toestemming van twee egoïsten j
want dat zijn zij beiden die geen
ware liefde of medelijden voor u of
mij gevoelen."
„Ach," zeide Mary, met een diepe
zucht, „ik zie, dat zelfs mannen hun
ne fouten hebben, terwijl ik hen zoo
bewonderde. Zij zijn ongeduldig, zelf
zuchtig."
„Ja, als het zelfzuchtig mag ge
noemd worden, zich tegen brutale
zelfzucht te verzetten, ik erken het,
dan ben ik zelfzuchtig; en dat is be
ter dan de slaaf van twee egoïsten
te zijn, en te gaan liggen, om mij
dooi hen te laten trappen, zooals gij
zoudt doen. Komaan, Mary, in Gods
naam, zeg, wien ge het meest bemind,
je vader, die zich weinig om je be
kommert, of mij, die je aanbid, en
u steeds de innigste liefde en dank
baarheid zal toedragen, wanneer ge
de zaken slechts uit het rechte oog
punt wilt beschouwen, en als mijn
innig geliefd vrouwtjen, ze aan mij
wilt toevertrouwen."
„Ik heb je hartelijk lief," sprak
Mary, „en ik hoop dal het niet vei-
keerd van mij is. Maar ik houd ook
van hem, niettegenstaande hij zegt:!
„Wacht!" Ik heb achting voor me-
zelve, durf mijn vader niet te weêr-
streven, en wil geen geheim huwelijk
aangaan, wat in mijn oog vernede
rend is. En, ach, Walter! denk eens,
hoe jong en zonder ondervinding ik
ben; gij zijt zooveel ouder; in u
had ik verwacht een gids te zullen
vinden, die mij beter zou maken, en
juist gij zijt het, die mij uitnoodigt
lol geheime, verboden bijeenkomsten,
waarover ik blozen moet, en lot een
geheim huwelijk, waarvoor ik mezelve
zou moeten verachten.
Walter werd plotseling zeer kalm,
want deze woorden troffen zijn ge
weten.
„Gij hebt gelijk," zeide hij. „Ik
ben een deugniet, en gij zij teen en
gel van eerlijkheid en goedheid. Ver
geef het mij. Ik zal je nooit weer
met zulke voorstellen lastig vallen. In
Gods naam, vergeef het mijGij kent
de hartstochten der mannen niet.
Vergeef het me!"
„Met geheel mijn hart," antwoord
de Mary, weenende.
Plotseling sloeg hij beide armen om
haar hals, en kuste haar de tranen
uit de oogen, daarbij een zucht van
wanhoop slakende. Daarna scheen hij
zich zelf geweld aantedoen, door zich
te verwijderen, terwijl zij tegen het
hek leunde, niet in staat zich te be
wegen. Hel geluid zijner voetslappen
stierf langzaam weg. Zij had een
voorgevoel, dat zij voor goed van hem
gescheiden zou zijn.
HOOFDSTUK X.
De Gordiaansche knoop.
Waller echter wilde niet wanhopen,
voordal hij zijn vader een ultimatum
had gesteld. Hij deed hel, vastbera
den maar kalm.
Zijn vader, woedend over de scène
met Barlley, beantwoordde het voor
stel van Walter met de grootste min
achting.
Walter bleef kalm, en vroeg zijn
vader slechts, of hij zich tot geen
enkele opoffering verplicht achtte,
ook niet tot hel opgeven van zijn
vooroordeelen, tegenover een zoon,
die hem nooit ongehoorzaam was
geweest, en door wiens zorgen zijne
zaken bloeiender waren geworden.
„Luister eens, vader," vervolgde
hij; „daar het geluk van mijn leven
op het spel staat, durf ik rechtuit
spreken, en vraag ik u, of ik niet
een goed zoon ben geweest, steeds
tot uw dienst bereid
„Ja, Walter," antwoordde de Ko
lonel, „behoudens deze eene uitzon
dering."
„Geef mij dan nu, of nimmer
mijne belooning!"
„Ik zal het probeeren," zeide de
Kolonel op nijdigen loon; „maarik
zie hel wel in, 't zal moeilijk gaan.
Ik zal echter mijn best doen, en u
voor eene mésalliance bewaren."
„Eene mésalliance, mijnheer? En
zij is een Clifford."
„Daar is niets van aan!"
,,Zjj is het even goed als ik."
„Dat is wat nieuws voor mij."
„Hare moeder was een Clifford, en
nog wel een eigen zuster van u. En
de mijne was een Iersche vrouw."
„Ja, een O'Ryan; niet van de fa
milie eens koopmans, of eens kolen
handelaars."
„Zooals de Markies van London
derry, mijnheer, en de graaf van
Durham. Kom, vader, offer uw zoon
en zijn geluk en zijne liefde niet op
voor vooi oordeeien, waarmede de te
genwoordige eeuw lacht. Handel ver
nedert een man van fatsoenlijke
afkomst niet, en in deze dagen spe-
kulatie ook niet. De adel zoowel
als de hoogere klasse der burgerij
zijn voor het grootste gedeelte in
zaken betrokken. Zij zijn allen aan
deelhouders en meermalen zelfs di-
rekleuren van spoorwegen, en dus
evengoed handelaars als de vroegere
omnibusondernemers. Zij vei huren
hun land, en dat doet gij ook, aan
den hoogsten bieder, niet voor eer,
of eenig ander roman tiesch gevoel,
maar om den wille van het geld; en
dat is handel. Mr. Barlley bebouwt
zijn hoeve voor eigen rekeningwelnu,
dal deed Mr. Coke van Norlolk ook,
en de Koningin heeft hem juist daar
om in den adelstand verheven
welk eene verstandige vorstin 1 Wor
den Rothschild en Monteüore door den
adel gemeden om hunne spekulatieën
Met wie trouwen hunne dochters?
De handel regeert de wereld en be
hoedt voor hongersnood. Genieën
schrijven, schilderen of spelen Ham
let voor geld; en worden dan
naar de opbrengst beoordeeld. Liet-
dadigheid houdt bazars en verkoopt
met honderd percent winst, en bijna
elke nieuwe kerk is eene geldspeku-
latie. Moet dus mijn geluk en het
hare verbroken worden om allerlei
dwaze vooroordeelen, die door ieder
een reeds lang aan kant zijn gezet,
behalve door u?"
„Dal alles heb ik in de nieuwsbla
den gelezen," zeide de halstarrige
oude heer; „maar ik blijf er bij: mijn
zoon zal niet trouwen met de doch
ter van zoo'n ploert van een koop
man, die mij grovelijk heeft beleedigd
maar dat zou waarschijnlijk voor u
geen bezwaar zijn."
Walter voelde zijn bloed koken,
zoodat hij schroomde hel gespiek
voorttezetten.
„Ik wil daar niet op antwoorden,"
sprak hij. „Gij maakt mij wanhopig.
Ik geel u tijd de zaak bedaaid te
overwegen. Misschien zult gij mij gelijk
geven, wanneer gij mij niet meer
zult zien."
Dit gezegd hebbende, verliet hij de
kamer, pakte zij goed bijeen, ging
naar het naastbijzijnde spoorwegsta
tion, nam plaats naar Londen, nam
daar zijn geld op, vertrok naar het
Vasteland en schreef geen woord naar
Clifford Hall, behalve een paar regels
aan Julia: „Ik heb met een gebroken
hart Engeland verlaten, als het slacht
offer van twee egoïsten en van de
overdreven nauwgezetheid mijner lieve
Mary. God moge mij vergeven, maar
ik ben zelfs boos op haar, hoewel
ik niet aan hare lielde twijfel."
Dit briefjen en de algemeene ont
steltenis op Clifford Hall deden Julia
i in vollen galop naar Mary Barlley
rijden.
Zij lazen den brief te zamenJulia
was woedend op Kolonel Clifford, maar
Mary viel haar in de rede:
„Ik vrees," zeide zij, „dat ik in
deze zaak de meeste schuld heb."
„Wat hebt gij dan gedaan?"
„Hij zeide, dal onze zaak hopeloos
was, dat wachten nergens goed voor
was; en dal hij het land uitging,
tenzij—"
Tenzij wal? Hoe kan ik u raad
geven, als ge niet geheel openhartig
tegenover me zijl?"
„Tenzij, tenzij ik mijne toestem
ming gaf tot een geheim huwelijk."
„Wat ge natuurlijk hebt gewei
gerd?"
Dat spreekt van zelf zou ik
denken, en wat is nu het gevolg?
Dat ik den man, dien ik liefheb, ver
jaagd heb, zoowel van zijn vrienden
als van mij, en nu begin ik er spijt
over te gevoelen."
„Maar ge behoeft u niet te scha
men, zooals anders het geval zou zijn
geweest. Welk een idééIn 't geheim
te trouwen, hel voor iedereen ver
borgen te moeten houden, of om nog
van iets ergers te worden verdacht."
„Wat bedoelt gij met iets ergers
„Dat doet nu niets ter zake; uw
vrouwelijk instinkt heeft u op den
rechten weg gehouden. Indien ge
hadl toegestemd, zou ik allen eerbied
voor u hebben verloren."
En daarop met levendigheid voort
gaande, zeide zij: „verbeeld u eene
jonge dame, die stillekens eene kerk
binnensluipt, zonder hare vriendin
nen, geen rijtuigen, geen felicitaties,
geen bruidstaart, geen bisschop, geen
bruidstoilet, zelfs geen sluier voor!
't ls ontegenzeggelijk het belangrijkste
oogenblik in het leven van een meis-
jen; zij moet voor die weinige oo-
genblikken koningin zijn, want tien
legen één, dat zij gedurende haar
verder leven voor slavin zal moeten
spelen, althans wanneer zij van den
man houdt."
Zij hield een oogenblik op om adem
te scheppen.
„En 'l is niet, also! gij tot de lagere
klasse behoordet. 'l Herinnert mij
aan iets, dal ik eens in een roman
heb gelezeneen kantoorklerk, of
iets dergelijks, maakte met zijne lief
ste eens eene wandeling naar builen,
en zeide op eens: „daar voel ik iets
hards in mijn zak. Ik ben benieuwd
te weten wat het is? Een eenvoudi-
gen gouden ring. Past hij je? Past
hem eens aan, Polly. Waarlijk, hij
past je; behoud hem dus tot nader
order." Daarop wandelden zij een eind
verder. „En wat is dit? Twee paar
witte handschoenen. Pas gij het kleine
paar eens aan, dan zal ik de groo-
tere eens probeeren. StilDaar is
waarlijk eene kerk en de klokken
beginnen te luiden. Hoe toevallig,
dat ik eene speciale vergunning in
mijn zak heb! En wat is dat daar?
Daar zie ik twee leegloopers, die
gaarne als getuigen zullen dienen. Ik
meen, dat ik een hunner ken, en
zie, daar komt juist de geestelijke,
aan! Welk eene gelegenheid voor ons,
om naar binnen te gaan en te trou
wen! Kom aan, vooruil meisjenlief;
leen mij dien trouwring voor een oo-
genblikjenik zal hem je in de kerk
teruggeven." Neen, ik dank u mijn
heer Walter; wij houden heel veel
van u, maar wij zijn fatsoenlijke da
mes, en hebben als zoodanig achting
voor ons zeiven."
Om kort te gaan, Julia versterkte
Mary Barlley in haar besluit, hoewel
zij haar geen troost kon geven onder
de bestaande omstandigheden. Walter
schreef haar geen enkelen regel; zij
kon niet anders denken, dan dat hij
werkelijk wanhopig was, en zijn best
wilde doen, om door afleiding zijne
liefde te vergeten. Zij begon te kwij
nen de blos verdween langzamerhand
van hare wangen, zoodat Mr. Barlley
zelf medelijden met baar begon te
krijgen- want, hoewel hij haar niet
bepaald liel had, mocht hij haar toch
wel lijden, en hij was trotsch op ha
re toegenegenheid. Buitendien, Hope
kon nu iederen dag thuis komen, en
als die hel meisjen ziek en treurig
vond, kon hij zeggen: „dYi^ „iet
volgens kontrakt."
Op zekeren dag vroeg hij Mary
of zij niet eens naar verandering van
lucht verlangde. „Wij moesten eens
naar eene badplaats gaan," zeide hii
hoewel de toon, waarop hij sprak
niet aanmoedigend was.
„Neen, papa," antwoordde Mary
„waarom zoudt gij uw kolenmijn ver
laten, nu alles zoo naar wensch gaat?
Ik zou liever eens naar de Meiren
gaan en een bezoek aan mijn oude
kindermeid brengen."
„En zij zou met je over Walter
Clifford spreken, niet waar?"
„Juist, papa," antwoordde Mary
kalm; „dat zou zij, en dat is het
eenige wat mij goed kan doen."
„Welnu, Mary," zeide Bartley, „als
zij zich er meê tevreden kon stellen
met hem te prijzen, en haar spijt te
betuigen over de onoverkomelijke be
zwaren, en u aanteraden geduldig te
zÜn dan zou ik er eens over
denken.
Kolonel Clifford had het hard te
verantwoorden. De afwezigheid van
zijn zoon deed hem veel lijden, hoe
wel hij te trotsch was om het te too-
nen. Hij ondervond nu, dat, hoewel
hi.) over het algemeen werd geëerbie
digd, het eigenllijk Walter was, die
zoowel in huis als in den omtrek, hel
meest geliefd was.
Op zekeren dag hoorde hij eene
groote menigte schreeuwen, en het
duurde niet lang, of 't was hem be
kend, welke aanleiding daarvoor
bestond. Bartley had op eene rijke ko-
lenader gestoolen, en bij tonnen wer
den de kolen naar boven gebracht.
Kolonel Clifford wilde zich niet in de
nabijheid van die plaats begeven, maai
bij zond er den ouden Baker op af
die hem allerlei bizonderheden vertel
de, waarvan er enkele zeer hinderlijk
voor hem waren. Al zeer spoedig
werd Bartley een man van invloed
naast hem; de armen kwamen bij
Bartley, om de kleine stukjens steen
kool gratis te mogen weghalen; zij
vleiden hem en, denkende hem daar
mede genoegen te doen, schimpten
zij op Kolonel Clifford, wat zij vroe-
gei nooit hadden durven doen. Maar
spoedig zou er iels gebeuren, 't welk
de oude militair zich meer aantrok
dan al het overige. Hij was de eige
naar van het geheele dorp en van
al de huizen, die er stonden, met
uitzondering van een zeker bierhuis
met aangrenzende anderhalve bunder
grond. Dit bierhuis was hem een
doorn in het oog, zoodat hij tracht
te het van den eigenaar te koopen
die e liter gebruik wensch te te maken
van de gelegenheid, en 1500 pond
vroeg, zijnde driemaal de werkelijke
waarde. Waller echter, die op meer
viiendschappelijken toon te werk ging
had het ieeds zoover gebracht, dat
hij het voor 1150 pond kon koopen.
ioen Walter echter vertrokken was,
kwam het den eigenaar niet in 't hoofd
zich op nieuw naar den trotschen
Kolonel te begeven. Hij ging naar
Hartley met wien hij binnen vijf mi-
4ann C'e zaak ln or(*e maakte voor
1200 pond, terwijl Bartley hem een
gedeelte op hand gaf als sekuriteit.
tiij werkte onvermoeid voort en stelde
een geheel leger arbeiders aan hel
werk om spoedig een mijn-dorp, be
staande uit eene straat van tachtig
huizen, gereed te hebben. De huizen
waren tienmaal beter gebouwd dan
die van den Koloneler zou er nooit
een leeg staan, want zij waren wer
kelijk prachtig ingericht voor de
mijnwerkers; en ook zou, bij het
scherpe toezicht van den mijn-eigenaar
de huur geregeld betaald worden.
Word/ vervolgd.)
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.