De oude Baker sprong op. „God zegene u, mijnheer," zeide hij, „en God zegene ook u, juffrouw, en make u eenmaal gelukkig! Ik zal het te legram zelf bezorgenmijn wagen staat voor de deur." Hij stormde naar buiten, en spoedig hoorde men hem met geweldige vaart wegrijden. Mijnheer Bartley begaf zich, zonder verder een woord te spreken, naar zijn studeervertrek aan zijn zaken, en Mary zat achterover in haar stoel, min ol meer vermoeid door 't geen er was voorgevallenmaar voor hel eerst kwam er, sedert de laatste da gen, weder een glimlach op haar gelaat. Wat den ouden John Baker aangaat, hij vertelde alles in geuren en kleuren, en niet zonder trots op de Hall, want hij droeg er roem op, dat hij op het denkbeeld was geko men, zich tot Mary Bartley te wen den. Tot de oude huishoudster, een hoogst fatsoenlijke vrouw, die men licht voor eene dame had kunnen aanzien, zeide hij iets merkwaardigs, dal hij wel zorgde voor de overige bedienden geheim te houden. „Mrs. Milton," zeide hij, „ik ben een oud man, die zoowel hier te lande als in het buitenland veel heelt rondgezworven, en heel wat heeft gezien; maar heden heb ik toch iets gezien, dat ik nog nooit had aan schouwd." „Zoo, John, en wat mag dal wel geweest zijn?" „Ik heb een engel tot God zien biddenen ik ben er getuige van geweest, dat God haar antwoord de." Van dat oogenblik af had Mary twee trouwe bondgenooten op Clifford Hall. Mr. Bartley's inzichten omtrent Mary begonnen nu te veranderen. Hij bedacht, dal als Kolonel Clifford stierf, en Waller het landgoed erlde, hij den jonkman, die zoo hartstoch telijk veel van zijn dochter hield, gemakkelijk naar zijn hand zou kun nen zetten. Ilij zou niets anders be hoeven te zeggen dan: „ik kan op 't oogenblik geen bruidschat meêge- ven, maar ik zal mijn geheele vermo gen op Mary en hare kinderen ver maken, indien gij nu van uwen kant met een redelijk voorstel voor den dag wilt komenen in dien strik zou de eerlijke Waller bepaald loopen, zonder rekening en verantwoording te vragen van Mary's voogden. Hij had dus alle plan oin Mary niet verdtr tegen te werken in hare liefdemaar één ding hield hem terug: bij toeval had hij gehoord, dal Clifford Hall met de daarbij behoorende landerijen, als erlgoed slechts op twee geslach ten was vastgemaakt, zoodat het met Kolonel Clifford ophield een vastge maakt erfgoed te zijndit had gemaakt, dal de Kolonel een gedeelte van hel land had kunnen verkoopen, en het gaf hem de macht in handen om zijn zoon te onterven. Het volk, dat altijd praatziek is, vertelde hem van de herhaalde bezoeken van den nota ris op Clifford Hall, zoodat hij begon te gelooven, dat de Kolonel zijn tes tament had laten veranderen, om zijn afwezigen en oproerigen zoon geheel of gedeeltelijk te onterven. Dit alles te zamen genomen, had Mr. Bartley doen besluiten, Mary met haar liefdesgeschiedenis vriendelijker te be handelen, dan hij vroeger had ge daan, maar toch op zijn hoede te blijven. „Mary, kindlief," sprak hij, „ik ben overtuigd, dat gij je ongelukkig zult gevoelen, zoolang dit jonge mensch niet thuis komtmisschien zou het nu juist de goede tijd zijn om een beetjen bij Mrs. Baston te gaan lo- geeren." „Ach ja, papa, dat wil ik o zoo graag! Maar zij woont geloof ik, twintig mijl van hier, bij de Mei ren." „Neen, neen," antwoordde Mr. Bartley; „zij logeert bij hare zuster Gilbert 't is maar een klein rit- jen." „Weet ge 't zeker, papa!"' „Ja, ja, kindlief; zij schreef me nog gisteren omtrent haar klein pen sioen; het kwartaal is juist verval len." „Wat is dat! Geeft gij haar pen sioen „Zeker, doe ik dat, of liever ik be taal haar een klein jaargeld. Wat kijkt ge verwonderd, Mary! Ik ben niet zoo'n man als die oude Kolonel, die nooit iets anders volgt dan zijn eigen wil, en de voorstellen van an deren met minachting bejegent, zelfs al stellen zij hem die nog zoo beschei den voor. Die vrouw heelt mij gehol pen om uw leven, dal groot gevaar liep, te redden, en jarenlang heelt zij je met moederlijke zorg verpleegd. En omtrent Waller Clifford zullen wij geen onaangenaamheden krijgen, als gij slechts een beetjen voorzichtig en geduldig blijft. Maar vertel me eens, is er eene geschikte slaapkamer voor je in het huis van Mrs. Gil bert?" „Zeker, papa't is nu eene boerderij, maar 't is een groole buitenplaats ge weest. Er is eene prachtige groole logeerkamer met een uitgebouwd raam." „Welnu, goed; zorg dan, dat die kamer voor u blij ve, en schrijf, dal ge een helder brandend vuur verlangt, dal het bed met lakens en dekens behoorlijk moet woiden gelucht, en ge gaat er morgen per rijtuig heen, en kunt haar dan tevens, in een enve loppe, het haar van mij toekomende overhandigen." Mary was een en al verbazing over deze buitengewone vriendelijkheid en zorg voor hare gezondheid en haar geluk, en zij kon niet nalaten Bart ley te omheizen. De oude vos maakte dadelijk van de gelegenheid gebruik om te zeggen „de zaak tusschen u en Waller Clifford moet nu uit zijn. Niet dat ik bedoel, dat gij hem onge lukkig ol wanhopig moet maken maar dring er op aan, dat hij geduld oel'ene, evenzeer als gij. Voor hen, die hun lijd afwachten, komt alles terecht." „Ach, papa, gij hebt meer gezegd om mij te troosten, dan Mrs. Easton of een ander ooit kan doenmaar ik voel, dat de verandering mij goed zal doen. Ik ben u van narle dank baar!" Mary schreef dus een brief, en ver trok eten volgenden dag naar Mrs. Easton. Nadat de gewone begroetingen en .omhelzingen waren afgeloopen, gaf zij den brief aan Mrs. Easton, en zij deftig geinstalleerd in de mooie logeerkamer. Zij schreef aan Julia Clifford, om haar te doen weten, waar zij was, en dit was voor haar het middel, om het bericht ook aan Wal ter te doen toekomen. Walter zeil kwam den volgenden morgen op Clifford Hall, vermoeid, angstig en berouwvol, en werd aan het ziekbed zijns vaders gebracht. De Kolonel stak hem zijne vermageide hand toe, en zeide: „Beste jongen, ik had er op gere kend dat ge zoudt komen. We hebben voor het laatst geharreward, Walter." Waker stortte bittere tranen over die uitgeteerde hand, en verder werd er geen woord over hunne tijdelijke verwijdering van elkander gesproken. Het eerste wat Walter deed, was twee pleegzusters van Derby te laten komen, oin zeker te zijn, dat zijn vader dag en nacht behoorlijk oppas sing had, en ook voedsel, zoodra de patient daartoe eenige neiging mocht openbaren. Des namiddags na zijn aankomst viel de Kolonel in een ge zonden, vasten slaap. Toen liet Wal ter zijn paard zadelen, en binnen een uur lijds was hij bij Mrs. Gilbert. HOOFDSTUK XI. De knoop doorgehakt een nieuwe gelegd. De hoeve, die door de familie Gil bert bewoond werd, was sedert jaren in die familie, en was door een vij ver omringd. Gedurende den Burger oorlog was zij bewoond geweest door een ijverig royalist, die de hoeve met behulp zijner ondergeschikten zoo wat versterkt en van garnizoen voor zien had. 't Gevolg hiervan was geheel anders geweest dan hij had bedoeld. De hoeve had de aandacht van een der generaals van Cromwell getrokken, die een afdeeling van zijn leger met de noodige kanonnen en mortieren had afgezonden, om de plaats te ne men, terwijl hij zelf verderop was gemarcheerd, om Cromwell in zaken van meer belang ter zijde te staan. Hel detachement Rondhoofden had de plaats opgeeischt. De royalist had door zijne keukenmeid uit een boven raam een schimpend antwoord laten geven, waarna deze heldin zich zoo spoedig mogelijk naar den kelder had begeven, en zich daar achter een paar vaten bier had verscholen. Het beleg was nu in vollen ernst begonnen, en binnen vier en twintig' uur tijds was het gebouw door een menigte kanon kogels doorschoten geweesteen aan tal van die kogels was in de muren blijven zitten, evenals pruimen in een kerstkoekde deuren waren door de mortieren verbrijzeld, en de voor naamste v rdediger benevens eenige gewonde Rondhoofden waren voor Cromwell zeiven gebracht, terwijl het huis, dat in brand was gestoken, lustig brandde. Cromwell had den royalist met den dood bedreigd wegens het verdedigen van eene niet verdedigbare plaats. „Ik wist niet, dat het niet te verdedi gen was," had deze hem gezegd. „Hoe kon ik dat ook weten, voordat ik het had geprobeerd?" „Gij hadt een voorbeeld kunnen ne men aan andere vestingen," had Crom well gezegd, en toen aangezegd, dat hij hem op de bouwvallen van zijn eigen kasteel zou laten ophangen. De edelman was bleek geworden, en zijne lippen hadden getrilt; maar hij had gezegd„welnu Mr. Cromwell, ik heb voor mijn koninklijken mees ter gevochten, zooals mijn plicht mij gebood, en ik ben bereid mijn leven voor hem te laten." „Dat zult gij ook," had Mr. Crom well daarop gezegd. Den volgenden ochtend echter was Cromwell, die nog al veranderlijk van aard was, van een ander gevoelen ge weest en had hij deze order gegeven „De dwaas meende, dat hij zijn plicht deed; laat hem op vrije voeten." De dwaas, hierboven bedoeld, was zoo trotsch geweest op zijn gebom bardeerd huis, dat hij het in denzelf den toestand had gelaten, met de ko gels in de muren, en een ander huis voor zich had laten bouwen. Koning Karei II was nog geen maand in Engeland teruggeweest, of hij had den man reeds tot baron benoemd; het oude huis, dat gedeeltelijk werd opgeknapt, had voortaan dienst gedaan ais tijdelijk verblijf van den rentmees ter, wanneer die inspektie kwam hou den over de zeer uitgestrekte eigen dommen van den baron. Mary Bartley bewoonde nu deze twee, door een porte-brisée gescheiden kamers, en zat peinzend in het uitge bouwde raam harer slaapkamer. In het algemeen houden jonge dames zich gaarne in hare slaapkamers op, vooral wanneer die fraai en luchtig zijn. Plotseling hoorde zij den hoet- slag van een paard, dat bij het huis stilhield. Zij vloog weg van het raam en stond bevende midden in de ka mer. Een oogenblik later kwam Mrs. Easton haastig de kamer binnen, en wenkte haar. Mary haastte zieh hier aan te voldoen. „Hij is hier!" „Dat had ik wel gedacht." „Wilt gij hem beneden ontmoeten?" „Neen; hier." Mrs. Easton stemde toe, sloot spoe dig de porte-brisée, en verliet de kamer, zeggende: „tracht kalm te zijn, miss Mary." Miss Mary deed haar best haar te gehoorzamen, maar Walter stormde binnen, bleek, vermoeid, opgewonden, en toch opgetogen, toen hij haar zag, en zij hem hartelijk omhelsde; dat was het natuurlijk gevolg van den dwang, die bun in hunne liefde was aangedaan. Want wat zeide reeds Homerus, vertaald door Molière? Chassez le naturel, revient au galop." Vervolgens zagen zij elkander aan, en sprak hij: „Ach, liefste Mary, wat ziet ge er slecht uit!" „En gij dan Walter, zoo bleek en vermoeid ,'t Is alles mijn schuld," hernam Mary. „Neen, integendeel, 't is de mijne," sprak Walter. Zoo beschuldigden zij zich-zelf en beklaagden zij elkander en zwoeren, dat, wat er ook mocht ge beuren, zij niet weder zouden schei den. Maar Walter ging nog verder, en zeide: „laten wij ons geluk voor alle verder gevaar beveiligen, en liever dadelijk trouwen." „Wat zegt ge daar? Uw vader op zijn sterfbed beleedigen en ongehoor zaam zijn?" „Neen, dat bedoel ik niet: ik be doel een geheim huwelijk, om het pas na zijn dood publiek te maken." „En waarom dan niet gewacht tot na zijn overlijden?" vroeg Mary. „Omdat alsdan de welvoegelijitheid ons zou dwingen zes maanden te wachten en ik een voorgevoel heb, dat er in die zes maanden iels zou gebeuren, dat ons geheele plan in duigen zou doen vallen. Ik ben veel ouder dan gij, en ik houd het er voor, dat hij die zijn geluk uitstelt, het in de waagschaal stelt, en verdient het te verliezen, zooals dan ook ge woonlijk gebeurt." Zoodra er jonge dames in het spel zijn, heeft logika zeer weinig meer te beteekenen, en zoo ging het ook hier, zoodat Mary, na het aanvoeren van allerlei argumenten, eindigde met te zeggen, dat zij er niet toe kon be sluiten. Walter voelde zich teleurgesteld en werd boos, waarop zij zeer slim zeide, er met Mrs. Easton over te zullen raadplegen. „Welnu, doe dat dan in mijne tegenwoordigheid," zeide Walter. Op zoo iets had Mary niet gerekend hare bedoeling was geweest Mrs. Eas ton op hare zijde te krijgen, en haar dan te polsen. Daar echter het voor stel van Walter redelijk was, liet zij Mrs. Easton roepenzij vertelden haar het geval, en verzochten haar rond uit hare meening le zeggen. Mrs. Easton had het ernstige van de zaak in aanmerking genomen, daar weinig lust in, en zeide, dat aan haar zaken bekend waren, waarvan zij bei den niets wisten, en dat zij moeielijk raad kon geven. „Maar, als gij meer weet dan wij, dan zijt gij juist de rechte persoon, om ons goeden raad te geven. Alles wat ik weet, is, dat wanneer wij nu niet trouwen, ik minstens zes maan den aal moeten wachtenen wanneer ik hier blijf, krijg ik ongetwijfeld on aangenaamheden met Mi'. Bartley, die mij dan Mary stellig zal weigerenen wanneer ik op nieuw naar het Vaste land vertrek, heb ik alle kans het spel te verliezen, en Bartley zal Mary naar Madera zenden, en wij zullen alleen door eigen schuld beiden ongelukkig zijn." (Wordt vervolgd.) Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1890 | | pagina 6