afstand van mijn kind doen! Niet voor al het geld op aarde. WatGij noemt u zelf een vader, en gij wilt mij verleiden, mijn eigen vleesch en bloed te verkoopen? Neen! liever armoede en gebrek, dan dat. Mijn engel, wij zullen samen den strijd volhouden, overwinnen of te zamen sterven!" Hij nam zijn hoed op om te ver trekken; doch één woord van Bart- ley deed hem nog blijven. Hij bleef stilstaan, toen laatstgenoemde zeide: „zoo! uwe liefde voor uw kind is dus slechts eigenbaat!" iEigenbaat!" riep Hope uit; „ik ben zóó baatzuchtig, dat ik elk uur van den dag voor haar zou willen sterven." Toch dacht hij even na, en Bartley, steeds pal als een rots, viel hem op nieuw aan: „welnu, als het geen eigenbaat is, dan is het dwaasheid." Op eens zeide hij„wie zal het meest lijden, indien gij haar geluk in den weg staat? Uwe dochter; haar wilt gij laten sterven." Hope zuchtte. „Wie zal het meeste genot er van hebben, indien gij verstandig handelt, en haar werkelijk lief hebt, niet als een ja- loersch minnaar, maar als een vader? Natuurlijk uwe dochter; zij zal aan niets meer gebrek hebben, en van frissche land- en zeelucht het volle ge not kunnen smakenik zal voor haar gezondheid en gemak zorgenzij zal de leegte in mijn huis en in mijn hart aanvullen, eu mijn erfgename zijn, wanneer ik sterf." „Maar voor mij zal zij verloren zijn 1" zuchtte de arme Hope. „Toch niet. Gij zult mijn rechter hand zijn; gij zult altijd bij en met ons zijn, haar dagelijks zien en spre ken, mits gij niet zegt, dat gij haar vader zijt. Bewijs mij deze dienst, en ik zal voor 11 en voor haar alles overhebben. Weigert gij, dan ver moordt gij uzelf en haar, zoowel als mij." Hope weifelde een oogenblik. „Ben ik zelfzuchtig?" zeide hij. „Neen, welk rechtgeaard vader is dat; maar denk een oogenblik na." Hope wrong zijn handen in wan hoop en hield die voor zijn hoofd; „het is zelfzucht haar voor mij te willen behouden, maar toch van haar scheidenGod, sta mij bij in deze beproevingeen vader, die geen andere keuze heeft: of, zijn kind van gebrek te zien omkomen, of wel het in weelde te zien grootbrengen, en nooit te mogen zeggen „ik, die uwe lieve moeder nog zoo innig betreur, ik, de arme man, ik ben uw vader, ik kan niet, ik kan niet, God belpe u en mij!" „Maar wie vergt dat ook van u? Zij zal nooit uit uw gezicht zijn; het eenige onderscheid zal zijn, dal gij haar, in plaats van haar te zien lijden en sterven, zult zien, omringd van alle gemakken, opgepast als eene prinses en dagelijks vooruitgaande in gezondheid, rijkdom en geluk." „Gezondheid, rijkdom en geluk „Gezondheid, rijkdom en geluk Deze woorden hadden grooten in vloed op den nog steeds weifelenden vader; hij begon voorwaarden te stellen, die allen werden aangenomen. „Indien gij haar ooit hard behan delt, dan is het kontrakt verbroken, en ik neem mijn kind terug." „Zoo zij het. Maar hoe kunt gij u iets zoo verschrikkelijks voorstellen Mannen mishandelen geen kinderen. Slechts vrouwen, die hen aanbidden, dooden hen door hunne liefkozingen. Zij zal voor mij mijn kleine schuts engel zijn; God zegene haar, en het eenige wat gij ooit in mij zult kunnen afkeuren, zou zijn, dat ik haar te veel lief had, omdat het uw kind is, maar overigens hebt gij niets te vree- zen! Ziedaar, mijn hand er op." Eindelijk liet Hope zich overhalen, en nam de hem aangeboden hand aan, (laardoor als 't ware toestemmende. Bartley verzekerde toen verder, dat hij voorloopig bij hem in huis zou wonen, om de scheiding voorteberei- den. „En van dit oogenblik af zijt gij geen bediende, maar mijn kompag- jon, op voorwaarden door u zelf te stellen. „Dank u," antwoordde Hope zuch tende. „Verlies nu geen tijd en breng haar in huis, terwijl de klerken af wezig zijnintusschen zal ik met de kindermeid spreken en de vele moeilijkheden trachten te overwinnen. Wacht even; hier is een bank noot van vijf pond. Koop voor u zelf een nieuw pak, en geef het kind een goed maal eten. Maar wees zoo goed, haar meteen half uur of zoo hier te brengen." Bartley liet hem uil en ging toen naar binnen, om de kindermeid om- tekoopen en haar tot zijn confidante te maken. Dit kostte hem heel wat moeite; zij was zeer ontsteld over het voor stel en begon te weenen. Zij ver langde, dat haar lieveling een christelijke begrafenis zou hebben, en snikte al harder en harder, maar toen Bartley haar aanbood, honderd pond 's jaars te geven, zoolang zij bij hem woonde en zijn geheim be waarde, draaide zjj bij, en vond hij in haar een onwaardeerbare bond genoot. Om voorloopig dit karakter niet verder te bespreken, moeten wij toch eerst den lezer er op wijzen, dat zij hel bewijs leverde, hoe eene vrouw een geheim kan bewaren, en dat zij na verloop van een zeer kor ten tijd evenveel van Grace Hope hield, als zij vioeger van Mary Bartley had gehouden. Wij hebben reeds gezegd, dat Moncklon de stem van Kolonel Clif ford gehoord had, maar er oogen- blikkelijk weinig aandacht aan had geschonken. Dit veranderde echter, toen hij Bartley's voorstel, Hope's antwoord en hetgeen er volgde had gehoord, en, het een met het ander in verband brengende, begreep hij het groote belang van het plan, zoodat dit, nog voordat met de uit voering een aanvang gemaakt was, reeds een gevaarlijken vijand had. Leonard Moncklon was van nature een plannenmaker, en door gewoonte een schurk, zoodat er geen twijfel aan was of hij zou zijn voordeel met de door hem gedane ontdekking doen. Hij kwam uit het kleine kantoor en zette zich aan zijn lessenaar, om in alle bedaardheid de zaak eens te over wegen. Hij had de keus tusschen twee wegen. De eene was aan Bartley te zeggen, dal bij alles wist, en de andere om het geheim aan de Clif fords te verkoopen. Maar hij had eene bepaalde reden om eerder tot de Cliffords overlehellen, en terwijl hij in zijn kantoor zit, zullen wij den sluier van zijn geheim voor den lezer opheffen. Deze slimme vogel had onmiddellijk het vertrouwen van den jongen Clif ford gewonnen, die onder den naam Bolton bij Bartley op 't kantoor was, en had hem een schandelijken strik gespannen. Hij introduceerde bjj hem eene beeldschoone jonge vrouw rijzig, donker, met een ovaal gelaat en schitterend zwarte oogen en wenk brauwen, met een ietwat vreemd akcent en innemende manieren. Deze schoonheid noemde hij zijne zuster, en hij had haar opgedragen, om als zoodanig de liefde van Walter Clifford te winnen, en met hem te trouwen. Daar zij twee en twintig, en de jonge heer Clifford negentien jaar oud was, kostte haar dit weinig moeite, en dezen zelfden dag reeds zou het burgerlijk huwelijk worden vol trokken. De plannenmakende Moncklon meende, dat het beste zou zijn, Bartley in zijn schurkenstreek niet te sloren, en hem stil zijn gang te laten gaan, om het ter gelegener tijd bekend te maken aan den jeugdigen Walter en diens vrouw, welke laatste, tusschen twee haakjens, dol verliefd was op Moncklon. Nauwelijks echter had hij dit plan- neljen gereed, of daar deed zich een hinderpaal voor. Lucy Muller kon, toen het op handelen aankwam, hare belofte niet houden, en zij stoof het kantoor binnen, om haar meester dit te zeggen. Zij uitte een kreet van vreugde, toen zij hem zag, en na derde hem met de innigste liefkozin gen. „Ach, Leonard, wat ben ik blij dat ge alleen zijt! Leonard, beste goede Leonard, dwing me niet, met dat jonge mensch te trouwen! Nu de tijd nadert ontzinkt mij de moed." De tranen stonden haar in de oogen, en een eerlijk man zou medelijden met haar hebben gekregen, en haar zelfs min of meer hebben geacht om haar berouw, al kwam dit wel wat laat. Maar de meester vestigde inet een koelen blik de oogen op zijne slavin en sprak op ruwen loon :„wat je hart betreft, daarvan is geen sprake; denk aan je belang!" De zwakke vrouw bedacht zich een oogenblik. „Nu, zoo'n bizonder voordeelige partij is hij loeb ook niet." „En ik zeg je van wel, en nu nog meer dan vroeger. Ik heb juist ontdekt, dat hij erfgenaam is van nog 20,000 p. St., en waarop hij niet langer behoeft te wachten dan ik goed vind." Lucy stampte met haar voet op den grond. „Ik geef niets om zijn geld. Voordat hij met zijn geld kwam, hadt gij mij lief." „En ik bemin je nog evenals vroeger," zeide Moncklon koel. Lucy begon te snikken. „Neen dat doet ge niet, want dan zoudt ge mij niet aan dien jongen dwaas overgeven." De schurk gaf een antwoord, zijnet- waardig. „Zijl ge nu krankzinnig? Kunt ge dan niet met hem trouwen, en toch voortgaan met mij lielteheb- ben? Gij zult de eerste niet zijn. 'l Gebeurt immers dagelijks en tot ge noegen van alle partijen." „En tot hun onuitsprekelijke schan de!" sprak een ernstige stem, achter hen. VValter Clifford, die haastig bin nen was gekomen, had maar weinig gehoord, maar toch genoegdaar stond hij verontwaardigd en bleek, en hij zag er nu niet meer uit als een schooljongen. Deze beide schob bejakken hadden hem op eens tot man gevormd. Zij traden verschrikt achteruit, en de vrouw verbergt haat- gelaat. Hij wendde zich het eerst lot den man, zooals zich denken laat. „Dus hebt ge deze dame, als je zuster, op mij algestuurd, om mij in den val te laten loopen en mij in hel onge luk te storten!" Zijn lip trilde, want hij was tot in zijn hart gewond maar spoedig herstelde hij zich, en hij gedroeg zich als de waardige zoon van een dapper oud soldaat. „Maar al was ik dwaas genoeg om mijn vader te verlaten, toch ben ik zoo gek niet om uw gewezen en afgedankte maitresse tot vrouw te nemen en als zoodanig aan de wereld voorlestellen." (Lucy bedekte zich het gelaat met de handen.) „Hier, Miss Lucy Moncklon of hoe uw ware naam zijn mochthier is de huwelijksakte. Neem het stuk aan met mijne diepe verachting er bij, en handel er meê zooals ge verkiest." Na dit gezegd te hebben ging hij Bartley's kantoor binnen en liet zich moedeloos en geheel verslagen op een stoel neêrvallen. 't Was een bittere beker, de eerste, dien hij op zijn jeugdigen feeltijd moest ledigen. De teleurgestelde plannenmakers hadden ook een leelijke pil te slik ken, waarvan de uitwerking op beiden zeer verschillend was. De vrouw weende en was terneergeslagende man raasde en vloekte, en zwoer wraak. „Neen, neen," zeide Lucy; „wij hebben ons verdiend loon. Ik zou wel willen, dat ik den vent nooit had gezien, dan zoudt gij je woord hebben gehouden en met mij getrouwd zijn!" „Ik wil nog met je trouwen, mits ge mij gehoorzamen wilt." „Je gehoorzamen, Leonard? Ge hebt mij ten gronde gericht; maar trouw me slechts, en ik zal in elk opzicht je slavin zijn je gewillige, toegenegen en gelukkige slavin." „Dat is een koopjen," merkte Moncklon op koeien toon op. ,,Ik zal dan quite met hem zijn; ik zal je onder zijn naam trouwen." Dit begreep Lucy niet. „Waarom onder zijn naam?" vroeg zij. Hij gaf geen antwoord. „Welnu, de naam doet ook niets ter zake," zeide zij, „mits hel den rechten persoon maar geldt en die zijt gij." Daarop begon Moncklon een nieu we schurkenstreek te beramen, nog erger dan de eerste. Hij wilde de brandkast berooven en het er op toeleggen, dal Clifford voor den schuldige werd aangezien onder den naam Bolton veroordeeld, zou Clifford nooit zijn waren naam bekend ma ken, en Lucy zou het huis der Cliffords binnentreden met een cerlilikaat van zijn dood en een huwelijkscontrakt, beiden natuurlijk vervalscht; zij zou de 20,000 p. st., die zijn deel waren, ontvangen, en daarna met den waren echtgenoot haar biezen pakken naar veilige streken. Lucy scheen er niets van te be grijpen zulke ingewikkelde koinplot- ten gingen haar bevattingsvermogen te boven. Moncklon dacht een oogenblik na. „Waar moeten we meê beginnen? Laat eens even zien. Ja! allereerst trouwen." „Ja," zeide Lucy, opgewonden, wat een sterk kontrast vormde met zijne buitengewone bedaardheid; „dat is het eerste, en ook voor mij het meest begrijpelijke." Dit gezegd heb bende, ging zij gearmd met hein heen, zij zoo vroolijk als een leeuwerik, en hij zoo koud als een steen. Walter Clifford zag hen juist pas- seeren, en keek hen na terwijl hij hen bij zichzelf vervloekte. „Sullende zooals gewoonlijk sprak iemand op alles behalve vrien delijken loon. Hij keek om, en zag mijnheer Bartley aan zijne tafel zit ten. De jonge Clifford nam plaats aan het andere einde, vast besloten, dat dit de laatste dag zou zijn, dien hij daar doorbracht. „Ziehier de betalingen," zeide hij. Bartley keek ze na. „Ongeveer een vjjfde," merkte hij droogweg op. „Daaromtrent," luidde hel antwoord. „Gij hebt hen zeker niet genoeg geprest." „Om te manen, deug ik niet." „Waartoe deugt ge dan wel?" „Ik zou het u niet kunnen zeggeV-. „Voor den handel zijl ge niet ge schikt." „Dal is het grootste kompliment, dat mij ooit werd gemaakt." „Ge zijt even onbeschaamd als on bekwaam, en hebt na acht dagen uw ontslag, Mr. Bolton." „Over vijf minuten zou mij beter lijken, Mr. Bartley." „Zoo; welnu, dan met een uur." „Prachtig, 't kan niet mooier; dan heb ik nog juist tijd mijn lunch te nemen een glas bier, een boter ham, een kijkjen in Punch, een ciga rette, en een praatjen met de buffet juffrouw." Wordt vervolgd.) Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1890 | | pagina 6