EEN GEVAARLIJK GEHEIM.
door Charles Reade.
32)
De rechtsgeleerde ging dadelijk
naar haar toe, daar het eene kiesche
zaak was. Hij trof haar in eene zeer
droeve stemming aan, en voor dat
hij haar had kunnen mededeelen wal
hij haar te zeggen had, gaf zij hem te
kennen, welke de jeden harer droef-
heid was. Zij zeide, dat haar man,
naar zij vreesde, krankzinnig zou
worden; hij steunde en zuchtte den
geheelen nacht, en overdag sprak hij
geen woord.
Er was juist vrij wat omgegaan in
buitenlandsche effekten onverwach
te rijzing en daling en de gesle
pen prokureur vermoedde dadelijk,
dat de makelaar in effekten zaken ge
daan had voor eigen rekening; en
dientengevolge in 'l nauw geraakt
was, en hij zeide daarom„waarde
mevrouw, ik vermoed, dal het beurs
zaken zijndat zal hij wel te boven
komen maar er is iets anders, waar
van onmiddellijk werk moet gemaakt
worden;" en, dit zeggende, deelde
hij haar mede wat Moncklon hem
opgedragen had.
Nu waren hare zenuwen al over
spannen, en dit maakte natuurlijk de
zaak nog erger. Zij schreide en trilde,
en verklaarde snikkend, dat zij nooit
weer zich met Leonard Moncklon in
aanraking wilde stellen hij had haai
nooit bemind, hij was nooit een op
recht vriend voor haar geweest, zoo
als Jonathan Braham. „Neen," ver
volgde zij, „als hij geld wil hebben,
neem dan mijne juweelen en verkoop
zemaar ik blijf bij mijn echtgenoot,
nu hij in ongelegenheid is."
„Hij is uw echtgenoot niet, merkte
de" prokureur op; „en deze man is
uw echtgenoot, en er zijn in den
laatsten lijd zaken ter mijner kennis
gekomen, welke hel op hel oogenblik
onvoorzichtig zou zijn, aan hem ol u
ie openbaren; maar wij zijn oude
vrienden. Gij kunt het niet in twijfel
trekken, of ik zal uwe belangen be
hartigen."
Neen, daaraan twijfel ik niet.
haastte Lucy zich te zeggen, terwijl zij
hem de hand toestak.
Welnu dan," zeide hij, „laat u dan
overreden, en voldoe aan het vei lan
gen van dien man.
Neen dat doe ik niet, ant
woordde zij. „Ik ben geen goede
vrouw, dal weet ik wel; maar t
mankeert niet aan mijn goeden wil.
Ik wil geen dubbelzinnige rol meer
spelen." En wat hij nu verder ook
aanvoerde, het mocht hem niet ge
lukken, haar te overreden.
De prokureur keerde naar zijne
woning terug, en toen Moncklon hem
den volgenden dag kwam bezoeken,
deelde hij hem mede, dat hij tot zijn
leedwezen moest zeggen, dat mijnheer
Braham ziek was en in ongelegenheid
verkeerde, en dat de dame niet aan
zijn verlangen om hem te woord e
staan kon voldoen. Elke redelijke
opoffering wilde zij zich getroosten,
maar dat niet."
En ik" sprak Monckton, „bltjt er
op "aandringen, en eisch, dat zij aan
mijn verlangen voldoen zal.
'De prokureur trachtte hem zachter
te stemmen, en zinspeelde er op, al
hij liever nog zelf geld zou voor
schieten, dan te dulden, dai zgne
kliënte overlast werd aangedaan.
Maar Moncklon liet zich niet be
praten. Hij zeide: ,'t is over eene
zaak, welke zij niet aan u kan mede
deelen, en dat kan ik ook met. Ik
ben u evenwel verplicht vooi uw
bericht. Zij wil dus haar effeklen-ma-
kelaar niet verlaten, he? Welnu dan,
ik weet, waar ik haar kan vinden
en dit zeggende, zette hij zijn hoed op,
om heen te gaan.
„O neen. doe dat niet, wat ik u
bidden mag," sprak nu de heer Mid-
dlelon op ernsligen toon. „Laat mij
nogmaals trachten of ik haar nog kan
overreden. Zij heeft tijd gehad, om er
zich op te beslapen."
„Doe dal," antwoordde Moncklon,
op strengen toon„en indien ge haar
vriend zijt, kies in deze zaak de zijde
haars echtgenoots; 't is de laatste
maal, dat ik haar zal lastig vallen."
„Ik ben haar vriend," sprak de
prokureur„en als ik u de waarheid
moet zeggen, dan zag ik gaarne, dat
zij u te woord stond, om zoo de zaak
in 't gcreede te krijgen. Wilt ge hiet
om vijf uur weêr komen?"
„Heel goed," antwoordde Monck-
ton.
Moncklon verbaasde zich over de
houding, die Prokureur Middleton aan
nam, en mijmerde daarover, lei wijl
hij zich verwijderde.
„Ik zou wel eens willen weten, wat
hij voorheeft," sprak hij bij zich zel-
ven.
De prokureur liep zoo spoedig hij
kon naar het huis zijner kliënte. Hij
trof haar in tranen badende aan. Zij
overhandigde hem een open briel.
Braham was ten eenenmale geruïe-
neerd, en bovendien had hij het een
of ander gedaan, dat hij liever niet
noemde; hij was naar Amerika ver
trokken, haar het geld achterlatende,
dat er in huis te vinden was en het
ameublement, 'l welk hij haar aan
ried, dadelijk te verkoopen, voordal
anderen er aanspraak op lieten gel
den 0111 kort te gaan, de man
was waanzinnig van angst, en dacht
voor 't oogenblik weinig om een ander,
en 't meest om zichzelf.
Toen trachtte de prokureur haar
zoo goed hij kon gerust te stellen en
herhaalde zijn verzoek, dat zij toch
er in toestemmen zou, met Moncklon
eene samenkomst te hebben.
„Ja," antwoordde zij op moedeloo-
zen toon; „'t geef' niets, of ik al poog
hem te weêrstaanhij kan hier komen.
De prokureur aarzelde een oogen
blik.
„Neen," zeide hij, „bewaar uw ge
heim voor uzelvedeel hem niet
mede, dat gij verlaten en geruïeneerd
zijl; laat het hem voorkomen, alsof
ge hein eene gunst bewijst, als ge
komt, maar kom-, en laat me u
iets in vertrouwen mededeelen hij
kan meer voor u doen, dan Braham
ooit weêr voor u doen kan, ol wil.
Dwarsboom hem daarom niet, als l u
mogelijk is."
Zij was vlug genoeg van begrip,
om in te zien, dal er iels zeer ge
wichtigs achter moest schuilen, en zij
gaf hare toestemming. Hij nam haar
met zich mede; alleen besteedde zij
zooveel lijd, om de sporen harei lia
nen weg te wisschen, en om den hoed
uit te kiezen, waarmeê zij meende
er het voordeeligst uil te zullen zien,
dat er wel twintig minuten meê ver
liepen, en hij zeer knorrig werd
Zulk laten wachten is dan ook wel
iets, waarmee eene vrouw een voort
varend man het leven kan vergallen.
Toen hel drietal in 'l kantoor des
prokureurs was aangekomen, was de
echtgenoot bleek, de vrouw dol en
wrevelig.
't Is de laatste maal, dat ik je
zaf lastig vallen, Lucy," sprak Monck
lon.
„Dal zal me aangenaam ztjn, Leo-
naid" u r.
„En ik verlang, dat ge mrj behulp
zaam zult zijn, fortuin te maken."
„Ge hebt me maar te zeggen, hoe,
antwoordde zij op ongeloovigen toon.
„Ge moet me vergezellen naar Der
byshire, ol anders met me samen ko
men te' Derby, dat is mij hetzelfde. O,
maak je maar niet ongerust. Ik ver
zoek je niet, met me te reizen als
man en vrouw." j(
„T Doel er weinig toe, dunkt me,
zeide Lucy barsch.
„Nu, ge zijt inschikkelijk; ik zal
voorzichtig zijn."
„Daaraan twijfel ik geen oogenblik,
zeide Lucy, en toen zag zij hem met
hare schitterende oogen aan en vroeg:
„wat is het voor misdaad?"
„Wat voor misdaad!" riep Monck
lon uit, de kamer rondturende, als
wilde hij zoo het antwoord op hare
vraag vinden. „Wat voor misdaad?"
„De misdaad, voor welke gij mij
noodig hebt; al je ontwerpen zijn mis
dadig, dat weel ge zelf wel."
„Dat is een mooi kompliment, dat
ge me daar maakt. Maar '1 is ditmaal
geen misdaadik verlang slechts, dat
ge eene bekentenis zult afleggen."
„Zoo! En wat moet ik bekennen?
Bigamie
„Verbeeld je eens! Neen. Ge moet
bekennen dat ge op zekeren da
turn de vrouw zijt geworden van een
heer, genaamd Walter Clifford."
„Ik zal zeggen, dat ik den llden
Juni 1861 getrouwd ben met een heer,
die Waller Clifford genoemd werd."
Dit was Lucy's antwoord, en de
toon, waarop zij hel gaf, was zeer
barsch.
„Bravo! En wilt ge dat staande
houden, ook als de werkelijke Wal
ter Clifford zegt, dat het een leugen is?"
Lucy dacht even na. „Neen, dat
wil ik niet," antwoordde zij.
„Nu, we zullen den tijd hebben,
om daarover te pralenwanneer kunt
ge op reis gaan?"
„Geef me drie dagen lijd."
„Zeer goed."
„Zult ge me daar niet lang ophou
den, nadat ik die goddeloosheid zal
begaan hebben?"
„Neen, neen, Ik zal je met vliegend
vaandel naar huis laten terugkeeren, en
gij zult je deel hebben van den buit."
„Ik zou liever weêr dienstbaar wor
den, en me de vingers stuk werken,
eer ik dat van je aanneem."
„Daar ge zoo weinig met geld schijnt
op te hebben, zult ge mij waarschijn
lijk wel vijftig pond willen geven."
„Ik heb geen geld bij me, maar
ik zal mijnheer Middleton verzoeken,
mij het door u gevraagde bedrag voor
te schieten."
Zij opende de deur, en vroeg aan
een der klerken, of zij den patroon
ook een oogenblik zou kunnen spre
ken. Deze kwam dadelijk bij haar. Zij
zeide toen legen hem: „hij wil vijf-
lig pond hebben kunt ge me die ook
leenen, opdat ik ze hem geve?"
„O," zeide de prokureur op min-
zamen toon„ik zal me gelukkig
achten, Mr. Monckton vijftig of hon
derd pond te leenen, op eene schrif
telijke verklaring van hem zeiven."
Zij staarden hem beiden ietwat
verbaasd aan; maar hij haaide dade
lijk een oningevulde schuldbekentenis
voor den dag vulde die in en liet
haar door Monckton onderleekenen
't was eene schuldbekentenis van
52,10 sh., met belofte van terug
betaling zes maanden na dato. Hij
stelde daarna aan Monckton een wis
sel ten bedrage van 50 ter hand.
De beide echtgenooten scheidden nu
voor een korten lijd. Monckton tele
grafeerde naar zijn logement, dal zijne
zuster met hem zou medekomen, om
van de buitenlucht te profiteeren, en
dat hij goede kamers voor haar ver-1
langde, waarvoor hij dan ook goed
wilde betalen.
Bij de meeste mijnrampen zijn de
schachten ruim, zoodat men om de
débris, door welke men zich een weg
moet banen, om bij de begraven mijn
werkers te komen, weg te ruimen,
een groot aantal arbeiders met hun
houweelen aan 't werk kan zetten,
terwijl de rommel niet naar boven
geheschen behoeft te worden. Maar
bij dit ijselijk onheil waren de beide
ploegen werklieden bepaald tot eene
kleine ruimte, en moest alles in klei
ne bakken naar boven geheschen wor
den.
Bartley, die voor niets anders scheen
te leven, dan om hen, die door zijn
eigen schuld in 't lijden waren ge
raakt, te redden, verschafte onmetelijk
lange kabels, en had kleine bakken
laten samenkoppelen, zoodat de débris
onophoudelijk uit de beide schachten
naar boven konden gevoerd worden,
waardoor tenminste eene groote oor
zaak van vertraging werd vermeden.
Maar de andere noodlottige oorzaak
van vertraging bleef bestaan, en zoo
brak de dag aan en ging voorbij, en
verschenen en verdwenen de sterren
aan den hemel met ongeloofelijken
spoed voor den armen Waller en de
andere moedige arbeiders, en nog
waren zij geen dertig voel in de schacht
doorgedrongen. Zij, die in de oude
mijnschacht werkzaam waren, waren,
daar ze met minder harde grondstof
te doen hadden, omstreeks zeven voet
dieper doorgedrongen dan de andere
ploeg, en toen daarvan aan Walter
verslag was gedaan, begal hij zich
naar de andere schacht, om de arbei
ders door zijn woorden en zijn voor
beeld aan te vuren. Hij was nog geen
twee uur daar beneden geweest,
toen een der mijnwerkers uitriep:
„luistert, ze werken daar in de mijn
naar ons toe!" en voor een oogenblik
werd nu de arbeid gestaakt. En ja,
het was zoo zonder twijfel hoor
de men daar beneden, zij het ook
flauw, met houweelen werken!
Daar werd een opgewonden gejubel
aangeheven door de redders, en er
weid een mijnwerker met zijn voe
ten in een einmer, terwijl hij zich
met de handen aan een louw vast
klemde, naar boven geheschen, om
daar de blijde tijding over te bren
gen maar het werk werd niet lan
ger dan een oogenblik afgebroken,
en weinige uren daarna werd hel
noodzakelijk den bak weêr in de
schacht te laten dalen, en den arbeid
op te schorten, om een ander onheil
te voorkomen. De dunne laag, die
nog over was, bezweek, de weg was
ruim, lampen werden naar beneden
gelaten, en de ijverige redders ston
den weldra in de mijn, met een nooit
weêr te vergeten schouwspel vóór zich.
De weinige mannen, die daar met
houweelen in de hand stonden, waren
ongemeen geharde mannen; en zelfs
zij begonnen te verflauwen, uitgeput
als zij waren van vermoeienis en hon
ger. Vijfmaal zooveel lagen daar in
de mijn op den grond, tengevolge
van de doorgestane ontbering niet meer
in staat zich staande te houden, en
eenige andere waren helaas reeds be
zweken. Geen der arme kerels waren
bij machte een verstandig antwoord te
geven, hoewel Walter hen bezwoer te
zeggen, waar Hope en zijne dochter
waren. Deze arme bleeke gestalten,
de schaduwen van 't geen zij vroeger
geweest waren, werden zoo spoedig
mogelijk in de bakken naar boven
geheschen, waar zij ontvangen wer
den door Bartley, die niets scheen te
vergelen, want hij had tenten, waar
in ververschingen te bekomen waren,
bij den ingang der mijn gereed slaan.
Inlusschen liepen Walter en anderen,
die hem bijslaan wilden, in de he
vigste spanning de gangen der mijn
door, en kropen, rondtastend op hunne
knieën, met hunne lampen, om Hope
en zijne dochter op te sporen, maar
het gelukte maar niet, hen te vinden,
en behalve hen werden er nog negen
mijnwerkers vermist, Ben Burnley
daaronder begrepen. Daarna kwam
Walter weêr boven, en jammerde, de
handen wringend: „zij zijn verloren,
zij zijn verloren 1"
„Neen," schreeuwde Bartley, „zij
moeten niet verloren zijnzij mogen
niet verloren zijn! Een der mannen
is lot zichzelf gekomen. Ik heb hem
portwijn en brandewijn gegeven."
Dit gezegd hebbende, sleepte hij den
jongen man de tent binnen. Daar
stond de stevige Jim Darvis, weêr tot
bewustzijn gebracht, maar met een
grooten kroes brandewijn en port in
de hand.
(Wordt vervolgd).
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.