„Goede Hemel!" zeide Walter har
telijk; „gij zijt integendeel zoo goed
koop mogelijk, en zoo goed als goud,
en u te zien is reeds een troost voor
ons. Om tien uur gaat er een snel
trein; ik zelf zal u dadelijk na het
ontbijt naar het station rijden. Wat
uw hulp kost dat tellen wij niet.
Wij hebben hem lief, en zijn zoo ge
lukkig als eenig huisgezin zijn kan
wij die zoo ongelukkig waren."
„Nu," hernam de dokter, „gijlieden
uit het Noorden zijt een hartelijk slag
van volkik zal tot morgenochtend,
neen, tot morgen namiddag blijven,
want mijn dag in Londen is toch ver
loren."
Hjj bleef dus tot drie uur, verliet
zijn patiënt buiten dadelijk gevaar, en
ried Walter in het bizonder aan, geen
colchicum aan te wenden, voordat de
krachten van den patiënt waren toe
genomen.
„Voor jicht is geen kruid gewassen,"
zeide hij; „pijn is alleen een ziekte
verschijnsel, en zij kan door verdoo-
vende middelen tijdelijk worden gestild;
met andere woorden, ge kunt midde
len geven, welke hel hart doen stil
staan, maar doet gij dal, dan kunt
gij hem evengoed een kogel door het
hart jagen. Begin met zijn gebruik
van champagne le verminderen, zoo
dat hij met een dag of drie vier er
geheel af is, en rijd hem in de zon,
zoodra gij denkt dat veilig le kunnen
doen; verschaf aan zijn longen fris-
sche lucht, en houd hem zoo mogeljjk
buiten alle mogelijke zorgen en twis
ten. Spreek hem in de eerste maand
niet tegen."
De Kolonel leed veel pijn, maar na
verloop van veertien dagen verd het
beter, en nam de eetlust toe. Iedereen
paste hem op, iedereen, zelfs Julia
Clifford deed haar best hem optevro-
lijken. Percy Fitzroy werd nooit ge
noemd, evenmin als Bartley. De Ko
lonel was bang geworden en zeer
voorzichtig in zijn dieet, terwijl hij
zooveel mogelijk in de open lucht
was.
Walter verliet hem slechts van tijd
tot tijd, als hij hoopte gelegenheid
te vinden Mary te kunnen spreken,
haar te zeggen hoe de zaken stonden,
en alles te doen wat een man kon
doen, om haar moed inleboezemen,
en haar met haar tegenwoordigen toe
stand te verzoenen.
Op zekeren dag van zijne vrouw
terugkeerende, en haar diep bedroefd
achterlatende wegens de scheve ver
houding waarin zij stonden, vond hij
Julia Clifford met zijn vader in diens
bibliotheek. Julia had brieven voor
hem geschrevenzij zag Waller aan,
als wilde zij zeggen: „wat ik doe,
doe ik omdat het noodzakelijk is, en
gij zoudt er geen zin in hebben."
Kolonel Clifford liet het jonge mensch
niet lang in twijfel, zeggende: „Wal
ter, ge hebt mij wel eens hooren
spreken van Bell, den advokaat, die
de praktizijn is van deze streken. Ik
was eens zoo gelukkig hem een groole
dienst le bewijzen, en dat heeft hij
niet vergeten: hij komt hier over
morgen Iogeeren, en zal dan het
huurkontrakt van dien smeerlap eens
nauwkeurig inzien; hij heeft reeds
veel geschillen over mijn zaken in
handen gehad. Hij heeft mij reeds
gedeeltelijk zjjn opinie meêgedeeld,
en dan houdt hij het er voor, dal
als men zonder nadere bepaling land
verhuurt, dit slechts den bovengrond
betreft, en geen recht geeft tot
graven naar mineralenmaar de oude
vos wil niet zijn gevoelen uitspreken,
voordat hij zich geheel op de hoogte
van het konlrakt heeft gesteld, 't Is
echter duidelijk genoeg, dat het bedrog
is; de man, die het pleegt, is een en
al bedrog; maar, God dank, ik ben
weer wie ik was."
Hij sprong overeind en stond daar
zoo recht als een pijl; „ik zal hem
van mijn eigendommen verwijderen, al
moest ik hem en al de zijnen uit de
ingewanden der aarde halen!"
Met meer dergelijke bedreigingen
stapte hij de kamer uit, terwijl hij
hard met zijn stok op den vloer stamp
te, Julia Clifford verbaasd en Walter
Clifford ontsteld achterlatende, over
zijne wraakzuchtige woede.
HOOFDSTUK XIII.
De Slang is losgelaten.
Walter Clifford was zoo bedroefd
over deze uitbarsting en over hel
vooruitzicht van vijandschap tusschen
zijn vader en dien zijner geliefde
Mary, dat Julia Clifford medelijden
met hem kreeg, en, na een oogenblik
nadenken, zeide, dat zij voor hel
oogenblik hel kwaad zou zoeken te
keeren. Zij ging zitten, en binnen vijl
minuten had zij een briefje gereed,
zoo keurig gesteld, dat het onmoge
lijk was aan het daarin gedaan ver
zoek weerstand te bieden. Zij veront
schuldigde zich wegens haar schijn
bare onoprechtheid, maar wenschle
nu de volle waarheid aan Mr. Bell loe-
teverlrouwen. Zij schreef hem, dat
Kolonel Clifford „pas, als door een
wonder, den dood was ontkomen, en
dat men voor een herhaling vreesde
bij eenige opwinding of boosheid, wat
natuurlijk zou gebeuren, ingeval van
een twijfelachtig proces met iemand,
dien hij haatte. Het aanstaande rechts
geding was om verschillende redenen,
zeer bedroevend voor zijn zoon en
opvolger, Walter Clifford, en daarom
zou zij Mr. Bell zeer dankbaar zijn,
indien hij de zaak zoo lang mogelijk
uitstelde."
Walter was dankbaar, en zeide
„wat een troost, als men eene dame
tot bondgenoote heeft 1"
„Ik zou liever een heer tot bond
genoot hebben," antwoordde Julia
lachend.
Mr. Bell schreef een beleefd ant
woord. Hij zou tot de volgende zitting
wachten een uitstel van zes we
ken, en dan aan den Kolonel
schrijven zijn bezoek zou hij tot later
uitstellen. Hij deed dit, en beloofde
zich intusschen op de hoogte der te
behandelen zaak te zullen stellen.
Maar deze twee bondgenooten leid
den hunnen driftigen meester niet
alleen om den tuinzij brachten hem
geheel op een dwaalspoor. Zij noem
den nooit den naam van Bartley, en
wisten ook Percy Fitzroy, niettegen
staande al zijn tegenstribbelen, uit
den weg le houdenom kort te gaan,
zij maakten het den Kolonel zóó aan
genaam, dat hij begon te denken, dal
hij in alles zijn zin kon krijgen, en
zijne gezondheid met den dag verbe
terde; want, zooals ge weet, luidt het
oude spreekwoord, „als men maar in
alles zijn eigen zin kan volgen, dan
zal men nooit van verdriet sterven."
Buitendien werkte het zachte ka
rakter en de vriendelijke aard van
Mary Bartley zeer mede, om den be-
denkelijken toestand dragelijk te ma
ken.
Wy hebben reeds gezegd, dat zij
in alles wat zij ondernam, steeds de
grootste toewijding toonde, waarvan
dan ook het gevolg was, dat zij het
zoover had gebracht in kennis van
talen, muziek, geschiedenis, teekenen
en kalistheniek, zooals haar leermees
ter de vrouwelijke gymnastiek noemde.
Hare spieren waren van staalzij kon
met groote bevalligheid en gemak
tegen een loshangend touw, dertig
voet hoog, hand over hand opklimmen,
dan tien minuten lang aan de eene
hand hangende, met de andere kus-
handtjens aan de toeschouwers toewer
pen. Zoo kwam het dan ook, dat zij,
nog denzelfden dag dal zij toegestemd
had om in het geheim met Walter
te huwen, het geheele huwelijksfor
mulier van builen geleerd had en het
meeste er van begreep. Hierdoor be
greep zij dus ook, dat zij nu nog een
anderen man had te gehoorzamen,
behalve haar vader. Het gevolg was
dus, dat, als Walter op geheime bij
eenkomsten aandrong, zy zeer onder
danig antwoordde: „zeer zeker, als
gg er op staat." Zy maakte zelfs de
opmerking, dat een geheim huwelijk
van zelf aanleiding gaf tot geheime bij
eenkomsten.
Zij ontmoette haar echtgenoot bij
dag, wanneer zij maar gelegenheid
had, en ook soms gedurende vgf mi
nuten des avonds, bij maneschijn.
Zij beloofde hem zelfs een paar dagen
met hem aan de Meiren le zullen
doorbrengen, zoodra zich eene veilige
gelegenheid daartoe aanbood, waartoe
in de eerste plaats behoorde, dat Mr.
Hope afwezig moest zijn.
Walter vroeg, waarom zij meer vrees
had voor Mr. Hope dan voor haar
vader.
Zij dacht een oogenblik na, en be
weerde eerst, dat zij hel niet kon zeg
gen. Maar een oogenblik later kwam
zij op het onderwerp terug, en zeide
„omdat hij nauwkeuriger op mg lel
dan papa, en dat komt omdat gij
zult het toch aan niemand zeggen?"
„Neen."
„Aan geen levend wezen, op. je
woord van eer?"
„Op mijn eerewoord, lieveling."
„Welnu dan, omdat hij meer van
mij houdt."
„Wat een dwaasheid!" zeide Wal
ter, ongeloovig. Maar Mary trok haar
woorden niet terug, en wilde liefst
van een onderwerp afstappen, dat
haar in de war maakte en hinderde.
We hebben nu den vreedzamen
staat van zaken, gedurende eenige
maanden, in Derbyshire geschetst. We
zullen straks moeten vermelden, hoe
zich langzamerhand onder de opper
vlakte allerlei elementen van oneenig-
heid verzamelden, die met een uit
barsting dreigdenmaar voor het
oogenblik moeten wij Derbyshire ver
laten, om ons met een ander weefsel
van gebeurtenissen bezig te houden,
welks aanvang jaren geleden had plaats
gevonden, en dal zich had uitgestrekt
tol minstens drie maanden vóór het
herstel van Kolonel Clifford. Wy ver
trouwen, dat de lezer geen reden zal
hebben, zich deze stoornis in den ge-
regelden loop van het verhaal, te be
klagen. Ons verhaal is lot nu toe vrij
eentonig en langdradig geweestmaar
hel gaat in boeken gelijk in de natuur:
wanneer twee rivieren zich vereenigen,
wordt de stroom breeder en sterker.
Leonard Monckton was naar Pen-
tonville gezonden en, na verloop van
eenige jaren, overgebracht naar Port
land in beide plaatsen gedroeg hy
zich goed, was welwillend voor ieder
een, in 't bizonder voor den geeste
lijke en de bewaarders. De laatsten
behandelde hij als zgn eenige mees
ters, en zelfs beklaagde hij zich niet;
wanneer zij hem in zijn iantsoen
brood en vleesch te kort deden, want
hij begreep, dal, als hij bij den goe-
verneur klaagde, zgn toestand er niet'
op zou verbeteren. Toen zgn tijd te
Pentonville ten einde liep, dacht hij
wel eens aan zelfmoord, maar te Port
land klaarde zijn geest weder op, omdat
hij daar omgang kon hebben met
andere schurken. Zg waren er bg
honderdenmaar daar hij later nooit
weder een hunner ontmoette, behalve
Ben Burnley, kunnen wij die schur
ken gerust voorbijgaan, en de lezer
zal waarschijnlijk ook nooit kennis
met hen maken, tenzg hij op een of an
deren donkeren avond op straat mocht
worden aangerand, of er 's nachts bij
hem mocht worden ingebroken. Wat
Ben Burnley betreft, hij kwam uit de
Noordelijke provincies, en zat gevangen
wegens samenspanning en manslag, ge
pleegd bij gelegenheid van een aanval
op mijnwerkers, die geweigerd hadden
tot eene werkstaking toeletreden.Toen
zijn tijd bijna om was, viel hij een
der oppassers aan, waardoor zijn straf
tijd met vijf jaar werd verlengd.
Monckton wees er hem toen op, hoe
dwaas hij handelde, legde hem zijn
eigen gedrag uit, en verzocht hem
er eens op te letten, op welken goe
den voet hij met de suppoosten was,
en daardoor alle mogelijke gunsten
genoot, die zij hem maar dorsten toe
staan.
„Hij behandelde mij als een hond,"
zeide de man knorrig.
„Dat heb ik gezien," zeide Leonard.
„En ware ik in je plaats geweest,
dan zou ik niets hebben gezegd, maar
ik zou gewacht hebben tot mijn tijd
om was, en als hij dan eens een uit
gaansdag had, had ik mijn slag gesla
gen. Dat is de manier. Wat mij betreft,
ik vind, dat iemand te dooden een arm
zalige wraak is; het is te spoedig
voorbg. Maar daarom moet ge niet
denken, dat ik me niet op dien schurk
van een Bartley wensch te wreken,
en vooral op dien Hope, die den buit
in mijn zakken gestopt, en mg daar
door veertien jaar hier achter slot
gebracht heeft!" In weêrwil van al
zijn zelfbeheer, ching, barstte hij uit in
een stortvloed van verwenschingen en
vloekenzijn doodsbleek gelaat was
vreeselijk om aan te zienzijn oogen
gloeiden als die van een boozen geest,
want hg had de hel in het hart.
Een oppasser kwam juist nader,
en tot groote verwondering van Burn
ley, die hem niet had zien aankomen,
zeide Monckton op zachten toon„en
daarom, mijn goede vriend, moet gij
wel in aanmerking nemen, dat gij u
schuldig hebt gemaakt tegen de wet,
en dat de oppassers niets anders doen
dan hun plicht, om hun brood te
verdienenindien gg morgen oppas
ser of bewaarder werdt, zoudt gg
evenzoo moeten handelen."
„Ja," sprak de bewaker in het
voorbijgaan, „ge moogt preêken zoo
veel ge wilt, ge kunt evengoed tegen
een stuk steen pralen; maar toch
zult gij er niet in slagen, een zijden
beurs uit een varkensoor le fabricee-
ren."
Dit was volkomen waar, maar des
niettemin verkreeg de zachtzinnige
schurk Monckton veel invloed op zijn
ruwen kameraad, Burnley. Deze zat
zgn tijd uit, en verliet de gevangenis
vóór Monckton. Dit edele span deed
elkander allerlei openbaringen uit hun
schitterend leven. Monckton verleide
niet meer dan wat hij kwijt wilde
zgn, maar Burnley deelde aan Monck
ton mede, hoe hg deel had uitgemaakt
van een bende inbrekers, die le Stock
ton hun nobel beroep hadden uitge
oefend, en dat hij ook schuld had
aan den dood van een mijnopzichter
in Wales; hg vertelde dit alles met
de meeste vrijmoedigheid, als had het
de onschuldigste zaak ter wereld
gegolden. Het sprak immers van zelf,
dat die opzichter schuldig was; hij
had eene misdaad begaan, want hij was
eerlijk geweest tegenover zijn chef.
De beminnelgke Burnley werd einde
lijk uit Portland ontslagen, en beloof
de, dat hij aan een zekeren vriend
van Monckton, in Londen, zou doen
weten, waar hij was en wat hij
deed. Al bedelende, nam hij zijn weg
noordwaarts van Portland, want de
zuidelijke provinciën waren niet meer
dan een doode letter voor hem.
Monckton's vrouw schreef hem zoo
dikwijls als de reglementen van de
gevangenis dit toelietenhare brieven
waren steeds vol liefde en hoop, dat
de lijd hunner scheiding mocht wor
den verkort. Zg deelde allerlei bizon-
derheden mede omtrent haar leven.
Wordt vervolgd.)
Gedrukt bg DE ERVEN LOOSJES, ie Haarlem,