debat afgeloopen. Artt. 1 11 werden goed
gekeurd. Bij art. 12 Surinaamsche he
il rooting) sprak de heer Smidt een scherpe
kritiek uit over de houding van Goever-
neur de Savornin Lohman. Hij had gehoopt,
dat het zoover niet had behoeven te ko
men, en dat was mogelijk geweest, als de
Kamer zich boven de twistende partijen
had weten te stellen. Maar doordat de
Rechterzijde in de kamer den Goeverneur
in bescherming had genomen, ondanks de
afkeuring van zijn beleid door twee op
volgende ministers, is de landvoogd in
zijne verkeerde richting gesterkt. Er is nu
zóóveel gebeurd, dat verzoening niet meer
denkbaar is. Uitvoerig besprak de heer
Smidt het gebeurde en den toestand, en hij
konstateeide, dat door het wanbeleid van
den Groeverneur in Suriname moreele ver
zwakking van rechtsgevoel en waarheids
zin, een maatschappelijk antagonisme is
ontstaan, en dat dientengevolge in de Kolo
nie een ernstige politieke spanning heerscht.
Onbegrijpelijk noemde Spreker de opti
mistische beschouwing dezer Regeering,
wier offioieele inlichtingen volkomen in
strijd zijn met den werkelijken toestand.
HÜ toonde aan, hoe op elk der punten in
het verslag besproken, het Regeerings ant
woord onvoldoende of ontwijkend is.
In de zitting van Vrijdag zette de heer
Smidt zijn rede voort. Hij betoogde, dat
er terwijl er vroeger eene zeer te roemen
verdraagzaamheid op godsdienstig gebied
in de Kolonie heerschte, nu onder dezen
Goeverneur een hevige animositeit is ont
staan tusschen Christenen en Joden, ge
kweekt door vrienden. Spreker wees er op,
hoe een vuil, gemeen blad als de Volksbode
door den Goeverneur wordt gesteund, en
hoe al 's mans handelingen blijk geven niet
van op zich zelf staande misvattingen,
maar van een afkeurenswaardige regeerings-
richting, 't zij tengevolge van methode,
't zij tengevolge van de zeer eenzijdige le
vensopvatting van den Goeverneur. Krach
tig en ernstig drong Spreker er bij den
Min. op aan, dat deze toch mocht terug
komen op zijn inzichten in de Memorie van
Antwoord ontwikkeld. De heer Bool wilde
de verantwoordelijkheid van afstemming
der begrooting niet op zich nemen. Is de
toestand in Suriname nog houdbaar, men
verbetere die geleidelijk door aanstelling
van Nederlanders bij vakaturen. Is die
onhoudbaar,menzendeeen Regeerings kom-
missaris. De heer F. Mackey wees op vele
lichtpunten in het bestuur van den Goe
verneur het subsidie is verminderd, aan
sluiting van het telegraafnet verkregen,
de invoer van vrije arbeiders in Java is
aangevangen, de moeilijkheden met de Pa
ra-negers zijn tot oplossing gekomen. Ook
heeft de Goeverneur door zijn optreden
het opstootjen te Paramaribo tot bedaren
gebracht. Spreker beweerde, dat de Volks
bode niet het orgaan van den Goeverneur
is, en verder beriep hij zich op tal van,
volgens hem, betrouwbare berichten, die
den Goeverneur als den rechten man op de
rechte plaats voorstellen, als den man, die
het ware belang van Suriname behartigt,
en die in het belang van Suriname ge
handhaafd moet worden. De heer van Asch
van Wijck beweerde, dat de grieven in
adressen ingediend volkomen onbewezen
waren en zonder bewijs hier niet te berde
mochten worden gebracht. De Min. van
Kol. bestreed uitvoerig den heer Smidt,
en begon met te. zeggen, dat diens wijze
van bestrijding niet het gezag in Suriname
bevestigt, doch aantast. De tegen den Goe
verneur ingebrachte grieven achtte de Min.
ongegrond, althans verschrikkelijk over
dreven. De Min. herinnerde er aan, hoe
men den Goeverneur reeds had aangevallen,
voordat deze nog in Suriname was aan
gekomen, en ontkende, dat de heer de
Savornin Loman antisemiet zou zijn, of
godsdiensthaat zou hebben aangekweekt.
Alle gehoorde Surinamers ontkennen dit,
en een Israëliet grondde zijn grief hierop,
dat de Goeverneur wel eens bij de Hern
hutters te kerk ging. Met de Volksbode
verklaarde de Min., heeft de Goeverneur
niets te maken. De meeste grieven komen
neêr op verschil van interpretatie van
wetsbepalingen. Daartegenover staat het
vele, dat door den Goeverneur is verricht.
Reden om hem te desavoueeren bestaat
niet. De wenken van den heer Bool zou
de Min. overwegen. De heer Farncombe
Sanders drong krachtig aan op een lokaal
onderzoek door een specialen kommissaris.
De heer Donner had veel lof voor de be
zadigde rede en wenken van den heer Bool.
Deze Spreker zag in alle grieven niets
dan de zucht om de godsdienstige richting
van den Goeverneur te treffen. De heer
W. K. van Dedem stelde eene motie voor
het vertrouwen uitsprekende, dat de Re
geering door hare tusschenkomst aan de
spanning in de kolonie Suriname een einde
zal weten te maken. Na eenig debat werd
de diskussie verdaagd tot Dinsdag.
HAARLEM, 20 Januari 1891.
Als alles gaat zooals het behoort te
gaan, dan bezoekt Keizer Wilhelm in het
voorjaar, als hij naar Engeland gaat, onze
koninginnen. De ongesteldheid van onzen
koning moet een vroeger bezoek in den
weg gestaan hebben. Wij Nederlanders
hadden misschien, als wij 't voor het
zeggen hadden, liever gezien, dat het
voorstel, in den Duitschen rijksdag van
liberale zijde gedaan om de invoerrechten
op graan en vee afgeschaft te zien, ware
aangenomen, maar daar door de eindstem
ming gebleken is, dat Duitschland zijne
politiek in zake bescherming niet wenscht
te wijzigen, dienen wij er ons by neder
te leggen.
By neder te leggen, zoo zijn wij, te
meer daar onze handelspolitiek niet de
inlandsche nijverheid beschermt tegen
vreemden. Toch zal ons vryhandelsstel-
sel het op den duur, volgens de staat
huishoudkundigen, moeten winnen, maar
hoe?
De optimisten zeggen en als het gaat
zooals we gewoon zyn, hebben ze gelijk
„toch zal het zomer worden".
Inmiddels vroor het er op los, dat 't
kraakte en dank zij onze ondervinding
gedurende de laatste twintig jaren, zyn
wij niet op zooveel ijs voorbereid of in
gericht. Onze nieuwe huizen zyn tochtig,
dubbele ramen en tochtdeuren blijken geen
weelde te zyn, onze kaohels behooren be
ter ingericht, om op de voordeeligste wij-
ze onze kamerruimten te verwarmen.
De gas- en waterleidingbuizen bevrie
zen, oorzaak, liggen niet diep genoeg, bin
nenleidingen moeten omgelegd, riolen ver
beterd, maar toch moet het zomer wor
den. Dit wenschen zelfs de schaatsenry-
ders, wien de veelgeroemde yssport al
aardig begint te vervelen, want Zondag,
met het heerlijkst mogelijke winterweer,
schitterden overal de sportmenschen door
hunne afwezigheid, tenzij men het kleine
grut van tusschen 3 en 4 voet hoog ook
al tot deze menschensoort mocht rekenen.
IJsfeesten, om de liefhebberij nog wat
gaande te houden, zyn aan de orde, men
houdt kermis op 't ys, men danst op 't
ys, ofschoon misschien dit laatste niet
op schaatsen gaat. Beroepsryders verdie
nen hun geld met het onnoemelijk aan
tal wedstrijden, de amateurs hun medail
les of sjerpen. Maar tegenover deze
winst staat heel wat verlies; de han
del gaat een slakkengang, de bedrijven
staan stil, ieder in zijne omgeving voelt
den machtigen terugslag van den win
ter en dit moge nu velen niet hin
deren zooveel te meer zyn er, die het
wel hindert. Zeven weken vorst staat
voor vele ambachten gelyk of ongeveer
gelyk met zonder verdiensten te zyn.
Nu zyn de mannen van den arbeid
niet bestemd tegen zulke een lange va-
cantie; gevolg, verarming, gebrek, doch
warme harten en geopende beurzen ver
zachten veel leed, en dat behoort
ook zoo, al is .het niet artikel zooveel
uit Wetboek zoo of zoo. Gelukkig dat
zulk een ongesehreven Wet nog gegrift
staat diep in het gemoed van duizenden
in den lande, die wet van onderlinge
liefde en hulpbetoon. Weldoen is een kunst
die behoort aangeleerd te worden en, dank
zy de natuurlijke traagheid des menschen,
niet door velen wordt verstaan of begre
pen. 't Is daarom goed dat voor hen, die
zich op dit punt zwak gevoelen, veree-
nigingen bestaan, die voldoende zyn toe
gerust om de goede gaven oordeelkundig
te plaatsen
Daar hebt ge hier te Haarlem Weldadig
heid naar Vermogen, de Commissie voor
Spysuitdeeling aan behoeftigen, de Vin-
centius-Vereeniging, de Vereeniging tot
verschaffing van warm voedsel aan be
hoeftige schoolkinderen, de koffie en brood
commissie, of zyt ge er meer op gesteld
de behoeftigen van eene bepaalde categorie
te gedenken, dan zyn er nog de kerkelij
ke armbesturen, die ook al heel wat te
doen hebben om staande te blijven.
De Nederlandsche rivieren zuchten na
tuurlijk ook al in de ketenen van den
wintervorst. Voorloopig geen gevaar, doch
men houdt zich 't hart vast, als by ster
ken dooi met hevigen wind het water
van boven komt afzetten en dan, arme
Betuwe, arme Bommelerwaard en dan,
geen Koning Willem III om door leer en
voorbeeld de natie aan te voeren tot
schoone daden. Dan zal de natie den Vorst
gedenken, zyn warm hart eer aandoen
en.... weldoen.
Het is opmerkelijk, dat de weldoeners
der menschheid met veel ondank te kam
pen hebben. Daar hebt genu Prof. Kocb.
Den draad van tot voor korten tijd gansch
onmogelijk herstel van menschheid teis
terende kwalen heeft hij nauwelijks in
handen, of de wereld, die alles te gelijk
wil hebben, begint hem reeds te misken
nen, omdat de zaak, in wording, soms
tegenvalt. Och, 't is de oude geschiede
nis. Colombus, Willem van Oranje, de
verkondigers van nieuwe denkbeelden, wie
van hen bleef onaangevochten Zoekt dus
door den tijd hierin onderwezen, uw loon
in u zeiven en tracht daarmeê tevreden
te zijn.
Zouden de 2400 kiezers voor den
gemeenteraad, die hunne stem niet
uitbrachten by de laatste verkiezing voor
een raadslid ook tevreden zijn met zich
zelf? Ja, maar er was geen strijd! Wie
zoo zijn burgerplicht begrijpt, zou men
nog niet eens een onnut staatsburger mo
gen noemen, pas op, hij zou u zoo eens
eventjes aan 't verstand brengen, dat
woorden en daden en nietsdoen symo-
niemen zijn. Inmiddels regeert de daad
en het woord mag toezien.
Rustige rust en kalme kalmte en als
t niet goed gaat een groote keel op
zetten, zoo zyn reeds onze kinderen, zoo
zyn wij als volwassen Nederlanders.
Zondag avond, op de laatste repe
titie voor het concert, ontving de ijverige
secretaris van „Zang en Vriendschap",
de Heer T. C. Niephaus, bij monde van
den Heer W. Robert, een zeer schoon
geschenk van de werkende leden der lie
dertafel, bestaande in een fauteuil en een
prachtig salontafeltje, als blijk van waar
deering van de vele diensten, door den
Heer Niephaus aan „Zang en Vriendschap"
als secretaris bewezen.
1.1. Zaterdag nacht omstreeks 12-|
ure is een hevige binnenbrand uitgebro
ken in perceel no. 45 aan de Smede-
straat, ontstaan door het omvallen van
een petroleumnachtlichtje in de beneden-
slaapkamer, welke kamer spoedig geheel
en een daarvoor gelegen kantoortje ge
deeltelijk was uitgebrand. De brand is
door de agenten met hun slangenwagen
gebluscht. Ook heeft de Heer Holt, daar
naast woonachtig, uitstekende diensten
bewezen. Hoewel alles is verzekerd, is de
schade nog al groot, daar ook voor 700
aan bankpapier is verbrand.
Zaterdagavond werd in de kleine bo"
venzaal van Café Montagne de eerste
vergadering gehouden van de letterkundige
vereeniging „Haarlem." De vorige week
was aldaar door eenige heeren eene ver
gadering belegd, waarin besloten werd tot
de oprichting der genoemde vereeniging,
welke zich ten doel stelt de beoefening der
Ned. taal en hare letterkunde en de be
vordering der uiterlijke welsprekendheid.
Door het houden van voordrachten, bij
voorkeur eigen werk van de leden, het be
spreken van letterkundige werken en im
provisatie zal zij dit doel trachten te
bereiken.
Ieder, die lid wenscht te worden, kan
zich daartoe aanmelden bij den Secretaris,
den heer C. Verheul.
„Weldadigheid naar Vermogen".
Bij het Bestuur der Vereeniging hebben zicb
de volgende personen voor werk aangemeld:
Een voor stalknecht.
Twee voor oppasser.
Een voor ziekenoppasser.
Een voor schrijver.
Drie voor kantoorlooper.
Een voor portier.
Een voor behanger.
Een voor schoenmaker.
Een voor metselaarsknecht
Een voor broodbakkersknecht.
Twee voor tuinmansknecht.
Een voor opzichter.
Vijf voor aard werkers of los werkman.
Tien voor werkster of schoonmaakster.
Een voor bargerwaschvrouw.
Een voor hulpkookster.
Drie voor burgernaaister.
Drie voor breister.
Twee voor mangelwerk.
Een voor strijkster.
Particulieren en werkgevers, die van bovenstaande
aanbiedingen gebruik wenschen te maken, worden
beleefd verzocht hunne aanvragen schriftelijk tot
het Bestuur te richten (bus Doelen of Stadhuis.
INGEZONDEN.
Mynlieer de Redacteur,
Uw verslaggever maakt in zyn overigens
zeer waardeerend verslag van de feestelijke
bijeenkomst van den Volksbond op Vrijdag
-9 dezer, de opmerking „of het niet ver
standiger ware alle spiritualiën op de feest
avonden streng te weren, zelfs punch, eu
verderals het drankduiveltje om den hoek
komt kijken, waar blijft men dan met het
prestige des Bonds?"
Mij komt het voor, dat door verkoop
van sterken drank op de feestavonden het
prestige van den Bond in het minst niet
geschaad wordt. De verslaggever weet wel,
dat de Volksbond niet de afschaffing beoogt,
maar slechts het tegengaan van het misbruik
van sterken drank. Het prestige van den
Bond zou dus alleen dan worden benadeeld,,
wanneer bij de Volksfeesten personen wer
den opgemerkt, die zich aan misbruik
hadden schuldig gemaakt. Dat zulken er
waren, kan de verslaggever niet beweren.
't Is om het beginsel, zegt de verslag
gever. Juist om het beginsel, M. de R.,
wordt er op de feestavonden van den Volks
bond wel sterke drank geschonken. Deed
de Volksbond wat uw verslaggever wil,,
weerde hij den sterken drank, dan zou hij
ontrouw worden aan zijn eigen beginsels
wel gebruik, geen misbruik.
Dankzeggend voor de plaatsing teekent
hoogachtend:
De Voorzitter der Feestcommissie
van den Volksbond
H. Graue.
M. de R.
In verband met bovenstaand schrij ven,
wordt gaarne voor bijgaand een plaatsje
verlangd.
Toegestemd wordt, dat de Bond drank
misbruik wil tegengaan, doch daar de
grens tusschen gebruik en misbruik niet
te trekken is, en wat voor den een gebruik
is, voor den ander reeds misbruik moet
genoemd worden, bestrijdt de Bond ook
indirect het drankgebruik en trek ze in
deze één lijn met de afschaffers.
Ieder ziet den Bond het beginsel der
drankbeteugeling met energie doorvoeren.
Zoekt zij denk aan hare gewaardeerde
bemoeiingen in zake de drankwet den
drankduivel niet in al hare sterkten te
bestoken Opent zij niet een herstellings
oord voor dronkaards? Richt zij niet
spaarbanken op, om het volk gelegenheid
te geven, let wel, den stuiver te besparen
Stelt zij niet ten toon al wat betrekking
heeft op het misbruik en zyn de mis
bruikers niet als gebruikers begonnen?'
Leidt haar beginsel dus niet tot afschaf
fing, al drukken de Bonds-statuten dit nu
niet juist zoo uit?
Daarom zou het meer consequent zijn,
als de Bond in zyne feestelijke bijeenkom
sten geen gelegenheid gaf tot drankgebruik.
Dat geen der bezoekers zich aan mis
bruik schuldig maakte pleit voor de dege
lijkheid dergenen, die van de volksfeesten
gebruik maken, doch het geval had zich
kunnen voordoen, dat de gevolgen van het
gebruik niet uitgebleven waren bij den
een of ander en wie was dan verant
woordelijk, de man of de vrouw, die on
doordacht wat gretig toetastte van de
beschikbare spirutaliën, of de Bond, die
het had kunnen voorkomen?
De verslaggever, hoe ook ingenomen
met het lofwaardig streven van den Bond,
blijft het, een en ander saamgenomen, be
jammeren, dat de geachte Voorzitter der
Feestcommissie van eene vereeniging die
drankmisbruik direct eu indirect drank
gebruik bestrijdt, niet de meening is toe
gedaan dat sterke drank op hare feest
avonden behoort buitengesloten te worden.
De Verslaggever.
„Sociëteit VEREENIGING"
CONCERT, op Woensdag 21 Januari 1891, de»
avonds te 8 uur, door het Stedelijk Muziekkorps-
onder directie van den Luitenant Kapel
meester C. P. W. KRIENS.
PROGRAMMA.
1Deutscker Kronprinz
MarschLoser.
2. Ouverture „Faniska"Cherubini.
3. Vorspiel zum Sten Akte
aus „König Manfred"Reinecke.
4. Concertino voor clarinet-
soloKalliwoda.
(Jit te voeren door den Heer
Théo Hofmeester.
5. Grande Fantasie sur des
motifs de l'opéra „Le Tri-
but de Zamora"Gounod.
6. Ouverture „die Fingals
Höhle" (Hebriden)Mendelssohn.
7- „Mein Traum," Walzer.Waldteufel.
8. „Les Folies," Polka voor
cornet a piston-soloWaldteufel.
Uit te voeren door den Heer
Henry Hofmeester.
9. WaldcsfliisternCzibulka
10. „Am Golfe von Neapel,"
italieniscbe Suite in fünf Sat-
zenEilenberg.
1. Gondellied. 2. Dudelsackstückchen. 3.
Serenata. 4. Valse. 5. Saltarello.