz pooj
'peq uajapuB uap ubb jbbj^ -qaoAaS SiqqnpS aApq
-aq sajjB sinqt qoiz fiz pp na 'uaiz a; .taaA\ Xaupig
mo poizjinJooA pq jam si uaraouaSui |oa\ fiz pp
'qijoopf? Jopog -uapjOM a^ uaAajpaS ppjaAY ap uba
apuia aiapuB pq jbbu jbbiu ooz mo 'puapaq jooa
piu ja fiz pp 'ua 'si joquip p.\\ piu aouaiojq pp
'pq ïpuiaajAaq fi]\r -uapoAaS a; jo uauoo; 0} apuaaiu
fiz imp 'uaiz jaam suaa pM uoq japBA jbbij uaraoq
iq°H pq ubb jqjamaquo ooz uauunq suapoAarj -uapM
piu pmf ooz nn fiz uoq pp qoo(j •uaqBtu uauunq
?jaaq pnjaSuo maq pp 'uaqqaq a; pSazaS n paj;
-mo spi poou '}jbb[qjaa fig 'oappqos a; n uba jeeq
'si japBA jBBq fiq uapaj°aaA\aq aSiuaa ap pp 'jooj
-oS fim jooa qj -uapaomjaA spin uoq fiz 'uaa^"
•SipSuB
qi SaojA ufiz uauunq uapnoz uauapaj ajapuB aip
pM 'apoBpaS ap do piu jqajppA n fiz pasjg"
■jnom^ag qoBf jaaq uap uba
SuiS[oajaA ap UBp 'uapuaz a; SaM JBBq mo uapuopaq
jooa uauapaj ajapuB Sou qoo piu ja Suspoz pspBBj
uaa JBBq uaAajq 'uajpp a} pojq spj aSurq jauaa
JiapaqmBBuaSuBBUo ap ubb JBBq 'uazaipaA a; smqï
daqospzaS JBBq mo 'uaSuBpaA apaajaS ufiz 'pp pinf
ua !paaA\a8 uamouaSui aam qfippnp ja sbm aqMBjj
jaaq ap ua 'uaraoqaS aapi pq do sbm sijbiubq apBj,
•uajnp aj SaAi aipjpny jbbu p ua jaaqaS jbbi] mo
'{aSajpam uapjapi u ooz pi uaAaS uoq SuipiajuBB pp
'uaqqaq aj uBBpaS spi jo uaqojdsaS Lira jbao 5100
'uaSuajq uauuiq aj pp qaiz uoq fiz daa.iSaq spp qfij
-uaSia pnpaq uamouaS japBA uajaq joop pq uba aouaj
-0|j[ pp 'appz fig -uadaqasui uapnoz puasaABji) a;
LZ5S
326
zij toen, zoo heel aandoenlijk zuchtende, Jack, dat hij
niet wacht en maar niet meer aan mij denkt, als ik ééns
weg ben, want wie weet, of ik wel ooit terugkom
Bij dit gezegde kreunde ik zoo hardop, dat ik voor
het oogenblik, door den blik dien Sophie mij toewierp,
werkelijk ongerust werd, dat zij mij al te aangedaan
zou vinden om het eerlijk te kunnen meenen. Doch
een ongerust geweten stelt zich meestal de zaken in
een verkeerd licht voor.
,,Ik antwoordde toen," zoo ging Sophie voort, „dat
gij, hoe jong dan ook, toch oud genoeg waart om
trouw in genegenheid te zijn, en ik smeekte haar,
Engeland niet te verlaten, zonder mij voor u een
aandenken te geven, iets, dat gij tot hare terugkomst,
altijd bij u kondt dragen."
,,En wat zeide zij daarop wel?" vroeg ik.
„Nu, dat zij mij iets voor u zenden zou; ik heb
het nog niet ontvangen, doch zoodra het komt, krijgt
gij het."
Dit deed mij nu werkelijk zoozeer aan, dat dit
maal in de trilling mijner stem niets gemaakts was.
Werkelijk was ik evenzeer getroffen door dit staaltje
van Sophie's trouw, als geroerd door Florence's be
lofte, die voor mij eene aanwijzing was, dat ik groo-
ter vordering in haar hart had gemaakt, dan ik had
durven hopen. Ik drukte mijne nicht de hand, dankte
haar voor den wenk dien zij Florence had gegeven,
en vroeg toen of er nog kans zou zijn, dat de heer
Hawke van plan veranderde en zijne dochter nog bij
zich hield. Neen; zij vreesde, dat daarop niet veel
kans meer was. Florence had haar verteld, dat alle
voorbereidende maatregelen voor de reis genomen
waren, dat de hut reeds was besproken en zij zich
jbbu dap^m ufira uba 'qi puoz SpsmoquaajaAOuaip ua
ïppiq qaoq uapjpzuap pn qoiz puiM ap pp 'ua°BM
aj do ja pq ua uajnpjoop uaAfqq aj sjaoq tiapoai
uaa ui 'qBBz pq sba\ firn jooa 'qoo nap aoq jbbj\;
•napnoq sinq^ jqoom suaa aa
-uajojj ua uajapuBjaA noz uapoupaS uba Sou aqMBjj
qijquaSoo appej pq do uaupssim pp 'saajA ap sbaa
'uajams 0; peq fiiaqBmjoq aufim uba uauvqpjGap qi pn
-jbbm 'pdjpz uaqfipqBuuaA uaip ui Saip aSiuaa ap ua
'ppBpqpniooA pjaSaSassad aApq pq ua uaqojdsaq pq
auaa sba\ aouoiopq ua sijbuibq apa; jooa peq Soo
pq do suaqi qi spooz 'Suimaujapuo auaa fiq 'ufiz a;
aaz do apara mo uoosjad ap pinf ua sbm stuuaq apno
ufim qfipqjaA\ uosdraoqj, piuug pp', 'uaqajqaS sbaa
pq :apjo ui nu sapc sbm ojjoaooz uj -pSaaz uaa ui
laoq auaa sp 'uapBBiu Sipnjuo ooz ua uaSuiS pjooq
pqjoop 'jijSnja; uap apua.mpaS 'fim aip 'uapospaS
apuadoojuaapn ap uba uajBdsaq SBBpj pq n |bz qj
•SnipioisiH
'IIAX NÜXSadOOH
•uap|J3A 0; jaam
diqos ufiz mo 'Saa.iq SipuBqjOA a; jap[ pq fiq ua uaS
-uajq a; Joop uaq pm uaSep aSiuaa JBBp 'sbm uaraau
-jooa ufiz pq 'uajBM uapnq uajapuiq ua mhoja aufiz
pprao 'uaraoqui spiu uoq 'fiq appz 'uBAjaiq jbbj\[
•uaSuajqjoop uaraoq aj apuig-pay\ pq ui fira fiq
ZZ2
323
de dokken te huis gekomen, de noodige gelden aan
Duncan, Golightley Co. voor het bespreken van hut
No. 4, en teekende mij „John Egerton." Wel gevoel
de ik mij niet geheel op mijn gemak toen ik dat
deed, doch mijn geweten was overdreven gevoelig,
daar ik even onschuldig aan kwade bedoelingen was,
bij het aannemen van een valschen naam, als een
acteur dit is, door eene hooge pruik op zijn hoofd
te zetten en op het tooneel te stappen, verklarende
Hertog van Gloucester te zijn.
Een paar dagen na mijn bezoek aan de Strathmore,
begaf ik mij naar Clifton. Hoeveel eerbied ik ook
voor mijn oom's karakter had, ik durfde er nog vol
strekt niet op te vertrouwen, dat hij in staat zou wezen
om zijn mond te houden, en ik verkeerde in voortdurende
vrees, dat hij mijn plan aan zijne vrouw zou verraden en,
op die wijze, Florence en mogelijk ook de oude Hawke er
van hooren zouden. Doch hierin vergiste ik mij; mijn
geheim was bij hem, als in een graf, bewaard. Niet
alleen had hij vrouw, noch dochters den minsten
glimp van de waarheid laten bemerken, doch hij ver
zekerde mij bovendien, dat hij zijn best had gedaan,
zich de zaak zoo uit het hoofd te zetten, dat zijn
geweten volkomen in slaap was gewiegd, zoodat hij
zelfs geloofde, even weinig te weten als de anderen.
„Ik wil," zeide hij, „als de waarheid soms mocht
uitkomen, niet alleen onschuldig kijken als een pas
geboren kind, maar mij dit ook gevoelen, opdat ik,
als de heer Hawke daarover een brutalen brief mocht
schrijven, het air kan aannemen van iemand, die zelf
misleid is geworden."
Dergelijke gedragslijn keurde ik volkomen in hem
goed; ik smeekte hem dus, geene verdere vragen te