EEN GEVAARLIJK GEHEIM.
door Charles Reade.
41)
Ik ben klerk geweest ook bij dien
man," vervolgde hij op bitteren toon,
en zijne zalvende manier van spre
ken vergetende, „en uw zoon, Walter
Clifford, was dat ook. Is 't niet zoo,
mijnheer Bartley?"
„Spreek liever niet tegen mij, mijn
heer," antwoordde Bartley. „Ik zal
niets zeggen, noch om u voldoening
te geven, noch om Kolonel Clifford
te ergeren."
„Spreek de waarheid, mijnheer,"
zeide Kolonel Clifford; „spreek de
waarheid, wat er ook van komen
moge."
„Welnu dan," sprak Bartley, blijk
baar met tegenzin„zij waren beiden
klerken op mijn kantoor; en deze
eene heeft mij bestolen."
„Maar," haastte Monckton zich te
zeggen, „heb ik u twintig duizend
pond afhandig gemaakt, zooals gij het
Mr. Waller Clifford gedaan hebt
Zijne slem begon al scherper te
klinken, en het gordijn van de kleine
kamer werd een weinig weggescho
ven, en twee oogen, die fonkelden als
vuur, wierpen een blik naar binnen.
„Herinnert ge u, hoe op zekeren
mooien dag uw klerk, Walter Clifford,
u verlof vroeg om zich te verwijde
ren, daar hij wilde gaan trou
wen
Bartley keerde hem met de grootste
minachting den rug toe.
Maar Kolonel Clifford stond er op,
dat hij antwoorden zou op de lot hem
gerichte vraag.
„Ja, dat herinner ik me," antwoordde
Bartley nu, wrevelig.
„Maar," hernam de Kolonel bedaard,
„hij kwam tot betere gedachten, en
daarom hebt gij zelf haar gehuwd."
Deze bajonet-steek werd zoo goed
en zoo onverwacht aangelegd, dat de
schurk op eens zijne zelfbeheersching
verloor. Zijn mond opende zich
van schrik, en zijn oogen, her- en
derwaarts dwalend, schenen naar eene
deur te zoeken, door welke hij zou
kunnen ontsnappen.
Maar iets ergers wachtte hem. De
gordijnen werden met geweld open
geschoven, en daar stond Grace Clil-
ford, als altijd schoon, maar bleek
en met een onheilspeilenden blik. Zij
liep op hem toe, met oogen, die hem
als vaslwortelden aan de plaats, waar
hij stond. En toen bleef zij voor hem
staan.
„Hoor nu wat ik te zeggen heb;
want hij heeft mij gemarteld en ge
tracht mij te dooden. Zie eens, hoe
hij ontstelt, hoe doodsbleek hij wordt,
nu hij mij ziet! Sla acht op zijne
dunne lippen, op zijn sataniesche
wenkbrauwen, en op zijne rustelooze
oogen IDitisde man,diedien
rampzaligen booswicht
heeft omgekocht omdem ij n
in brand te steken!"
Deze laatste woorden, die over ha
re lippen kwamen met een geluid, dal
deed denken aan hel bazuingeschal
des laatsten oordeels, werden beant
woord, eensklaps, zooals buskruit ont
ploft, wanneer een brandende toorts
het aanraakt, door een woedend gegil,
en in een oogwenk was 'l of de ka
mer veranderd was in een woud vol
wilde beesten. Eene bende razende
mijnwerkers drong van alle kanten
op hem aan, trekkend, scheurend,
slaand, stompend, vloekend, gillend. In
een oogenblik lag hij op den grond;
een oogenblik later stond hij weêr op
de voeten, en werd hij de kamer
uitgesleept; nagels, vuisten en zware
laarzen deden allen dienst, en hem
werden, terwijl hij bitter jammerde,
de kleèren tol op 't hemd van 't lijf
gescheurd. Een twaalftal aanvallers
hadden hem in hun midden, en rol
den met hem de stoep af. Een oogen
blik raakte hij van hen af, maar twin
tig anderen stormden weder op hem
los, en wederom werd hij gescheurd
en geslagen en gestompt. „De politieI
De politie!" schreeuwde hij, en ein
delijk kwamen de geheime politie
agenten, die hem zouden arresteeren,
naar builen stormen, en met hen Ko
lonel Clifford, die met eene stentor
stem riep: „De wet! Eerbied voor de
wet, of ge zijl verloren
En zoo hieven eindelijk de mannen
van de wel, die hij zoozeer gevreesd
had, iets van den grond, dat niet veel
meer dan een pak heenderen scheen
te zijn. Hij had niets meer aan zich
dan één laars en overblijfsels van een
hemd. 't Was een akelig schouwspel:
't bloed stroomde uit verschillende
plekken van zijn lichaam, hij was be
dekt met huilen, bewusteloos, en 't had
er veel van, of hij dood was.
Na eene korte beraadslaging ver
voerden zij hein op last van Kolonel
Clifford naar de Dun Cow, waar
de lezers zullen 't zich herinneren
Lucy zijne zegevierende terugkomst
afwachtte.
HOOFDSTUK XXVI.
Vreemde wendingen.
En toch had eene vergissing aan
leiding gegeven tot deze vreeselijke
ontknooping. Toen de agent der ge
heime politie Jim Davies verzocht, een
wakend oog te laten gaan over het
grasperk, vermoedde hij geen oogen
blik, dat de geestelijke de schurk was,
die betrokken was geweest bij de ont
ploffing in de mijn. Maar Davies, een
bekrompen man, en geheel vervuld van
het kwaad, dat hem aangedaan was,
achtte het zooals lui van zijn ge
halte gewoonlijk doen een uitge
maakte zaak, dal de politieagent niet
met hem gesproken zou hebben, ware
dit zijne zaak niet geweest; hiervan
overtuigd, schaarde hij en zijn kame
raden zich bij de stoep, en hielden
zij een wakend oog over de ingangen
van den salon Zij kregen Monckton
even te zien, maai dit maakte slechts,
dat de zaak nog duisterder voor hen
werd. Zijn voorkomen toch kwam in
geen enkel opzicht overeen met de
gedrukte beschrijving, die zij ontvan
gen hadden eigenllijk was het juist
hel tegenovergestelde daarvan, 't Was
de door Grace Clifford, als met ba-
zuingeklank uitgebrachte beschuldi
ging geweest, die tol zulke eene woeste
bestraffing van den schurk aanleiding
gegeven had. Nooit had de stem eener
vrouw zulk eene noodlottige uitwer
king, of had zij zulk een uitbarsting
van dolle woede tengevolge gehad.
Zij had het gaarne ongedaan willen
maken. Zij jammerde, zij smeekte.
Maar 't was alles vergeelschde woede,
die zij had doen ontbranden, was
niet meer te bezweren. Wat Bartley
belrol, woorden kunnen nauwlijks
beschrijven, hoe akelig angstig hij was.
Hij kroop, hij trilde, hij jammerde, hij
viel bijna in zwijm; en, lang nadat
alles voorhij was, vond men hem weg
gekropen in een hoek van de kleine
kamer, en 't was alsof hij zijn ver
stand verloten had. Rechter Lynch
was langs hem heen gegaan en had
bijna de hand aan hem gelegd. De
verstijvende schaduw der Vergelding
had hem roerloos gemaakt.
Kolonel Clifford staarde op hem met
minachtende deernis, en liet hem door
John Baker in een dicht rijtuig naar
zijn huis brengen.
Lucy Monckton wachtte in de zij
kamer van de Dun Cow op de terug
komst van haar meester. De politie
agenten en eenige onderhoorigen van
Clifford Hall brachten een kleine lad
der, waarop stroomatrassen lagen, en
daarop een met dekens bedekt voor
werp, voor de deur. Lucy zag het,
doch vermoedde de waarheid niet.
De dragers van de ladder beraad
slaagden fluisterend melde logement
houdster. Inlusschen kwam Mark
W addv beneden, en toen volgde er
nog meer gefluister, en toen werd
het mishandelde lichaam naar Mark
Waddy's kamer gedragen en op diens
bed nedet'gelegd. De polilie-agenten
verwijderden zich, om met elkander
te beraadslagen, en Mark Waddy moest
de eerste mededeeling van de vreese
lijke gebeurtenis doen aan Mrs. Monck
ton. Hij deed dat zoo goed als hij
't vermochtmaar het doet er weinig
toe, hoe zulke slagen worden toege
bracht. Haar angst was groot, en nog
vreeselijker werd die, toen zij hem
zag, want zij bood wêerstand aan alle
pogingen om haar van hem verwijderd
te houden. Zij belastte zich dadelijk
met zijne verpleging, en Mark Waddy
begaf zich naar een zolderkamertjen.
Een heelmeester kwam daar op last
van Kolonel Clifford, en onderzocht
Monckton's gekneusd lichaam, en
schudde het hoofd. Hij zeide, dat er
geen beenderen gebroken waren, maar
daler waarschijnlijk ernstige inwendige
kneuzingen waren. Welke deze waren,
kon hij echter niet precies zeggen, daar
op 't oogenblik het lichaam gevoelloos
was, en het drukken op de beleedig-
de deelen den li|der niet deed steunen.
Hij schreef ei en brandewijn in kleine
hoeveelheden voor, en wees Mrs. Monck
ton, hoe zij dit aaneen patiënt in zulk
een wanhopigen toestand moest toe
dienen.
Voordat hij zich verwijderde, zeide
hij nog tegen Waddy: mocht hij nog
weder beginnen te spreken, of ook
maar luid kermen, sluur dan om me.
Anders en hij haalde de schouders
op.
Een uur of wat later kwam Kolonel
Clifford, als overheidspersoon, zien, of
de patiënt wellicht eenige beschikking
te maken had. Maar deze kon nog niet
spreken, en lag nagenoeg bewusteloos
voor zich uit te staren.
Toen Kolonel Clifford terugkwam,
werd hij aangesproken door een der
politie-agenten, die een bevelschrift
van hem wilde hebben, om Monckton
in hechtenis te nemen.
„Niet in zijn tegenwoordigen toe
stand," antwooi dde de Kolonel, eenigs-
zins verontwaardigd. „En ik zou je
wel eens willen vragen, mijnheer,
waarom ge niet eer tusschenbeide ge
komen zijt, om deze onwettige handel
wijze te voorkomen."
„Ja, mijnheer,we waren ongelukki
gerwijze aan de andere zijde van hel
huis."
„Juist; ge had la t gekregen om op
eene bepaalde plaats je te bevinden,
en natuurlijk waart ge ergens anders.
Zie nu, welke de gevolgen daarvan
zijn. Die eerlijke mijnwet kers hebben
zich aan een leeiijke overtreding schul
dig gemaakt, en gemaakt dal deze
kerel nu de verongelijkte persoon
is. Hij zal als een soort van slacht
offer sterven, terwijl er alleen maar
vettnoeden van schuld op hem rust,
en deze niet bewezen is."
Nadat hij aldus de politie-dienaren
onderhanden genomen had, keerde de
oude soldaat hun den rug toe, en be
gaf zich naar huis, waar Grace, die
in angst zijn terugkeer afwachtte, zijn
verslag aanhoorde. Zij bezwoer hem,
geen verdere vervolging in testellen
legen dien man, en verklaarde, dat zij
liever het land uitvluchten zou, dan
voor een gerechtshof als getuige te
gen hem te moeten optreden.
„Hm!" bromde de Kolonel; „maar
gij zijt de eenige getuige."
„Des te belet'voor hem," sprak zij.
„Dan zal hij in vrede sterven. Mijn
tong heeft den man eenmaal gedood
zij zal hem niet weder dooden."
Omstreeks zes uur des morgens
wenkte Monckton Lucy. Zij kwam haas
tig naar hem toe. Hij fluisterde haar
toe„Kunt ge een geheim bewaren f"
„Dat weet ge," antwoordde zij.
„Laat dan nooit iemand het weten,
dat ik gesproken heb."
„Neen, Leonard, nooit. Maar waar
om?"
„Ik vrees de wet meer dan den
dood," antwoordde hij huiverend. „Be
veilig mij voor de wet!"
„Dat zal ik doen," sprak zij. „Le
onard, laat dat aan mij over."
Zij telegrafeerde zoo spoedig het
haar mogelijk was om Mr. Middleton.
Den volgenden dag vertoonde zich
nog geen verandering in den toe
stand van den patiënt. Hij sprak tegen
niemand een woord, -behalve fluiste
rend een paar woorden tegen Lucy,
wanneer zij alleen waren.
Des namiddags kwam Prokureur
Middleton. Lucy deelde hem mede
wat zij wist; maar Monckton wilde
niet spreken, ook niet legen hem.
Hij moest eerst met Waddy spreken,
voordat hij het geheele geval begreep.
Waddy was bekend met Monckton's
geheim, en indedaad met ieders ge
heimen. Hij wist, dat het eene dwaas
heid was, zijn advokaat te misleiden,
en daarom was hij openhartig. Mr.
Middleton kwam nu op de hoogte
van de schuld en van het gevaar
zijns kliënten, maar hij kwam er ook
achter, dat diens vijanden barsten in
hun wapenrusting hadden.
'l Eerste schot dat hij deed, was,
dat hij rechtsingang wist te verkrij
gen tegen een twaalftal mijnwerkers,
waaronder ook Jim Davies, ter zake
van poging tot moord; maar hij liet
ze niet arresteeren hij liet hen slechts
dagvaarden. Een paar van hen lieten
zich daardoor bang maken en namen
de vlucht. Middleton had daarop ge
rekend, en het maakte hel geval be
denkelijker voor de overigen. Toen
bewerkte hij, door tusschenkomst van
vrienden te Derby, de dagbladpers.
Er verscheen een artikel, onder
hel opschrift: „Onze Wilden". Daarin
werd met rechtmatige verontwaardi
ging medegedeeld, hoe de mijnwer
kers van Mr. Bartley hel doode li
chaam van een mijnwerker, die
verdacht werd een mijn in brand ge
stoken, en zijn eigen leven zoowel
als dal der anderen daardoor in ge
vaar gebracht te hebben, op gruwelijke
wijze verbrand hadden, en verder,
hoe zij, niet tevreden met deze mon
sterachtige handeling, een heer aan
gevallen en bijna doodgeslagen hadden,
in wien zij gemeend hadden eenige
gelijkenis te ontdekken met een zeker
persoon, die de medeplichtige van
dien mijnwerker geweest was, of ver
dacht werd geweest te zijn; „maar
dat was," beweerde de schrijver, „ver
re van de waarheid, want, gelijk we
uil een betrouwbare bron zijn te weten
gekomen, is de heer in kwestie een
groot en rijk landeigenaar, verre ver
heven boven de verzoeking tot misdaad
en eerlooze handelingen, die dit oord
met geen ander doel bezocht had dan
om vrede te stichten, en om zich te
kwijten van eenp zeer kiesche opdracht,
welke we hier niet zouden mogen
openbaren, zelfs al waren ons daar
van de bizonderheden in vertrouwen
medegedeeld."
De schrijver eindigde zijn artikel
met de hoop uittespreken, dat dezen
monsters aan 't verstand zou gebracht
worden, dat zij, al waren zij ook be
neden het peil der menschelijkheid,
toch niet boven de wet stonden.
Middleton was bij bet dagvaarden
tegenwoordig, gaf zijn naam en adres
op, en deelde aan den rechter
mede, dat zijn kliënt een groot land
eigenaar was, en dat men hier waar
schijnlijk te doen had met een geval
van vergissing ten aanzien van den
persoon. Zijn kliënt was stervende
ten gevolge van de ontvangen wonden
en kneuzingenmaar zijne vrouw
hoopte, dat hem recht zou wederva
ren.
Wordt vervolod
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlea.