II B 0 in E II.
Nieuwsberichten.
De Saadsvergadering van 19 Nov. werd
geopend met de installatie van den Heer
van der Mersoh, die na een bijzonder har
telijke toespraak van den burgemeester,
na aflegging der gevorderde eeden, de plaats
van den Heer von Eeeken innam.
De Voorzitter wees op het feit dat de
Koningin in de Staten-Generaal den eed
zon afleggen als Regentes. Hij was over
tuigd dat de Gemeenteraad deel nam in
de treurige omstandigheden waaronder deze
plechtigheid zou plaats vinden, en stelde
voor H. M. bij de gelegenheid van de aan
vaarding van hare moeielijke taak een
blijk van hulde aan te bieden.
De Gemeenteraad besloot hiertoe eenpa
rig. Op welke wijze en door wie dit zou
geschieden werd niet gemeld.
De Heer de Vaal verzocht om afkoop
van erfpacht. Zijn rekest kwam in handen
der Commissie van financiën.
P. J. Schwarts vroeg verlenging van de
vergunning tot bonwen op den stadsmnur.
Een rekest van de Vereeniging Kracht
door Volharding strekte om te verzoeken,
ook in het vervolg gebruik te mogen
maken van de gemeentelijke gymnastiek
lokalen.
Een adres van den Volksbond tot het
in het leven roepen eener olficieele gezond
heidscommissie werd gesteld in handen
van B. en W.
De Heer de Lanoy bood uit naam van
Mevr. Van Westerkappel eene verzameling
prenten aan de gemeente aan, die in dank
werd aanvaard.
De benoeming van den Heer van der
Vegt kan thans als diflnitief worden be
schouwd.
Aan Mej. Schokker wordt op haar ver
zoek eervol ontslag verleend als onder
wijzeres aan de opleidingschool voor
meisjes.
De voorgestelde gratificatie aan de leeraren
der H. B. S. worden met een kleine wij
ziging goedgekeurd.
Vervolgens komt het voorstel tot ophef
fing van de Gymnastiekschool ter sprake.
Voor particulieren was gelegenheid genoeg
hier ter stede en het onderwijs aan de
lagere scholen werd thans door de onder
wijzers zelve gegeven, zoodat het Gymna-
stiek-onderwijs van Gemeentewege thans
alleen nog voor de leerlingen van de Hoogere
Burgerschool met 3 en 5 jarigen cursus noo-
dig was. Daarvoor zou de Doelenzaal kunnen
volstaan, en een onderwijzer op een jaarwed
de van f 1200. De gemeente zou dan tegelijk
de lokolen in het Pand vrij doen vallen,welke
noodig zijn tot uitbreiding van het Raad
huis.
De tegenwoordige onderwijzers zouden
in aanmerking kunnen komen voor het
verkrijgen van wachtgeld.
De Heer Sneltjes vroeg waarom niet
liever aan een der laatsten ontslag gegeven
en hem benoemd tot directeur.
De Voorzitter geeft te kennen dat B.
en W. geen invloed willen uitoefenen op
's Raads besluit. De insteling als zoodanig
is overbodig geworden worden nu aan de
nieuwe sohool sollicitanten opgeroepen, dan
zal het aan de heeren onderwijzers vrij
staan zich daarvoor aan te melden, en de
Raad moet weten, wien hij zal benoemen.
De Heer Sneltjes verklaart zich hierme
de bevredigd.
De Heer de Lanoy vraagt verder of geen
particulieren meer gebruik mogen maken
van de lokalen der gemeente.
De Voorzitter acht dit vrij wel onmo
gelijk. Kracht door Volharding en andere
particulieren wenschen meest 's avonds
daarvan gebruik te maken en dan is de
Doelen voor de oefeningen der Schutterij
bestemd.
Hij acht het ook niet wenschelijk, dat
van de werktuigen door anderen gebruik
wordt gemaakt.
De Raad besluit hierop het voorstel van
B. en W. aan te nemen, en aan Adressanten
van Kracht door Volharding te berichten,
dat hun verzoek wordt gewezen van de
hand.
Aan de orde komt nu het nieuwe regle
ment van de Stads Bank van leening.
De Voorzitter brengt hulde aan den Heer
de Kanter voor de moeite door hem aan
de herziening besteed. De Heer de Kanter
meent dat die eer niet hem alleen toekomt,
maar ook aan zijne mede-commissarissen.
De Heer Macaré vraagt het woord
over de algemeene strekking. Het regle
ment is sedert 1829 niet herzien, het komt
spreker voor, dat men na zulk lang tijds
verloop de zaak wel eens grondig mag
bezien. Hebben de banken wel reden van
bestaan Kan het ooit de taak zijn der
regeering te zorgen dat anderen niet wor
den gekneveld en afgezet'? Is het regee-
ringstaak om geld voor te schieten op on
derpand? Door verscheidene economisten
wordt deze vraag ontkennend beantwoord,
maar ook zij die ingenomen zijn met het
doel om de armen uit de handen van
woekeraars te houden noemen haar een
noodzakelijk kwaad. Daarenboven dient de
bank voor kleine neringdoenden, voor
verkwisters, dieven en bankroetiers. Voor
de eersten is zij niet noodig, daar alhier
een Hulpbank bestaat, voor de laatsten
behoeft men geen bank in het leven te
houden. Bovendien is op verscheidene plaat
sen de Bank van leening afgeschaft, zonder
nadeelige gevolgen voor de arme bevolking.
Maar ook als men de Bank behouden
wil, rijst de vraag of zij zoo blijven moet
als zij is. De stad heeft daarin een kapitaal
van f 70,000 en daarvan is gedurende
37 jaren 4Vs getrokken, en in de
gemeentekas gestort. Dat is te veel, althans
in den tegenwoordigen tijd nu de gemeente
zelve tegen 3% leenen kan. Spreker zou
het daarom wenschelijk achten al wat er
meer dan 3% wordt gemaakt, te reser
veeren voor aflossing van het kapitaal dat
in de Bank is gestoken, opdat wanneer
dit is aangevuld, de rente kan worden ver
laagd.
Ook zou hij gaarne de inbrengsters door
hulpkantoren zien vervangen. Dit heeft
men met goeden uitslag in den Haag ge
daan.
De Heer Prins acht de zaak van groot
belang voor de armen der gemeente en al
erkent hij ook de lasten er aan verbon
den, beschouwt hij de Bank als een nood
zakelijk kwaad. De administratie is zeer
lastig en omvangrijk en voor kleine pan
den, die korten tijd blijven in de Bank
is de rente niet minder te maken, omdat
men toch niet minder kan betalen dan een
halve cent.
De Heer de Kanter verbaasde zich ook
eerst over de hooge rente van 12% en
9%, maar heeft bij nadere kennismaking
ingezien, dat de administrate dit onver
mijdelijk maakte. In 25 jaar zijn er
1.131.285 panden geweest, en daarvoor
is per pand en per jaar gemiddeld 18
centen betaald.
Dat is niet te veel en wordt ook be
wezen door het feit dat de meesten nog
van de inbreBgsters gebruik maken, die
nog iets voor hunne moeite vragen.
De Heer de Haan ontkent, dat dieven
en bankroetiers er zooveel gebruik van
maken. In de laatste jaren zijn sleohts
enkele panden door den officier van Justi
tie opgeëischt. Spreker wenschte ook de
inbrengsters te behouden, omdat de reden
dat slechts 20% van de panden in de
Bank zelf wordt gebracht, hierin ligt,
dat men er zich voor schaamt.
De Heer Bijvoet, oud-commissaris van
de bank, houdt het er ook voor, dat de
rente niet verminderd kan worden.
De Heer Macaré zou gaarne commis
sarissen verzoeken om een verslag van
de werking der bank. Hij acht de beleening
vaak noodlottiger voor den arme dan de
verkoop en zou gaarne nader advies heb
ben voor de vaststelling van het regle
ment.
De Heer de Haan zegt, dat de rente
door de stad genoten wel hoog schijnt,
maar niet is als men de sommen in aan
merking neemt, die de gemeente moet
voorschieten.
De Heer Macaré blijft bij zijn bewe
ren, dat de gemeente te hooge rente geniet
van de armsten der armen, en dat het
overschietende op eenigerlei wijze weder
aan de armen ten goede moest komen,
maar niét in de algemeene kas worden
gestort.
Deze woorden acht de Heer de Clercq
van Weel zoo ongepast, dat hij meent
den Heer Macaré een woord van verma
ning te moeten toevoegen.
De voorzitter wijst er in hoofdzaak op,
dat de rentestandaard zoo afwisselend is
en dat al is op 'toogenblik de bijdrage
misschien iets te hoog, in vele gevallen
de gemeente moet bijspringen met geld,
dat door haar tegen veel hooger rente
wordt geleend. Er is veel last, moeite en
zorg aan de Bank verbonden en de risico
der gemeente is niet zoo gering als men
wel denkt.
De Heer Macaré stelt nu voor, dat er
voortaan niet meer dan 3% van het in
de Bank [gestoken kapitaal zal worden
gestort in de Gemeentekas, en dat de Raad
zal beslissen welke bestemming er aan
zal worden gegeven.
Dit voorstel wordt met 18 tegen 4 stem
men verworpen en het reglement werd in
den geest van dat van 1829 herzien.
De quaestie over de sloot van „Einden-
hout" zal niet worden opgeworpen, maar
ook hierin bepalingen gehandhaafd, welke
sinds 1826 omtrent die sloot hebben ge
golden.
Aan de Breischool wordt op haar ver
zoek een lokaal in het Proveniershuis af
gestaan.
Bij publieke aanbestedingen zal voort
aan aan de aannemers de verplichting
worden opgelegd hunne werklieden tegen
ongelukken te verzekeren, bij zulke werken
waarbij dit door B. en W. noodig wordt
geacht. Dit is nu eens niet in den geest
'I van 1829.
De Zijlweg zal een verbeterde afwate
ring verkrijgen.
De tramquaestie werd tot de volgende
vergadering uitgesteld.
Een wijziging van de politieverordening,
om B. en W. uit te noodigen binnen 14
dagen antwoord te geven op aanvrage om
te mogen bouwen, wordt door den Heer
de Kanter met nadruk bestreden, als zijnde
deze termijn te kort, maar onveranderd
aangenomen, nadat de Heeren Macaré en
Van der Steur zich ten gunste van het
artikel hadden verklaard.
Nadat nog het tarief van onderstand
onveranderd was vastgesteld, en het rap
port van den gasopzichter was goedge-
gekeurd werd de vergadering gesloten.
De Nutslezing.
Het Haarlemsche Nutsdepartement hield
Dinsdag avond een buitengewone vergade
ring met dames, waarin de heer Justus van
Maurik Jr. als spreker optrad. Opende de
Heer van Maurik gedurende de laatste jaren
steeds de Nutslezingen, thans had dit plaats
onder buitengewone omstandigheden. Het
Bestuur had namelijk bij wijze van proef
neming de uiterst gezellige schouwburgzaal
aangewezen als vergaderplaats, de uitkomst
bewees, dat het Bestuur goed gezien had
algemeen was men met deze schikking
tevreden en naar wij vernemen juichte
ook de spreker haar toe. Behalve de gaan
derij waren alle plaatsen bezet, het was
betrekkelijk koel in de zaal en zooals men
weet is er van tocht geen sprake.
De Heer van Maurik bezit eene groote
opmerkingsgave, weet van het komische
in de verschillende toestanden goed partij
te trekken en heeft bovendien genoegza
me macht over het woord om zijn gehoor
onder den indruk te brengen.
Zoo gaf spreker uit den schat zijner
ervaringen eenige typen, die men, ware
het niet dat het tegendeel verzekerd werd,
voor portretten zou houden, zooals bijv.
Het gezin waar de vrouw de baas is, die
den man slechts gebruikt om hare doorzich
tige grootspraak te helpen staven.
De huistiran, de man, die door zijn ego
isme het gezin tot last is, wiens thuiskomst
de zenuwen spant, wien alles opmerkingen
van de hatelijkste soort ontlokt.
De huismoeder, waarbij spreker in fijn ge
voelde bewoordingen een zoodanige vrouw
schetste.
De huishen, de vrouw die opgaat in de
huiselijke zorgen, slechts oog en hart heeft
voor de meer materieele behoeften van het
gezin; de sloof hij uitnemendheid.
De Jan-hen, dat goedig soort van ver
velende en vernederende albedillen, rijp
voor alles, behalve voor de maatschappij,
waarin hij ten onrechte eene plaats bekleedt.
De heer van Maurik weet zijne typen
te teekenen, zóódat menige harde waar
heid lachende wordt aangehoord en ieder
een, zegge iedereen, bekent: Zoo zijner.
Dat humoristische waarheid spreken is
de sterke zijde van den Heer van Maurik
Tot slot van het eerste gedeelte der lezing
volgde nog de sohoonmoeder. Verwachtte
men de tooneel- of roman- schoonmama,
niet deze verscheen, maar een type van
liefde en goedheid, eene zooals er missohien
niet vele zijn. Waren reeds in het eerste
gedeelte van den avond de lachspieren ge
ducht in werking gebracht, na de pauze
werden zij nog sterker op proef gesteld,
bij De Lezing te Boschwijk.
Boschwijk is een plaatsje, gelegen aan een
„stief ketierke" van een spoorbaan, waar
de Nutslezer onder min juiste opgaven
werd heengelokt. De eigenaardige toestan
den, de heilige eenvoud der handelende
personen, alles geeft aanleiding tot hoogst
komische verwikkelingen, die natuurlijk
den lachlust doen botvieren. De omgeving
waarin zich de Lezer verplaatst ziet, geeft
toch nog aanleiding tot een treffende scè
ne een klein meisken, eene weeze, dat door
eenvoudige lui genaderd is. Alles ongepo
lijst en primitief, doch waarheid. Preten
tieus zijn de handelende personen ook niet
en men zou bijna wenschen in zulke om
geving weer eens op te knappen van het al
te effene, het vervelend stijve in de gewo
ne samenleving, al is het ook, dat de on
beholpenheid der handelende personen, de
erg beschaafde maatschappij doet waardee-
ren. Dan vlecht de Heer van Maurik in
zijne vertelling nog eene kleine liefdesge
schiedenis, die tevens aanleiding geeft
om hem uit eeue lastige plaatselijke on
gelegenheid te helpen. De zorgvuldige,
eenvoudig hartelijke plattelandsbevolking
met haar provinciaal dialekt werd uitste
kend geschilderd. Het vestigt opnieuw de
overtuiging, dat de Heer van Maurik een
even scherpzinnig opmerker als prettig
verteller is. Men kan met alle zekerheid
meedeelen, dat de Nutsleden en hunne da
mes een recht genotrijken avond gehad heb
ben en tevens dat het Bestuur zeker met de
voorloopige verwisseling van lokaal geheel
gehandeld heeft in den geest van allen, die
de meening zijn toegedaan, dat eene Nuts
lezing in de eerste plaats behoort gezel
lig te zijn.
Tweede Kamer. Dinsdag werd het wets
ontwerp betreffende de kosten van het
Regentschap behandeld en goedgekeurd.
De zaak op zich zelve is van weinig be
lang. Er wordt door deze wet voldaan
aan het voorschrift der Grondwet, om bij
de benoeming van een regent te bepalen,
hoe groot een bedrag van het inkomen des
Konings aan dezen zal worden toegekend.
Er openbaarde zich dan ook generlei ver
zet De bespreking van het ontwerp gaf
echter den heer Smidt aanleiding eene
daarmee samenhangende kwestie ter sprake
te brengen. Hij betoogde uit de Grondwet-
teu van 1848 en 1887, dat voorziening
in het toezicht over 's Konings persoon
noodzakelijk is ter voorkoming van moei
lijkheden. De heer Schimmelpenninck van
der Oye bestreed dit, onder opmerking,
dat voogdij overbodig is, waar de Konin
gin met zooveel liefde en toewijding
waakt over den Koning. De Min. van
Kol. dit beamende, trachtte aan te too-
nen, dat, volgens de geschiedenis der
Grondwet, gelijktijdige onder voogdijstel
ling met het benoemen van een Regent
niet gebiedend wordt voorgeschreven. De
heer Smidt, daarvan niet overtuigd, bleef
aandringen op voorziening, zonder echter
eenige bepaalde persoonlijkheid in het
debat te brengen. Het wetsontwerp werd
zonder stemming aangenomen.
De Kamer heeft haar werk in de Afdee-
lingen voortgezet.
Eerste Kamer. In eene Woensdag ge
houden vergadering herdacht de Voorzit
ter het overigden van Baron J. P. P. van
Znylen van Nyeveldt, lid der Kamer, en
diens werkzaam en nuttig leven. Het in
gekomen ontwerp betreffende de vaststel
ling van het inkomen der Regentes werd
terstond in de afdeehngen onderzocht, en
daarna met algemeene stemmen aangeno
men.
De Kamer is uiteengegaan.
Te Triest is bericht ontvangen, dat
het schip Santa Margaretha met zware
averij teruggevonden is. De gezagvoerder,
Johan Orth, gewezen aartshertog van Oos
tenrijk, bevond zich in goeden welstand
aan boord.
Er was reeds een kwestie opgeworpen
in de veronderstelling dat Johan Orth om
het leven gekomen was.
Volgens het reeds geopende testament
van den teruggevonden ex-aartshertog,
was het geheele vermogen vermaakt aan
zijn vrouw, Willy Stubel, maar deze was
waarschijnlijk ook op het schip en zou
dus niet meer in leven zijn. De vraag werd
nu gesteld, of de familie van den aarts
hertog dan wel de zusters van Willy
Stubel, die te Berlijn wonen, recht op de
erfenis hadden. De huwelijksakte, die bij
het testament gevoegd is, heeft alleen
betrekking op het te Londen gesloten
huwelijk, dat niet in Oostenrijk geldig
is.
Door het opduiken van Johanu Orth
is thans deze moeielijkheid gelukkig uit
den weg geruimd.
Voor den Bouwmeester schouwburg
te Amsterdam moet thans voor f 160.000
geteekend zijnhet benoodigde kapitaal
bedraagt, zooals men weet, f 180.000.
Volgens het Vad. is het volstrekt niet
zeker dat mevrouw Frenkel haar broeder
in zijne nieuwe campagne volgen en het
Ned. Tooneel verlaten zal.
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem,