Parijs het eerste station moest zijn op de pleizierreis, die hij zich ontworpen had; inaar toen hij zich eenmaal te Parijs bevond, met geld in den zak, en met een gevoel van onafhankelijk heid, werden al zijne plannen als niets, als hij ze in de weegschaal legde tegen de betoovering dier bewonde renswaardige stad. Hij had eenige zijner lichtzinnigste jaren te Parijs doorgebrachthij kende de stad door en door, met al hare bekoorlijkheden, met al haar ongerechtigheid, met al die hoedanigheden, die zij gemeen heeft met de lichtzinnige vrouwen, die uit haar bodem ontspringen. Parijs bezat voor Desrolles op zijn ouden dag al het genot, dat het hem in zijn jeugdige jaren verschaft had. De schoone stad breidde hare menigvul dige armen naar hem uit, om hem te houden, evenals een slraaldier. Haar leven in de straten en in hel café, hare danshuizen waar het dansen 's avonds ten ell ure een aanvang nam, en niet eindigde vóór des morgens hare cafés chantants, waar schaam- telooze vrouwen met onlbloole halzen in den gloed van 't gaslicht zaten te glimlachen hare wijnhuizen op den hoek van elke straat hare biljartzalen boven elk café alle deze dingen waren bekoorlijkheden, die voor Desrolles onwederstaanbaar bleken te zijn. De geheele stad was doordrongen van een geur van licht zinnigheid, die geheel in zijn smaak viel. In Londen had hij zich een landlooper gevoeld. Te Parijs ver beeldde hij zich maar weinig slechter dan zijne medemenschen te zijn. De menschen verschilden daar wel, maar 't was slechts een verschil in graad. Desrolles had zich naar Parijs be geven met hel voornemen, zich te onthouden van brandewijn. Hij bracht dit besluit ten uitvoer met eene lol- waardige standvastigheid. Hij onthield zich van den brandewijn, maar ver viel tot de absinthe. Hij kwam te Parijs aan met vijf en negentig pond in zijn zak, en met eene toezegging van duizend pond 'sjaars. Met zulk een onbezorgde toekomst vóór zich, kon het haast niet anders, of hij nam het er voor het heden tamelijk ruim van. Hij was niet een man, die veel ophad met praal of vertooning. Zijn smaak voor de genietingen van hel fijn beschaafde leven behoorde tot het verleden. Hoewel zijne beurs ruim voorzien was, gevoelde hij geen lust om den grooten mijnheer uilte- hangen bij Meurice, of in de Bristol. De elegante weelde dier etablisse menten zou voor zijn verdorven smaak iets (lauws gehad hebben, evenals brandewijn zonder de toe voeging van Cayenne-peper geen smaak scheen te hebben voor zekeren ongelukkigen Engelschen markies, die het korte kaarsjen des levens aan beide einden lieten bran den, tengevolge waarvan het dan ook spoedig uit was. Desrolles keerde weder tol zijn oude levenswijze terug. Jaren geleden had hij kamers bewoond in hel. Quartier Latin, en had hij gedronken in de studenten-cn/ifs en had hij zijn geld verloren onder die jeug dige deugnieten, waaruit de toekom stige senatoren, doctoren en advo- katen van Frankrijk moesten groeien. De woning was twintig jaar geleden morsig en min geweest. Zij was er nog morsiger en minder op gewor den na verloop van dat twintigtal jaren. Maar Desrolles was er der Voorzienigheid en den Prel'ekt van de Seine dankbaar voor, dat zij zijn oud verblijf in wezen hadden laten blijven. Het huis, onder welks halfvergaan dak hij vroeger zulke onstuimige nachten had doorgebracht, was slechts bij toeval nog* niet gesloopt, maar zou hoogst waarschijnlijk spoedig tot de geschiedenis behooren. Zijn von nis was geveld; het werd er alleen nog maar geduld, totdat men tot den herbouw der geheefe wijk zou over gaan. Een reusachtige boulevard, die op onverbiddelijke wijze steeds ver der liep, evenals Jaggernaul's wagen, had de morsige straat dwars door gesneden, en zoo bescheen thans het daglicht al hare morsigheid, al haar druk gewoel, al haar armoede, al hare verborgen ongerechtigheid en alschrikkelijke ellende. Het huis, waarin Desrolles gewoond had, was nog maar ternauwernood aan de slo ping ontkomen, 't Stond op den iioek van den breeden, nieuwen bou levard, waar reusachtige steenen paleizen verrezen op de ascli van ge sloopte hutten en krotten. Het huis, dat er vlak naast had gestaan, was tol op den grond toe weggesloopt, en het kleurige behangselpapier, waar mede de verdwenen kamers behan gen waren geweest, waren voor den dag gekomen, en men had kunnen zien, hoe van verdieping tot verdie ping de kamers al morsiger, lager, kleiner werden, totdat ze op de zesde verdieping niet veel meer dan een soort van duivenhokken waten. Hel geldeuide behangselpapier rotte aan den muur; zwarte plekken deden zien, waar de stookplaatsen geweest waren, en eene groote zwarte kolom duidde de loopbaan van een gesloop- len zwarten schoorsteen aan. Deze buitenmuur was geschoeid, maar zells met dezen steun zag hel hooge smal le hoekhuis, als men er beneden van de straat naar opzag, er onvei lig uit. Desrolles was in zijn schik, dal hij zijn oud hok nog in wezen vond. Hoe goed herinnerde hij zich de kleine tapperij beneden, met schitte rend gekleurde flesschen voor de ramen, met den brandewijngeur daar binnen, met die blauwkielen, gezeten op de banken tegen den muur, die onder een luid gebabbel hun par- lijtjen domino speelden, of écarté met de slapste kleinste kaarten, die men zich voorstellen kan. Hij vroeg in de tapperij, of er bo ven une chambre (jargon eene kamer voor een eenloopend heer te krijgen was. „Voor een eenloopend heer is er altijd wel wat," antwoordde de leven dige vrouw achter de toonbank. „Ja, er is een heel aardig kamerljen op de vijlde verdieping, waar alles op zijn gerielelijkst is ingericht, ou mon sieur aurait toutes ses aises." Desrolles haalde aarzelend de schou ders op. „De vijfde verdieping!" riep hij uit. „Meent ge, dal unjne beenen nog even jong zijn als twintig jaar geleden „Monsieur ziel er nog heel jeugdig en vlug uit," zeide de vrouw. „Is la Veuve Chomard nog de eigenaresse van het huis?" Helaas neen. De weduwe Chomard was ongeveer negen jaar geleden naar de beknopste aller woningen op den Mont Parnasse vertrokken. De tegenwoordige eigenaar was een handelaar in wijn, en hij was ook de eigenaar der tapperij. Dal deed er niets toe, zeide Des rolles tegen de vrouw. Al wat hij verlangde was een geriefelijk ver trek op de eerste ol tweede verdie- Ping- Ongelukkigerwijze was de cham- brette de garcon op de vijfde verdie ping de eenige onbewoonde kamer van het huis, en na eenige aarze ling volgde Desrolles eene oude vrouw, een soort van portierster, de morsi ge oude trap op, naar de chambrelte. „De kamer ziet uit op den nieuwen boulevard," zeide de portierster, terwijl zij een klein venster opende. C'est cranemenl gaie. 't Is hier een ijselijk vrolijk uitzicht!" Desrolles wierp een blik naar beneden op de breede straat, met haar omnibussen, en wagens, en karren, die daar onophoudelijk heen en weêr reden met hare reusach tige steigers en hooge ladders bij de in aanbouw zijnde huizen, waar de werklieden tusschen aarde en hemel zweelden, zoodat men meenen moest, dat hun leven elk oogenblik in ge vaar was. De kamer was klein, maar in Desrol les' oogen zag zij er wel aardig uit. Er hingen nette saaien gordijnen om het mahoniehouten ledikant, gordij nen voor het venster; er lag een karpet op den met 100de tegels be vloerden grond; er was een haard, waarin een houlvuurtjen waarschijn lijk wel vrolijk branden zou; er stond een kastjen voor brandhout, en een buroo met slot en sleutel, waarin de bewoner een paar lles- schen voor voorkomende gelegenhe den kon bergen. ,,'l Is een verwenschle klimmerij naar boven," zeide hij. „Men kan evengoed op de poort van St. Denis gaan wonen. Doch ik moet dat maar voor liel nemen. Ik ben een onver biddelijk konservaiiel. Ik houd veel van een oude woning." Vroeger had men daar aan huis zich zoo vrij kunnen bewegen als men verkoos. De bewoners konden in huis komen zoo laat hel hun behaagde, met hun huissleutel. Desrolles richtte lot de portierster een paar vragen betreffende den legenwoordigen regel. Uil haar antwoord bleek, dat het er nog altijd evenals van ouds was. De legtnwoordige eigenaar was un bon enfant. Hij stelde den huurders zijner kamers geen andere eischen, dan dat zij hein op tijd hun huur betaalden, en dat zij hei niet met de politie te kwaad kregen. Desrolles zette zijn klein valies, dal al zijn wereldsch goed inhield, op den grond neder, betaalde aan de portierster een maand huur vooruit, en ging er op uit, om het genot te smaken van zijn Parijs. Die loovenares had hein al reeds in hare macht. Hij besloot thans zijne reis naar het Zuiden nog een week of wat uil te stellen, misschien wel zoolang tot de optocht van den Boeuf Gras de vro lijke inwoners van de vrolijkste stad der wereld een prettigen dag be zorgd had. Ilij keerde terug tot zijn oude ge woonten, die hem twintig jaar ge leden dierbaar geweest waren, en die hij zich altijd met zooveel genoegen herinnerde. Hij vond veel veranderd, maar de atmosfeer was dezelfde ge bleven. Absinthe was de eenige groo te nieuwigheid. Die voor de gezond heid zoo schadelijke drank was in '1 begin van het Tweede Keizerrijk nog niet algemeen in zwang. Desrolles gaf zich over aan de absinthe, zooals een pasgoboren kind zich overgeeft aan de milde bron, die de Hemel tot zijne voeding beschikt heeft. Hij onthield zich van brande wijn lerwille van het minder beken de vergift. Hij vond overvloed van nieuwe kameraden, terwijl hij zijn oude gewoonten volgde, 't Waren wel niet dezelfde menschen, maar zij hadden dezellde gewoonten en maak ten zich schuldig aan dezelfde zonden en Desrolles' ideaal van een vrieud was een samenstel van ongerechtig heden, die in zijn smaak vielen. Hij trof lui aan, om meê te spelen en meê te drinken, lui, wier taal even onrein was als de zijne, en die het leven in deze wereld en het leven hier namaals van hetzelfde standpunt beschouwden als hij. In 't gezelschap van zulke geest verwanten daalde zijne natuur zelfs tot een nog lager peil van lieder lijkheid af. Geld verleende hem eene lijdelijke almacht. Hij verspilde het met vorstelijke lichtzinnigheid, en hij geloofde zich veilig tegen alle toe komstig kwaad, toen hem op zeke ren morgen bij toeval een Engelsch nieuwsblad in handen kwam, en hij het verslag las van John Treverton's eerste verschijning voor hel Ilol van Politie in Bow Street. De krant was al meer dan eene week oud. Het verdaagde gehoor moest een paar dagen geleden heb ben plaats gehad. Desrolles zat met sprakelooze verbazing op het blad te starenmet een hoofd, bedwelmd door het gebruik van absinthe, mij merde hij over de gevolgen, welke deze arrestatie van John Treverton wellicht voor hem hebben zou. Zijn naam werd niet genoemd in het verslag. In zooverre scheen men hem geheel builen de zaak gelaten te hebben. In zooverre voelde hij zich veilig. Toch kon men niet weten, wat er wellicht gebeuren zou. Een on derzoek van dezen aard, eenmaal aangevangen, kon zijne vertakkingen wie weet hoever uilbreiden. „T Is jammer," sprak Desrolles bij zich zeiven. De zaak was zoo mooi in orde. 't Moet de zoon van den dominee, die jonge zotskap, dien ik in Devonshire ontmoet heb, geweest zijn, die de zaak weêr op '1 getouw gezet heelt." Zijn leven te Parijs viel bizonder in zijn smaak; 't was indedaad hel eenigste soort van leven, waarop hij prijs stelde; maar het denkbeeld van mogelijke openbaringen, tot welke dit vernieuwd gerechtelijk onderzoek zou kunnen leiden, verontrustte hem toch in zulk eene male, dat hij 'i voor zichtig begon te achten, verderop te gaan. „Amerika is de plaats," sprak hij bij zich zei ven. „Een of andere stad aan de zeekust in Zuid-Amerika zou zeer geschikt voor me zijn. Maar het leven kan daar alleen dan dragelijk zijn, als men verzekerd is van een goed inkomen; en hoe kan ik van mijn inkomen verzekerd zijn, als ik Europa verlaat? Wat de ongelegenheid betreft, waarin Treverton geraakt is daar kan ik me kalm over heen zetten. Ze kunnen hem niet ophangen. De getuigenissen tegen hem zijn niet krachtig genoeg om een hond te doen ophangen. Neen, zoo er geen andere namen genoemd worden, moet de zaak een zacht einde nemen. Maar als de groote zee mij scheidt van Mr. en Mrs. Treverton, hoe kan ik dan verzekerd zijn van mijn jaargeld? Ze konden wel eens rekenen, dat ze van me af waren, ais ik me daar aan de overzijde van den haringvijver be vond." Dit was een ernstig bezwaar, maar toch was Desrolles in zijne ziel over tuigd, dal hij verstandig zou doen met zoo spoedig 't hem mogelijk was naar Amerika te vertrekken. Parijs mocht al bizonder in zijn smaak vallen, maar Parijs had de onaangename eigenschap van dicht bij Londen te zijn. De politie der twee steden hielden zonder twij fel geregeld betrekking met elkander aan. Hij begal zich naar een kargadoors- kantoor, en verschafte zich daar de tijdsopgave van de Amerikaansche stoomschepen, die in den loop van de eerstvolgende zes weken van Havre zouden vertrekken. Twee of drie da gen lang bestudeerde hij in zijne kal me oogenblikken deze lijst. Hij kende de namen der stoomschepen en hunne tonnemaat van buiten, maar hij had nog geen besluit genomen, aan welk schip hij zich zeiven en zijn fortuin zou toevertrouwen. Daar was La Reine Blanche, die in de volgende week naar Valparaiso vertrok. Daar was de Zénobie, die over veertien da gen naar Rio Janeiro zou vertrekken. Het stond bij hem tusschen deze twee. Wordt vervolgd.) Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1890 | | pagina 6