Eersl PREDI1 No 2; EEN GEVAARLIJK GEHEIM. 144 op ZONDAG L 4 j door Charles Reade. 36) Dr. Garner's gevoelen aangaande zijn patiënten bleek juist te zijn ge weest. Den volgenden dag lag Walter in een ijlende koorts. Hope bleef in een beklagelijk zwak ken toestand, en Grace, die, oppervlak kig beschouwd, de zwakste was van de drie, begon al spoedig aan Julia de behulpzame hand te bieden, om de andere twee te verplegen. Ofschoon leeder en fijn van gestalte, had zij indedaad een ijzer sterk gestel, ter wijl zij altijd een bedrijvig en rustig leven had geleid. Bovendien was zij ook de jongste, en de gestellen van dergelijke vrouwen zijn gewoonlijk alles behalve zwak. De veerkracht, die in haar was, deed haar zoo spoedig den geweldigen schok, dien zij had moeten doorstaan, te boven komen. Maar in dezelfde mate als haar lichaam in kracht, en haar hoofd in helderheid toenam, werd hare ziel meer gejaagd en gedrukt. Vooral folterde haar een vreeselijke angst over Walter's toestand. De dokter gal geen blijk van ongerustheid, maar dat was misschien zijne gewone manier van doen. Walter lag in een ijlende koorts, met al de akeligheden, die daarmeê gewoonlijk gepaard gaan. Altijd waren er twee personen bij hem, om hem op te passen, en daar Hope thans niet in gevaar verkeerde, ofschoon hij nog deerniswaardig zwak was, en maar langzaam beterde, was Grace dikwijls een van Walter's verpleegsters. Evenzoo Julia Clifford. Hij herkende haar beiden soms voor een oogenblik, en dan waren zij weder vol hoop. Maar een oogenblik later begon hij dan weêr te ijlen, en zag hij haar niet. Dikwijls vroeg hij naar Grace op den beklagelijksten loon, terwijl zij met tranen in de oogen op hem neêr- zag, en haar best deed, om hem door hare stem tot bedaren te brengen. Bij deze gelegenheden noemde hij haar altijd Mary. Eens, toen er geen anderen bij hem waren dan Grace en Julia, werd hij erg onrustig en wild, en zeide hij, dat hij eene groote misdaad begaan had, en dat het schavot hem wachtte. „Luister!"sprak hij, „hoort ge niet, hoe ze er aan werken? Die vervloekte hamers! Dat eeuwige getik snijdt me door hel hoofd. Het schavot! Wat zou de oude man er van zeggen Een Clifford aan de galg! Neen, dal nooit! Ik zal hem en mezelven daartegen vrijwaren." Toen sprong hij het bed uit en vloog naar het venster, 't Stond onge lukkig open, en hij lag al met eene knie op den raampost, toen Grace op hem toeschoot, en hem greep, terwijl zij Julia gillend te hulp riep. Julia deed haar uiterste best vooral wat het gillen betrof. Grace's spier kracht en vastberadenheid konden zijne vreeselijke poging niet langer weerhoudenlangzaam wist hij ook met zijne tweede knie op den raampost te komen. Maar 't was al veel, hem eenige oogenblikken in bedwang te kunnen houden. Daar kwam een ziekenoppaster binnen stormen. Zij sloeg haar armen om Walter's raiddel, eu bleef met al haar gewicht aan hem hangen. Daar zij zwaar was, ofschoon niet bizonder zwaarlijvig, kon zijne kracht weinig meer uitrich ten haar gewicht en de houding, waarin hij daar lag, verijdelde zijn pogen ten eenenmale, en eindelijk viel hij uitgeput in de armen der ziekenoppaster, en hij liet zich door haar en Grace als een kind weder naar zijn bed dragen. Natuurlijk kwam, nadat het gevaar voorbij was, een half dozijn menschen te hulp toeschieten. De vrouwen deel den mede, wat er was voorgevallen; de dokter diende een kalmeerend drankjen toe; de patiënt werd zeer rustig, transpireerde toen een weinig, en geraakte in slaapen de vriende lijke geneesheer verklaarde, dal de patiënt zich na deze, zooals hij het noemde, kleine uitbarsting wel beter zou gevoelen. Maar Grace zat daar uren lang te trillen, en de Kolonel zorgde, dat er dien avond nog twee nieuwe ziekenoppassers waren, 't Wa ren lui, die een jaargeld van hem ge noten soldaten, die tengevolge van ontvangen wonden invalide ge worden waren, maar toch sedert lang hersteld warenen geen van beiden was boven de veertig. Zij hadden eenige ervaiing, en 'l bleek, dat zij uit muntende ziekenoppassers waren zij waren bedaard piaatten weinig en zij waren waakzaam als schildwach ten. De uitbarsting van delirium was de krizis geweest. Walter begon, toen deze achter den rug was, te herstel len. Maar 't zou nog geruimen tijd aanhouden, eer hij geheel hersteld wasen de dokter waarschuwde, dat er aan dien tijd van herstel nog ernsti ge bezwaren verbonden waren, en dal zij zeer voorzichtig moesten zijn, en vooral moesten zorgen, dat hij zich niet boos maakte, of zelfs maar zich opwond. Gedurende al dezen tijd waren kwellingen van een ander soort in de ziel der arme Grace wel op den ach tergrond geraakt, maar toch nooit geheel onderdrukt; en deze lieten zich nu weêr meer gelden, nu Wal ter steeds in beterschap toenam. Wat zou van dit alles het einde zijn Hier was zij nu, tot haar eigen verbazing, geïnstalleerd in Clifford Hall als Walter's vrouw, en zag zich hoe had zij dat ooit kunnen verwach'en? dooi Kolonel Clifford met onverholen genegenheid en hoog achting bejegend, door denzelfden man, die vroeger een afgrijzen van haar scheen gehad te hebben. Maar 't was niets dan zinsbegoocheling, het geheele kaartenhuis moest eens ineen storten. Eenige dagen vóór de laatste be schreven gebeurtenis had Hope tot haar gezegd: „Mijn kind, dit is geen verblijf voor u en mij." „Neen, papa," had Grace toege stemd. „Ik weet dat maar al te goed." „Maar waarom hebt ge toegestaan, dat ze ons hierheen brachten?" „Papa," had Grace geantwoord, „ik was dat alles vergeten." „Vergeten ,,'t schijnt ongeloofelijk, niet waar? Maar 't geen ik zag en gevoelde, had alles wat ik slechts gehoord had uil mijne ziel verdrongen. 0, papa, gij waart bewusteloos; maar indien gij Walter Clifford een gezien hadt, toen hij ons reddeIk zag hem voor een reusachtigen mijnwerker aan. Hij zag er zooveel groeier uit dan de man, dien ik lief had 0, ik zal hem lief hebben tol aan den dag van mijn dood, 't zij hij wel of niet Maar toen hij op mij toesprong, en mij met zijn onbloole, bloedende armen aan zijn hart drukte, toen klopte dat hart, en ook het mijne zóó geweldig, dat ik dacht het zou barsten, en kon ik er toen wel aan denken, dat er een an dere vrouw lusschen ons beiden stond Dal alles mocht waar zijn, maar 't was niet iets werkelijks. Dat hij mij beminde, en dat hij mij gered had, dat was werkelijkheid. En toen we daar te zamen in het rijtuig zaten, gij met uw bloedend hoofd aan mijn hart, en mijn hand in de zijne ge klemd, terwijl zijn vriendelijke oogen straalden van liefde en blijdschap, waaraan kon ik toen anders denken dan aan het gevaar, waarin mijn va der verkeerde, en aan de machtige liefde mijns echtgenoots? Ik was van niets vervuld dan van den angst en den zegen van het oogenblik. Zijn overtreding en mijn ongerustheid Z1J schenen honderden mijlen verwijderd en twijfelachtig te zijn. En ook zoo lang ik hier ben geweest, zie eens hoeveel grooter en mjj meer aan 't hart liggende dingen mij in beslag hebben genomen! Uwe doodelijke zwakheid en gij waart anders al tijd zoo sterk, lieve, lieve vader! 0, laat me u een kus geven! en dan het vreeselijke gevaar, waarin Walter verkeerde! 0, lieve, lieve va der, spaar mij! Laat mij u sterker, laat mij hem behouden zienen laat ons dan eerst gaan denken aan die andere wreede zaak, en aan 't geen we zullen moeten zeggen tegen Ko lonel Clifford, en over 't geen we zullen moeten doen, en over de plaats, waar wij heen zullen moeten gaan." „Mijn arm kind," zeide Hope, met flauwe stem en met tranen in de oogen, „ik zeg niets meer; gij zelve moet maar bepalen, wanneer we over die andere zaken moeten denken en spre ken." Grace maakte geen misbruik van het verleende uitstel. Zoodra de dok ter verklaarde, dat Walter buiten on middellijk gevaar en indedaad behou den was, indien men hem voorzichtig behandelde, kwam zij uil eigen bewe ging terug op het treurige onderwerp, dat door andere dingen verdrongen was. Na de zaak besproken te hebben, kwamen zij beiden overeen, dat zij nu alles aan Kolonel Clifford moesten toevertrouwen, dat zij zijne woning moesten verlaten, en dat zij alles voor een tijdlang aan hem moesten over laten. Hope stelde voor, dat hij het aan den Kolonel zou mededeelen, teneinde zijne dochter het smartelijke daarvan te besparen. Zij gaf dadelijk en dank baar te kennen, dat zij dit goedvond. Dit was de eerste inval eener vrouw - een man er op af te zenden. Maar toen zij er nader over na dacht, gevoelde zij, dat zulk eene me- dedeeling niet gedaan moest worden door den eenen oprechten man aan den anderen, maar dat het moest ge daan worden met al de verzachtende omwegen, welke alleen eene vrouw in staat is uit te denken. Bovendien had zij reeds ontdekt, dat de Kolonel haar hooge achting en eene steeds toenemende genegenheid toedroeg; en, om kort te gaan, zij gevoelde, dat, indien de slag door iemand kon verzacht worden, zij het was, door wie dat kon geschieden. Haar vader voerde daartegen aan, dat zij zich aan eene zware proef zou blootstellen, en dat hij haar dat zou kunnen besparen; maar zij smeekte hem, het aan haar over te laten, en hij gaf aan hare smeekbede toe, of schoon hij het niet goed kon vinden. Toen dit was vastgesteld, bleef er niets over, dan't ontwerp ten uitvoer te brengen. Toen kwam de vrouw weêr boven, en Grace stelde het, nu om de eene, dan om de andere onbeteekenende reden, telkens en telkens tot den volgenden dag uit. Eindelijk evenwel besloot zij, den eerstvolgenden dag John Baker te verzoeken, haar een persoonlijk on derhoud met den Kolonel, in zijne studeerkamer, te bezorgen. Dit besluit was nog niet lang ge nomen, toen diezelfde John Baker aan mijnheer Hope's deur aanklopte, en haar een briefjen bracht van Ko lonel Clifford, inhoudende het ver zoek, dat zij hem een bezoek mocht komen brengen in zijne studeerkamer. Grace zeide: „ja, Mr. Baker, ik zal dadelijk komen." Zoodra Baker zich verwijderd had, begon zij het te betreuren, dat zij zoo zwak geweest was van de uit voering van haar voornemen zoo tel kens uit te stellen, en smeekte zij haar vader, haar te willen vergeven, dat zij zoo aanmatigend geweest was om hem de zaak uit de handen te nemen. „Gij zoudl het geen enkelen dag uitgesteld hebben. Zie nu eens, wat mijne flauwhartigheid uitgewerkt heeft!" Hope zag niet in, wat zij gedaan had, en de scherpzinnige jonge dame, dadelijk eene gevolgtrekking makende, zag h°em met groote oogen aan en zeide »Hoe, begrijpt ge dat niet? De een of ander heeft hem medegedeeld, wat ik van zooveel belang geacht had, dat hij 't het eerst van mij had mogen hooren. O, zeker heeft de- zelde heer, die mij is komen waar schuwen, hel gedaan. Hij heeft gehoord, dat we werkelijk gehuwd zijnwant iedereen praat er hier over, en hij heeft me gezegd, dat zij hem zou straffen, indien hij hare waarschuwing veronachtzaamde. O, wat zal ik doen?" „Ge maakt te spoedig gevolgtrekkin gen, lieve Grace. Ge moet dat niet doen. Kom, begeef je naar Kolonel Clifford, en ge zult waarschijnlijk bevinden, dat het niets van dien aard is." Grace schudde hooghartig het hoofd. Ervaring had haar vertrouwen geschonken op haar eigen inzichten, en zij begaf zich naar beneden, naai de studeerkamer. „Lieve Grace," sprak de Kolonel, „ik houd het er voor, dat ik weêr een aanval van jicht krijg." „O neen," antwoordde Grace, „dat mag niet wezen; we hebben al narigheid genoeg." „Eiken dag wordt de narigheid minder; dat is tenminste één troost. Maar, wat ik wilde zeggen, was, dat onze arme patiënten mij geheel bij u eklipseeren. Dat komt omdat gij eene vrouw zijl in den waren zin des woords, een sieraad en een eere uwer sekse. Maar ik wilde wel, dat ik je wat meer te zien kreeg. Nu, dat zal mettertijd wel gebeuren. Ik heb je niet hier laten komen, om je dal te zeggen. Ga zitten, mijn kind; 't zijn zaken, welke ik met je te bespreken heb." Grace ging zitten, in geweld/ge spanning ten aanzien van de dingen, die komen zouden, ofschoon zij er hoegenaamd niets van liet blijken. Kolonel Clifford hernam: „Ik verzeker je, dat sedert eenigen tijd mij niets zoozeer ter harte is gegaan als het gevaar, waarin gij en mijn dierbare zoon verkeerdet. Toch ben ik ook iets verplicht aan andere lijders, en de arme wedu ven, wier echtgenooten zijn omgekomen in de mijn, hebben tot mij om wraak geroepen op den persoon, die dien Burnley heeft omgekocht. Ik ben ook rechter, en plicht mag nooit veronacht zaamd worden. Ik heb er geheime politieagenten op afgezonden, en ik heb vijfhonderd guineas uitgeloofd voor de ontdekking van den ellendeling. Een zekere Jim Davies heeft me zijn voorkomen beschreven, en ik heb die beschrijving laten aanplakken en ze in de nieuwsbladen geplaatst. Maar nu verneem ik, dat Davies' beschrijving geheel en al uit de tweede hand is. Ilij had ze van u. Nu moet ik je doen opmerken, dat eene beschrijving uit de tweede hand altijd in een of ander opzicht gebiekkig is. Als rechter moedig ik Jack nooit aan, mij mede te deelen wat Jill zegt, als ik kans zie het van Jill zelf te weten te komen. Gij zijt in dit geval Jill, beste meid, en gaarne zou ik door u Jack's beschrijving hooren bevestigen of verbeteren, 't Zal echter, dunkt me, het best zijn, dat gij mij je eigen beschrijving geeft, voordat ik je de zijne voorlees." Wordt vervolgd). TELEPHOONf ABONN Per drie maan Afzonderlijke no Adverte Groc Voorm. 10 nre, Nam. 2 ore, Peau: Av. 6 ore, C. Houtrijk e. a. Woensdag 'e avoni Nieu Voorm. 10 ore, Jar Voorm. 10 ure, 1 Bakent Voorm. 10 ure, h Waals Voorm. 10 ure, 1 Preparation Christelijk Ge Ged Voorm. 10 ure, '1 (Klein Voorm. 10 ure, Luther Voorm. 10 ure, J Lid 1s Avonds 7 ure, nieuwe leden e Kerk derVeree Voorm. 10 Ore, 's Avonds 6 ure, Remonsti Voorm. 10 ure, Bevestiging va dewerking van h Kerk der E Voorm. 10 ure, 's Avonds 6 ure, L\j Maandag 's avonc Dinsdag 's avondi Wlensdag 's avon Donderdag 's avoi Gecollecteerd 2 in de Groote Kei tair Tehuis te H De collecte vo wijs bij de Ned. Maart bedroeg f Ds. Knottenbel de laatste Bijbelli ben f 10.— me opleiding van de f 1,voor de z school voor on- e doosje met 300 bruikte postzegel kaalhuur. Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1891 | | pagina 6