bleef was, te bepalen, waar de eerste mijn moest worden gegraven. Bartley was geheel vervuld van deze zaak, aangespoord door hoop op winst, wal b\j hem veel meer gold dan hel geluk van Mary Bartley en haar minnaar. Zij, arm kind, zat ge heel verlaten in haar salon en trachtte zich met leekenen bezig te houden; maar het lukte niet; evenmin ging het met lezen of het spelen van eene nieuwe symfonie. Zij ging stil zitten, en voor haar scheen de toekomst een wildernis, waarin geen zonneschijntjen doordringt. Terwijl zij zoo zat te peinzen, hoorde zij plotseling hoefgetrappel Miss Clifford en Walter hielden juist onder haar venster stil. Mary sprong verheugd overeind, toen zij Waller zag, maar was verwonderd en ver baasd in een oogenblik echter be greep zij, dat hel een of andere sloule maatregel was, en zij geraakte dus in groote spanning. Walter opende de deur, stelde zich uiterst koel aan en zeide „Miss Bartley, ik heb Miss Clifford hier gebracht, die u gaarne wenschte te bezoeken. Mijn bezoek geldt uw vader. Waar zou ik hem kunnen vinden?" „Op zijne studeerkamer," mompel de Miss Bartley. Waller verwjjderde zich, en de bei de dames namen elkander eens goed op, om te ooi deelen over toilet, uiter lijk en karakter, en dal wel met be wonderenswaardige vlugheid. Mary glimlachte, gaf haar bezoekster een stoel en wachtte. Miss Clifford ging zeer behendig te werk „Ik moet mijn excuses maken, dat ik uw bezoek niet vroeger heb be antwoord. Maar wees zoo goed en denk maar „„beter laat dan nooit."" „Ge zijt hoogst welkom, Miss Clif ford," antwoordde Mary hartelijk. „Nu is het ijs gebroken, en ik verzoek u vriendelijk mij Julia te noemen." „Mag ik?" „Niet alleen dat gij 't moogt, maar gij moet het, als ik u Mary noem. Ge weet, dat wij nichten zijnalthans ik veronderstel het. Wij zijn beiden nichten van Walter Clifford, dus dan moeten wij ook nichten zijn, Mary." Dit zeggende, zag zij bare schoone gastvrouw op eene zonderlinge wijze aan. Mary beantwoordde dien starenden blik even scherp, zoodat hare grijze oogen vlammen schenen te schieten. „Mary, ik houd er van, maar da delijk met de deur in 't huis te val len. Walter Clifford is een goede jongenhij heeft zich tegenover mij zeer net gedragen. Ik had onaange naamheden met mijne familie, en hij heeft ons weder tol elkander ge bracht, zonder mijn gevoel te kwetsen. Na verloop van eenigen tijd merkte ik, dat Walter veel aan u dacht. Nu dacht ik, was het mijne beurl, niet waar? Ik liet hem mij alles vertel len. En hoewel hij het niet gaarne deed, kreeg ik hem er toch toe. De liefde maakt hem ongelukkig, even als u, meisjenliefl" „Dat is zoo." „Ik nam dus op me, hem raad te geven. Ik heb hem gedwongen naar uw vader te gaan. Vaders lachen somtijds om de liefdesgeschiedenissen hunner dochters; maar wanneer de zoon van Kolonel Clifford officiéél komt met een huwelijksaanzoek, dan kan Mr. Bartley hem niet met een kluitjen in 't riet sturen." Mary sloeg de handen ineen, maar zeide niets. Julia kwam bij haar en zeide: „het eerste waaraan ge nu behoefte hebt, is, eens goed te kun nen uitweenen, meisjenlief." „Ja, dat moet ik ook." „Kom dan bij me." Zoo gezegd, zoo gedaan. Mary liet het hoofd op Julia's schouder rusten, en Julia sloeg haar arm om Mary's middel. „Voelt ge u nu beter, meisjenlief?" „Ja, veel beter." „Gelukkig, niet waar? Welnu, luister naar me. Vaders geven dik wijls, niet dadelijk toestemming tot het huwelijk hunner dochters, maar zij eindigen toch [in den regel met loetegeven, en doen niet zooals som mige moeders, die het hart van haar kind breken. Eene moeder, die haar eigen zin wil volgen, komt met een anderen man op de proppen, maar vaders doen dat gewoonlijk niet. En dan streelt en vleit eene moeder, als zij een of ander plan in 'l hoold heeft, haar kind, bedriegt haar, en doet een massa zaken, die een man laag en gemeen zou noemen. Trek je toch den tegenstand uws vaders niet te zeer aan. Als hij je lief heelt, krijgt ge ten slotte toch je zin, en als hij je niet lief heeft, of meer om geld geeft, welnu, dan is hij geen waardig tegenstander van mijn neet Walter, want die bemint je en zou je trouwen, al bezat ge ook geen penning. Evenzoo zou Percy Filzroy j mij huwen, en dat is juist de reden, dat ik de voorkeur aan hem geel boven de Grenadiers en andere leeg- loopers, die mij met een half oog aanzien, en met de rest van hun ge zichtsvermogen op mijn geld loeren. Er ging nog veel meer lusschen de beide dames ommaar wat wij hierboven gezegd hebben, was toch ongeveer de strekking van Julia's betoog, en zoowel haar raad als hare sympathie waren een ware troost voor hel verliefde en verlaten meisjen. Maar we hebben nu te doen met Walter Clifford. Zoodra hij was aan gediend, ontsloeg de Heer Bartley zijn ruwe bezoekers, en hij ontving Walter beleefd, hoewel een beetjen stijf. Waller begon dadelijk met zijne toe stemming te vragen, om het hof aan zijn dochter te mogen maken. Hij zeide, dat hij, van het eerste oogen blik dat hij haar had gezien, haar had bewonderd, dat zijn geluk nu van haar afhing, en dat hij over tuigd was, haar gelukkig te zullen kunnen makennatuurlijk niet door zijn geld, maar door zijne toewijding. En om voor hare toekomst behoorlijk te zorgen Hier viel Bartley hem in de rede. „Mijn jonge vriend," zeide hij, „ik heb tegen uw persoon, noch tegen uwe pozitie eenig bezwaar. Maar er zijn hinderpalen, en die zijn voor 't oogenblik van zeer ernstigen aard. Uw vader heeft andere plannen." „Maar, mijnheer Bartley," haastte Walter zich te zeggen„die moet hij opgevende dame is geëngageerd." „Welnu, dan zal het tijd zijn om bij mij te komen, wanneer hij die plannen heeft opgegeven, en ook zijne vooroordeelen tegen mij en de mijnen zal hebben overwonnen. Maar i er is nog een ander bezwaar. Mijne j dochter is te jong om te trouwen, en ik ben een groot tegenstan der van langdurige engagementen. Alles dus dwingt ons lot uitstel, en daarvan wijk ik niet af." Van dit standpunt was Bartley niet aflebrengen. Hij beloofde geen anderen minnaar te zullen aanmoe digen, maar zeide, dat hij van zijn kant daarentegen recht had te verlan gen, dat Walter zijn dochler's rust niet zou versloren, totdat de toe komst helderder zou zijn geworden. Om kort te gaan, in plaats van over rompeld te worden, bleek het, dat Bartley op dit onderhoud geheel was voorbereid, zoodat hij eigentlijk den jonkman om den tuin leidde, zonder hem echter te beleedigen, waar hij wel op paste, omdat hij zich in kolen mijnen wilde begeven, daarin tegen werking vreesde, en dus verlangde, dat Walter zijn partij zou kiezen, of tenminste neutraal zou blijven, ter wille van zijne liefde voor Mary. Zij scheidden dus als goede [vrienden; maar toen Walter zijn wedervaren aan Julia Clifford vertelde, schudde zij het hoofd en zeide, dat de oude vos hem leelijk had beet gehad. Een oogenblik later zeide zij, na even te hebben nagedacht: „zij is zeer jong, veel jonger dan zij er uitziet. Ik vrees dus, dat ge een beetjen zult moeten wachten, en dat ge intusschen op je hoede moet zijn." „Maar," zeide Walter verontrust, „mag ik haar dan al dien tijd, dat ik wachten moet, niet zien ol spre ken P" „Ais ik een man was, dan zag ik de beide vaders liever hangen, eer ik daarin toestemde!" zeide Julia. Ten gevolge van het moedige ad vies van Julia Clifford, trachtte Wal ler zich overal, waar hij maar dacht haar te zullen _kunnen vinden, aan Mary te vertoonen, en een troosteloos voorkomen aantenemen; dit werkte onmiddellijk op Mary, zoodat Julia, toen deze haar kwam bezoeken, ge troffen werd door haar bleek voor komen, en al spoedig merkte, dat zij zich over Walter verontrustte, al waar om zij dadelijk toestemde, hem een paar regels van troost te schrijven, wat ellenlange brieven van hem uit lokte. Ongelukkig bedwong hij zich niet, maar schreef zoo hartstochtelijk, dat hij haar onschuldig hartjen geheel in oproer bracht. Er werd zóó op haar gewerkt, dat zij eindelijk op zekeren dag aan Julia in vertrouwen ineêdeelde, dat haar oude kindermeid, hare zuster, Mrs. Gilbert, die slechts tien mijl van daar woonde, kwam bezoeken, en dat zij plan had er heen te rijden, om haar nog eens te zien. „Wanneer?" vroeg Julia losweg. „Woensdag als het goed weêr is, bij voorbeeld. Zij komt niet voor Maandag." „Weet zij er iets van vroeg Julia. „0 ja en zij is juist weggegaan, omdat zij Papa geen gelijk kon ge ven en dan moet ik u nog eens wat zeggen, wal heel vreemd klinkt; zij kende de redenen, die papa tegen hem heeft, en zij zeide, dal dit juist redenen waren die vóór hem pleitten." „Hoe is 't mogelijk!" riep Julia uit. „Heeft je vader je de redenen meê- gedeeld?" „Neen, dat wilde hij niet. Zij be handelen mij als een kind." „Ge bedoelt, dat zij zich zoo hou den.'; „Eén ding begrijp ik; er schuilt iets hierachter, en ik zou wel eens willen weten wat het is." „Tien tegen één, of er is geld in 'tspel. Ik ben nog maar twintig jaar, doch ik heb reeds ondervonden, dat geld de wereld regeert. Laat ik eens zien: uwe moeder was een Clifford. Die moet geld hebben gehad. Heeft zij iets aan je vermaakt?" „Ik kan het werkelijk niet zeggen." „Ik twijfel geen oogenblik, of zij heeft het gedaan, terwijl je vader met het beheer over je kapitaal belast werd en wanneer gij trouwt, dan moet hij rekening en verantwoording doen. Daar knelt hem de schoen." Mary was bedroefd. „Ach neen, zeg dat niet. Dat kan ik van papa niet denken. Ge maakt mij diep ongelukkig." „Vergeef het mij," zeide Julia. „Misschien ben ik te bitter en Ie achterdochtig. Ik zal je bij gelegen heid wel eens het een en ander uit mijn leven vertellen, waardoor ik zoo geworden ben. Geld het woord alleen haat ik reeds," vervolgde zij tandenknarsend. Zij liet zich verder niet uit, maar zij gevoelde, dat zij mijnheer Bartley juist had beoordeeld, en dat hij alleen uit eigenbelang handelde. Toen Mary eens over dit gesprek nadacht, begreep zij, dal er krachti ger middelen tegen haar zouden wor den gebruikt. Hare beschroomdheid, hare maagdelijke bescheidenheid, en haar verlangen om billijk te zijn, maakten, dat zij op zelfverdediging bedacht was. Zij besloot een liefderijk en onpartijdig advies in te winnen, overwon hare schroomvalligheid en schreef aan Mr. Hope. Zij begon niet dadelijk met het onderwerp, in dien brief, maar schreef, dat haar vader een massa volk, meest vreemdelingen, had aangenomen, om in de kolenmijn te werken. Die akelige oude kerel, Kolonel Clifford, had hevig uitgevaren tegen haar braven vader, en allerlei onvriendelijke en onbeschaamde woor den gesproken dat geldzucht juist aanleiding gaf tot geldverlies, en dal papa evengoed een put kon doen graven, en daar zijn geld ingooien. Haarzelf speet het, dal hij niet ge wacht had op de terugkomst van Mr. Hope, alvorens zich in zulk eene gewaagde onderneming te steken. Na deze voorrede kwam zij tot haar ei gentlijk doel en schreef hem hetgeen we reeds weten, smeekende om raad per omgaande; of waarom zou hij niet liever naar huis komen? Papa had nog gisteren gezegd„was Hope maar hierZij ontving een antwoord per keerende post, doch het voldeed haar niet. Mr. Hope beschouwde de geheele zaak van eene realistiesche zij de, hoewel zij slechts een luchtig schetsjen had gemaakt, in plaats van met stoute kleuren den toestand te schetsen. Hij was heel vriendelijk en meende, dat zij geen betere partij kon doen dan Walter Clifford, maar liet hij er op volgen ook Mr. Bartley had er persoonlijk niets legen, en wenschte alleen te wachten, totdat zij wat ouder zou zijn, terwijl de. tegenzin van Kolonel Clifford wei zou te overwinnen zijn. Dat laatste mocht men indedaad hopen, indien miss Clif ford met Mr. Fitzroy trouwde; en toch kon hij (Hope) er moeilijk toe besluiten haar ongeduld en ongehoor zaamheid aantemoedigen. Hij wilde liever eerst met Bartley spreken. Te genover hem zou hij eene geheel an dere houding aannemen, en haar ge luk op den voorgrond stellen. Om kort te gaan, hij schreef voorzichtig. Bij zich zelf besloot hij, zich zeer spoedig zelf te vertoonen, 'tzij het Bartley beviel, of niet; maar dit schreef hij niet aan Mary. Mary was teleurgesteld. „Hoe vrien delijk en verstandig is hijzeide zij tol Julia „al te verstandig." Den volgenden Woensdag ochtend reed Mary Bartley naar Mrs. Gilbert, en werd met veel beleefdheid, maar ook met een hartelijke omhelzing door Mrs. Easton verwelkomd. Na verloop van eenige oogenblikken verzocht de laatste haar, meê te gaan naar den salon, zeggende: „er is daar iemand, maar niemand weet het." Deze woorden, hoewel misschien niet geheel onverwacht, deden Mary's hart sneller kloppen, en toen de deur geopend was, trad Mrs. Easton terug, en was Mary alleen met Walter Clifford. Deze ontmoeting had hun, die zich tegen een eerlijke en teedere liefde verzetten, tot eene les kunnen zijn. 't Was nu niet alleen liefde, 't was hartstocht. Walter was bleek, opge wonden, driftig; hij kuste haar han den, en drukte haar aan zijne borst. Zij weende; hij sprak haar allerlei hartstochtelijke woorden toe, en hield haar steeds in zijn armen gekneld. Zells toen hij wal tot bedaren was gekomen, kon hij toch nog niet tot zijne gewone kalmte komen. Hij schold op zijn eigen vader, op den hareop eiken hinderpaal, en smeekte haar, dadelijk met hem te trouwen, bij spe ciale vergunning, om het dan verder aan de oude heeren overtelaten, den band te vernietigen als zij konden. Wordt vervolgd.) Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1890 | | pagina 6