HAARLEMSC UJua Eerste Blad. nieuwsberichten. No. 6 Uitgave van DE ERVEN LOOS J ES, Gedempte Oudegracht 86 Dertiende Jaargang, 144. met AMSTERDAM. van WOENSDAG 21 Januari 1891. TELEPHOONNUMMER TELEPHONISCHE VERBINDING ABONNEMENTSPRIJS Per drie maandenT ,25. franco p. post ,40. Prijs per Advertentie van 1 tot 5 regels 25 cents, elke regel Afzonderlijke nommers 3 centen per stak.meer 5 cents, groote letters naar plaatsrnimte. VERSCHIJNT: Dinsdag- en Vrijdagavond Advertmtiên worden aangenomen tot DINSDAG en VRIJDAG des middags ten 12 ure, die alsdan zoo mogelijk nog worden geplaatst. „Zang en Vriendschap" Eenige weken geleden heeft de Critiek, in een onzer bladen, naar aanleiding van den wedstrijd voor mannenkwartetteD, uitgeschreven door de liedertafel „Zang- lnst,, te Amsterdam, een feilen aanval .gedaan op het dilettantisme in de muzi kale kunst, speciaal op het dilettantisme by den mannenzang. Zij meende, dat de beoefening van den zang door onze di lettant-zangers weinig waarde bezit en, hoe noodig nn en dan voor de vorming van groote koren, met de eigenlijke, echte kunst weinig te maken heeft. Velen zullen voorzeker de naar onze meenig zeer eenzijdige beschouwingen, waarop het gevelde vonnis berustte, niet onderschrijven en groote waarde blijven hechten aan het nnt van bet dilettantis me voor de knnst in het algemeen. Het wil ons voorkomen, dat de beoefening van den mannenzang ook het hare bedraagt tot de verspreiding van muzikale kennis, die zeker ten nntte zal komen aan een betere en gezondere waardeering van de hoogere kunstuitingen en den zangers derhalve op natuurlijke wijze nader brengt tot de waarachtige knnst. Verder meenen wij, dat uit het dilettantisme, zooals wij dat om ons heen zien bloeien, menigmaal scheppende en uitvoerende kunstenaars ge- horen wordenimmers niet altijd wordt het genie reeds aan de wieg ontdektde levensgeschiedenis van menig artist zon dat kannen bewijzen. En dan, wie zon de vormende kracht, de beschavende waar de voor geest en gemoed niet tellen, wel ke er ligt in de beoefening van den zang, hoe volmaakt of onvolmaakt deze dan ook moge zijn. Wij gelooven, dat wie het di lettantisme niet eert, de knnst indirect schade toebrengt en het terrein beperkt, waarop zij zegenend kan werken. Een gelukkig verschijnsel achten wy het dan ook, dat het publiek in onze stad de mannenzangvereenigingen den noodigen steun niet onthoudt. Het concert van de Koninklijke liedertafel „Zang eD Vriend schap" leverde daarvan gisteren avond opnieuw het bewijs. De concertzaal van de sociëteit "Vereeniging" was daarbij vol belangstellende toehoorders en met ingenomenheid werden de verschillende nommers van het programma gevolgd. De liedertafel zelf zong een vijftal koorwer ken waaronder twee nieuwe n. 1. „Het Vaderland" van onzen stadgenoot den heer Ph. Loots en „Columbns" van Hiller. Het solowerk was toevertrouwd aan twee jonge dames, oud- leerlingen van het Amster- damsche conservatorium, MejSophie Spoor (sopraan) en Mej. L. Denijs (viool) élève van en Heer Jozef Cramer. Over het algemeen liep de uitvoering goed van stapel en kweten de zangers en solisten zich flink van hunne taak. Wel klonken de koren niet alle even frisch en helder, en lieten de heeren tenoren ons wel eens te vergeefs wachten op dat pit tige en brillante gelnid, dat bij vorige uitvoeringen meestal door den linkervleu gel van het Koor ontwikkeld werd, maar toch waren er in de verschillende nommers recht schoone momenten aan te wyzen. „Vineta" van Abt en Weihe des Gesanges" van Mozart klonken zeer goed. „Ossian" van Beschnitt, met den nniso- no-solo voor tenor en bas, mocht mede gerekend worden tot de verdienstelijkste nommers. De beide nieuwe werken sche nen er nog niet zóó in te zitten, dat de zangers al hun aandacht konden schenken aan eene rustige en genuanceerde voordracht. Het werk van Loots doet in moeielijkheid niet onder voor „de barre Rots", waarmede wij dezen zomer kennis maakten. De beide dames-solisten hadden buiten gewoon veel succes en knnnen er op bogen, in Haarlem de harten veroverd te hebben. Natuurlijk gaven zij nog niet die volmaakte kunst, welke het eigendom is van den rijperen leeftijd, doch in beider verrioh- tingen was zooveel goeds en zooveel sym pathieks, dat de ingenomenheid, die uit de toejuichingen van het publiek sprak, by allen instemming moest vinden. Mej. Spoor vertolkte met groote zekerheid de bekende aria: „Auf starken Fittige" nil „die Schöpfung" en legde in het vooraf gaande recitatief eene uitdrukking, die het bewys gaf van veel zelfbewuste kracht, terwijl hare liederen, met groote innigheid en teederheid behandeld, kenrig door den Heer Schlegel begeleid, den gnnstigen indruk van haar talent slechts konde ver- hoogen. Mej. Dengs speelde eene Sonate van Handel, „Romance" van Svendsen en „Zigeunerweisen" van Sarasata. De toon van haar instrument klinkt hoogst bevallig en technisch mag deze jeugdige violiste reeds duchtig ontwikkeld heeten, getuige de geacheveerde uitvoering van Sarasata's moeieiyke werk. Hare voordracht, hoewel nog ietwat schoolsch, liet in ruime mate de aanwezigheid van een goed muzikaal gevoel doorschemeren. Met het grootste genoegen hebben wij met de muzikale ga ven van beide dames kennis gemaakt. Zeker komt hun een groot deel toe van het sncces, dat „Zang en Vriendschap" op dit concert verwierf. Weten en Werken. De Heer van der Meulen van Haastrecht trad Maandag avond als spreker op, en zyne voordracht bevatte het volgende: Het leven in een groote stad verschilt heel wat van dat op het land, de stads bewoner schikt zich even moeielyk in de dorpstoestanden als de dorpeling zich voegt in eene stad. Wg hoorden eenige staaltjes van moeielgkheden waarin de buitenwo nende stedeling kan komen, van de gewoon ten bg de gezellige byeenkomsten, eerst bespottelyk, later een gevolg van een toe stand bevonden. De plattelandbewoner onderscheidt zich van zgne stads-natnurgenooten door zgne weinige kennis der natunr, waarin hg zich toch dagelgks beweegt en zy komen hierin overeen, dat zg zich van al wat er om hen plaats heeft veel te weinig rekenschap gevende veldwachter meent, dat met hem een loopje genomen wordt, als hem verteld wordt, dat de rups zich verpopt en dan een vlinder wordt, de stadsjuffer kon niet begrgpeD, dat men de koeien niet joeg in het winterkoren, dat zg voor gras aanzag. Wilt ge weten hoe 't met nwe natuur kennis staat, neem dan op de wandeling Uwe naar alles vragende kinderen meê en noteer de vragen welke ge onbeant woord moet laten. Rekenen de stadsbewoners niet dikwyls het begin der jaargetgden naar het een of ander bgkomend verschgnsel en treden we niet menigmaal de wetten der natnnr met voeten, door ons gemakshalve liever aan den dagelykschen sleur te houden, dan eene nieuwigheid te beproeven en zoeken wg wel naar de oorzaken van rampen en ziekten en die zoodoende zonden kunnen weggenomen worden? Hoewel de liefde tot de natnnr den mensch is ingeschapen beroept men zich op den weinigen beschikbaren tgd, dooh dit mag geen aanleiding geven om de na tnnr geheel te veronachtzamen. Zelfs het wandelen kent men byna niet meer en 't is toch zoo nuttig dit te doen en toen de Spreker ons nog voorlas hoe Jo. de 7ries over het wandelen denkt en hoe kenrig deze de poëtische zyde ervan beschrgft, ja, dan zeggen wede Heer Vermeulen heeft gelgk, maar de maatschappg is er nu niet meer op ingericht om veel aan die liefhebbery toe te geven en daarom geven wg ook toe, dat het eene gegronde grief is tegen onze samenleving, de beschul diging van te weinig bezieling, gloed en poëzie omdat in waarheid het leven wordt omgezet in eene groote rekenkundige som, al behoorde dit zoo niet te zyn. Maar hoe waken wg hiertegen? In elk mensch leeft een dichter, en dat dichterlijke behooren wg aan te kweeken. Dit kan geschieden door de natuur in hare werkingen lief te hebben, als de dichter doet en hoe de dichter dan de natuur doet spreken, en hare krachten leert gadeslaan in verband met het ge schapene en zich hierdoor verheft boven de drie erkende machten van onzen tgd, kennis, geld en pret, bracht de Spreker ons aan 't verstand door de fraaie voor dracht van het gedichtje De eerste Kus. Toen kregen we nog de voorlezing van een winterfeuilleton, waarin de handeling plaats had in het barrejaargety van 1828. Het deed ons duidelgk gevoelen wat de nieuwe tgd voor heeft boven den daarin geschetsten. Van ongeveer gelyke strekking was ook een vers van Cremer, dat wg ten slotte kregen. De som van het gehoorde behoorlyk optel lenden aftrekkende komt men tot het on- wederlegbaar resultaat: De tgd is niet slecht, de menschen ook niet, maar wg lgden aan overmaat van praktischen zin, doch moeten dien in de juiste richting trachten te houden door het dichterlyke in ons gemoed aan te kweeken en hiertoe is in de eerste plaats noodig vermeerde ring van onzen liefde tot de natuur. Het was eene fraaie voordracht, die te meer trof, omdat de volle waarheid zeer onomwonden te voorschyn trad. Wg hou den in Weten en Werken van waarheid en door ons deze te hooren voorstellen op den hartelgken toon van den man die, de behoeften van zijn publiek verstaat, rekenen wg den Heer Vermeulen tot on ze vrienden en wordt zgn optreden steeds met belangstelling begroet. Maandag 26 Jannari wordt de heer A. Van der Vcort als spreker verwacht Tweede Kamer. Nadat Donderdag de zitting geopend was, deelde de Voorzitter mede, dat bij Hoofdst. XI der Staatsbe groting gelegenheid zal gegeven worden tot het houden van algemeene politieke beschouwingen. Aan de orde was Hoofdst. X KolonieënDe eerste spreker, de heer W. K. van Dedem, begon met te konsta- teeren, dat het koloniaal beleid dezer Re geering niet beantwoordt aan het Program van Actie, vroeger voor de wyziging van het koloniaal bestuur gesteld. Wanneer men de Reg. naar haar Program van Actie verwyst, beroept zg zich op exceptiën. Daartegen kwam Spreker op. Hg betoogde verder, dat de Reg. het zwaartepunt voor het koloniaal beleid uit Indië naar Neder land overbrengt ten nadeele der groote kwestieënkofheknltnnr, landrente, opiom, versterking van het prodnktief vermogen van Java, spoorwegen, en Atjeh. De Reg. geeft en verzamelt niet de noodige gege vens tot oplossing der groote kwestieën, noch op stoffelgk, noch op zedelyk gebied. Deze Reg. heeft tengevolge van haar in- rationeele methode van bestnur niets goeds gedaan voor Indië. Spreker wees er op, hoe art. 23 van het Regeerings-Reglement, dat bizondere toelating voor priesters en leeraars vereischt, eerst een groote grief was, maar thans toch door de Reg. werd toegepast, big kens het niet toelaten van zendelingen in de Toba landen, en hg ves tigde ook de aandacht op den gebrekkigen rechtstoestand van de inlandsche Christe nen. Spreker vroeg, of de Min. de methode van zgn voorganger dacht te volgen. De Min. van Kol. wees er op, dat de kritiek des vorigen Sprekers meer het regeerings- beleid zgns voorgangers, dan wel het zgne betrof. Onderzoek was zeker noodig, waar het zulke ingrgpende zaken geldt, maar deze Reg. heeft dat niet miskend. De Staats-Kommissie voor de koffie-knltuur bewgst dat. Men moest niet vergeten, dat de beslissing daaromtrentin Nederland moet worden genomen, en niet in Indië. Dat nu de Indiesche rapporten omtrent de enquête worden afgewacht, zal niet tot vertraging der oplossing strekken. Handhaving der eenjarige opiumpacht geschiedde met het oog op de voorgenomen verandering in het pachtstelsel. Krachtiger voortzetting der irrigatiewerken is bezwaarlyk wegens gebrek aan personeel en met het oog op de begrooting. Op dit oogenblik eene groo te leening te slniten is niet gewenscht, omdat eene groote leening niet mogelyk is bg gebreke aan voldoende middelen tot aflossing. Wat de spoorwegen betreft, de Min. beloofde, dat binnen korten tgd een wetsontwerp zal worden ingediend tot subsidieering van partiknliere Indiesche spoorwegen. Ten aanzien van Atjeh ver klaarde de Min. den bestaanden toestand krachtig te willen handhaven, en waar de gelegenheid zich mocht voordoen, krach tig te willen optreden tegen den vyand. De Min. had met vreugde gehoord, dat ook de liberale party vrye toelating van van Christen zendelingen voorstaat. De Reg. handelt geheel in die richting. Het tegenhouden der zendelingen in Toba was alleen geschied, omdat de Reg. de verant- woordelgkheid niet op zich had kunnen nemen voor de veiligheid van de personen der zendelingen. De Indiesche Regeering onderzoekt yverig, wat er gedaan moet worden, om den rechtstoestand der inland sche Christenen te verbeteren. Wat de homogeniteit met zgn voorganger betreft, verklaarde de Min. in denzelfden geest te willen handelen, ook bg reeds gebleken verschilpunten. De heer LevyssohnNorman sloot zich geheel bg den heer van Dedem aan, en klaagde dat stuur en riohting aan het koloniaal beleid ontbreekt. Zon derling acht spreker het, dat de Min. eene leening bestrydt, op grond van de financi- eele toestanden. Maar moet men dan lee- nen, als men baadt in miljoenen? Behalve|op andere aangelegenheden wees Spreker ook op het nadeel van snbsidieeriDg van Mo- hammedaansche volksscholen. Hg hoopte, dat de Min. krachtig de hand zou slaan aan de voor Indië zoo noodzakelyke her vormingen. De Min. van Kol. verdedigde zich tegen de aanvallen van den laatsten spreker, deze en de heer van Dedem ri- pliceerde, en daarmee was het algemeen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1891 | | pagina 1