Eersl PREDIK FRISCH BLOED. No. 55 144. op ZONDAG Nederd. - v. ?.«»^css»«r»r'* "HM'I' I'1] Uit het Engehch van John Habbebton, Schrijver van „Helen's Kleintjes", enz. 8) Marge had het nooit de moeite waard gekeurd, te onderzoeken, wat de vader van het meisje van hem dacht; want zoo hij, kieskeurig als hij was, zich zelf goed genoeg vond, hoe kon hij dan anders zijn in 't oog van een plannenraakend huisvader Zijne maatschappelijke positie was goed zijn naam was nooit in eenig schan daal betrokken geweesthij had gee- ne schuldenhij leende nooit van iemand gelden, hoewel hij een getrouw bezoeker van de club was, had nog nooit iemand hem dronken gezien, noch ook gehoord, dat hij verzot was op actrices. Zoo dit alles niet voldoende was, om een man niet slechts onberispelijk te maken, maar ook hoogst gewenscht als schoon zoon, wat in 's hemelsnaam zouden ouders dan wel niet verwachten De plaatsing aan tafel paste Lucia ook. Zij kende de huwelijksplannen barer moeder te haren opzichte. Zij was niet op Marge verliefd, maar meis jes van hare soort vonden het niet „comme il laul" om heel veel te hou den van een man, dien ze waarschijn lijk zouden moeten trouwen. Indien het Marge echter ernst was, dan wou zij wel, dat hij er wat meer werk van maakte. Zij gevoelde, dat zij veel pret jes missen moest, bij gebrek aan goed geleide. Tweemaal in den loop van 't laatste seizoen had Marge, haar en hare moeder naar de opera ineêge- vraagdLucia aanbad de opera dat is, zij keek graag naar hel pu bliek, om te zien, wie met elkaar uit gingen, ze wist graag, hoe de prima donna gekleed was, ze vond het aan genaam, als de heeren tusschen de be drijven eene visite in hare loge kwa men afleggen, - maar twee opera's waren slechts teugjes aan den beker waaruit zij volop wenschte te genieten, en slechts éénmaal had zij haren vader kunnen overhalen, hare ontbe ring wat te verzachten. Indien duide lijk merkbare belangstelling in Phil aan talel eenige uitwerking kon heb ben op de traagheid van Marge's plan nen, dan zou het den vervelenden man niet aan een prikkel ontbreken. Zich een vol uur te moeten wijden aan één jongen man, met het lange haar en het boersche gewaad, die voor 't oog harer ziel weêr in al hunne onaangenaam heid verrezen, toen haar vader zeide, dat Phil bij hen kwam eten, scheen eene moeielijke taakmaar toen de jonge man verscheen, was Lucia zoo aangenaam verrast, dat zij zich, in plaats van eene lastige taak, op eens een bepaald genoegen voorstelde. De avond begon kostelijk voor Mar ge, daar Phil voor den tweeden keer soep nam, eene handelwijze, die aan mevrouw Tramlay eenige oogenblik- ken van onbedwongen ergernis be zorgde, en rondom de tafel eene die pe stilte deed ontstaan. Maar Lucia herstelde zich spoedigwanhopige ge vallen eischen wanhopige geneesmid delen zij zeide dus „Phil, herinnert gij u dat maal, dat gij ons eens in het boschje bij het strand bereidde! 1" „Ja, zeker," zeide Phil. „Dat zal ik nooit vergeten." En hij sprak de waarheidwant Lucia's blik van alkeer toen hij van 't vuur kwam, met een stuk eener plank hoog beladen met geroosterde koekjes, was eene der weinige groote teleurstellingen zijns levens geweest. „Gij maaktet ons vorken van ge droogde takjes," zeide Lucia. „Ik heb de mijne als eene gedachtenis bewaard, zij hangt nu boven mijn schoorsteen mantel, met een strik van blauw lint er om heen." Marge fronste zichtbaar de wenk brauwen mevrouw Tramlay keek doo- delijk verschriktmaar Phil's gelaat helderde zoo plotseling op, dat Lucia's hartje van vreugde opsprong. „Waarom gaaft gij nooit een par tijtje op Zondag, den eenigen dag, dat ik er bij kon zijn vroeg Tramlay. »Ik zou meer geven om zulk een maal buiten, dan om het fijnste diner van Delmonico." „Maar, Edgar I" bracht mevrouw Tramlay met moeite uil. Deze uit roep bereikte zijn oor niet, hoewel de blik, die er meê gepaard ging, in zijne volle kracht van het benedeneinde der talel tot naar het boveneinde ging. „Wel, Zondag," zeide Phil, eenigs- zins aarzelend, „Zondag is Zon dag." „Zeer waar," zeide de gastheer. „Op het land is dal ten minslezóó; ik wou dat het hier ook zoo was." „Edgar," zeide mevrouw Tramlay, „breng mijnheer Hayn nu niet in den waan, alsof wij allen heidenen waren. Gij weet, dat wij geen Zon dag de kerk overslaan." „Ja," zeide Tramlay, „wij zijn al even goede Farizeën als elke ande re New-Yorksche familie." „En na dat diner in de bos- schen," ging Lucia voort, „gingen wij waterleliën zoekenweet gij niet meer Ik geloof stellig dat ik in dien vreeselijken vijver zou verdronken zijn, als gij mij niet gegrepen hadt." Weêr trokken zich de wenkbrau wen van Marge zichtbaar samen. „Hij trok haar maar weg van eene slijkerige plek," fluisterde mevrouw Tramlay. „Wel, dat is interessant," zeide Tramlay, aan het ander einde der tafel. „Hayn, zijn er uw kant uit veel plaatsen, waar domme meisjes kun nen verdrinken, als men ze zonder oppasser laat ronddwalen „O, vrij wat," zeide Phil, zoo ern stig alsof zijn gastheer eene lijst van de vijvers van llaynlon en hunne respectieve diepte verwachtte. „De vijver van Boddybanks bijvoorbeeld is „O, dat was de vijver, waarop wij gingen roeien de vijvei met dien gekken naam. Och, och, ik wou dal ik op ditzelfde oogenblik, in die zelfde booi, op dien zeilden vijver was." „Lucia!" riep mevrouw Tramlay uit. „Ik weet wel dat het erg onbe leefd was, dit in gezelschap te zeg gen," zeide Lucia, met een aardi ge nabootsing van berouw, „maar iedereen weet toch wel, dat ik er niet heen kan gaan, en dat het te koud zou zijn, om aangenaam te wezen, dus kan het geen kwaad, het te wen- schen. En wezenlijk, ik zou dat roei tochtje graag nog eens doen, gij ook niet, Phil „Ja, zeker," zeide Phil. „Die vij ver is 's zomers heel aardig, als rond om alles groen is. Er zijn daar veel schakeeringen van groen, doordat er zulk eene verscheidenheid van hoo rnen en struiken is. Maar in dezen tijd van 't jaar zoudt gij de plaats niet kennenen mij dunkt, dat ze nu veel mooier is. De grond ook het water is bedekt met helkleu rige bladeren daar rondom heen zijn eene menigte schitterend roode moeras- ahornboomen in groepen bij elkander, en drie of vier cederboomen, met wil den wingerd „Bal" viel mevrouw Tramlay uit. „De bladeren van den wilden win gerd zijn in den herfst van het hel derste karmozijn, weet u," ging Phil voort, „en ze zijn zoo groot en groeien zoo dicht in elkander, dat een stuk je boschgrond er door hen uitziet als een prachtige zonsondergang." „O, papa I" riep Lucia in de han den klappende uit, „laat ons mor gen naar Haynton gaan, maar voor zoo'n dag of drie." „Lucia," zeide hare moeder, streng, „gij vergeet al uwe afspraken voor de eerstvolgende dagen." „Een goed kind van haar vader," zeide Tramlay. „Zij vergeet alles, be halve de zaak, die zij voor zich heeft. Zij zou een flink man van zaken zijn als ze geen meisje was." „Ik zag verleden zomer eenige pa ren te Mount Desert uil roeien gaan," zeide Marge, met zijne sleepende stem. „Het leek mij erg gevaarlijk toe, en daarbij voor de dames heel on geriefelijk." „O, onze roeiboot was niet een van die onmogelijke kleine dingen, wel Phil? 't Was eene groote, lan ge vijverboot van beukenschors „Berkenschors," meende Phil. „Berkenschors, en ze was zoo zwaar, dat ik haar niet kon doen kantelen, hoe ik er ook mijn best toe deed." „Lucia!" Natuurlijk was hel me vrouw Tramlay, die sprak. „Och, mama, het water kwam niet hooger dan tot de knieënik heb het met de roeispaan gemeten." Mevrouw Tramlay viel achterover in haar stoel, en fluisterde dat, als de familie ooit weer naar buiten ging, zij dal kind geen oogenblik uit hare oogen zou durven laten gaan, maar dat zij gehoopt had, dal een meisje van twintig jaar wijs ge noeg zou zijn, om haar eigen leven niet in ge.aar te brengen. Wal dien boerenknaap betreft, zij had hem voor verstandig genoeg aangezien om „Dal kunstje zoudt ge niet gepro beerd hebben, als ik in de boot ge weest was, miss Tramlay," zeide Phil. „Waarom niet?" vroeg Lucia; zij verstond de kunst om iemand uittar tend aan te kijken zonder dat zij op hield er lief uit te zien. „Wel, kijk, ik zou voor u hebben moeten inslaan, ik ware om zoo te zeggen, uw onderwijzer in de stuur manskunst geweest, en 'lis een dei- eerste beginselen van die kunst, geen gevaar te gaan loopen, tenzij men er iels door kan winnen." „Mooiriep Tramlay uil. „Niet kwaad I" stemde Marge toe. „Maar ik zou iets gewonnen heb ben, als het mij gelukt was, de boot te doen kantelen," zeide Lucia, „ik zou een snoekje gevangen hebben." „Daarop lachten allen allen be halve mevrouw Tramlay, die aan Marge verklaarde dat Lucia in den grond bedorven werd door de toe gevendheid baars vaders. Na het diner begaven de gastheer en Marge zich naar de bibliotheek, om te rooken. Phil werd uitgenoo- digd, hen te volgen, maar Lucia riep uit „Phil is te welopgevoed, om zul ke slechte gewoonten te hebben. Hij moet mij bewaren voor de saaiheid, die altijd onder de dames heerscht, terwijl de heeren na het eten rooken." Zij nam Phil's arm en bracht hem naar de zijkamer, waar de jonge man spoedig meer belangstelling toonde voor de schilderijen aan de wand dan voor het meisje aan zijne zijde. „Dit zijn heel andere schilderijen dan gij in onze kleine visitekamer te Haynton zaagt," zeide Phil. „In derdaad, heel andere dan er zelfs in ons stadje zijn." „Zoo zeide Lucia. „Maar gij kondt ook wel billijk jegens uw thuis zijn, en verklaren, dat de uwe niets op die van New-York gelekendat is immers zoo „Ik dacht niet, dat er iets onge woons aan was," zeide Phil, dood onschuldig. „O, toch," bevestigde Lucia, met grooten ernst. „Ik weet zeker, dat gij er geen zóó zoudt vinden in welk vertrek te New-York ook. Laat eens kijkenik geloof wezenlijk, dat ik ze alle op kon noemen, als ik een oogenblik de oogen dichtkneep. Daar waren „Generaal Taylor in den Slag van Buena Vista„De Verwoesting van Jeruzalem," de „Onafhankelijk heidsverklaring," „Napoleons Gral op St. Helena," „Rots der Eeuwen," „George Washington," Peale's „Ge richt van den Dood," en „Abraham Lincoln en zijne familie." Daar „Gij hebt een merkwaardig geheu gen," zeide Phil. „Ik had niet gedacht, dat iemand op onze schilderijen had gelet; want ik ben zeker, dalzeou- derwetsch zijn. „üuderwetsche dingen wel, die zijn nu juist in de mode, weet gij dat niet?' zeide Lucia, met een aar- digen lach. Phil antwoordde niet, want hij was geheel overstelpt door hetgeen hem de sierlijkheid van de schilde rijen der Tramlay's toescheen. Hij kon best zien, dal de platen veel mooier waren dan die, waaraan hij gewend washij kreeg een diepen ïudruk van de schilderijen echte schilderijen in olieverf, onderteekend met den naam van kunstenaars, die hij ook gezien had in kunstbeschou wingen in New Yoiksche couranten. Hij bekeek ze nauwkeurig, de eene na de andere, met den ernst van iemand, die meer lielhebberijen heelt, dan gelegenheid, om er aan te vol doen in zijne belangstelling vergat hij Lucia's tegenwoordigheid bijna. Maar hel meisje verkoos niet, verge ten te wordendus vond zij iets te zeg gen over elke schilderij, waarvoor Phil bleef slaan. Tusschen de stukken was er een, dal in 't oorspronkelijke ol in de copie te zien was geweest op bijna alle verkoopingen van schil derijen, die dikwijls in de handels wijk van New-York gehouden werden, om zuiken te plukken, die meer geld, dan goeden smaak hebben. Somtijds is de naam van den kunstenaar Duilsch, vaker Eransch, en nu en dan Itah- aansch, de figuren en de achtergrond zijn ook van lijd tol tijd verschillend, wat de nationaliteit betreft, en de schilderij heeft allerlei namen Hel afscheid, Vaarwel, Auf Wiedersehen, Goeden Nacht of Adieu, maar allen zijn daarin gelijk, dal ze een jongen man voorstellen, die eerbiedig de hand eener jonge vrouw kust. De copie, die de Tramlay's van dezen steunpilaar der verkoopingen bezaten, heette Adieu, wat in zwarte letters op den rand der lijst stond. „Hé," riep Phil uit, op den loon van iemand, die juist eene ontdek king gedaan heeft, „mij dunkt, ik heb in een der geïllustreerde tijd- schrilten eene houtsneê-albeelding van deze schilderij gezien." „Ik kan niet begrijpen, waarom ze dat doen," zeide Lucia, „'l Is erg ouderwelsch. Tegenwoordig zegt men elkander niet meer op die ma nier goeden dag, behalve op het looneel." „En ik meende u zooeven te hoo- ren zeggen, dat ouderwetsche dingen weêr in de mode waren." Lucia haalde de schouders op, en zeide„Het kussen van de hand kan ook wel eens weêr in de mode komen." Toen hief zij een harer eigen handjes een weinig op, en bekeek hetPhil's oogen volgden de hare, en toen kwam bij den jongen man de wensch op, dat de oude vorm van begroeting in eere hersteld mocht worden, bij bijzondere gelegenheden ten minste. Daarop volgde de gedach te, dat zulk een wensch eenigszins ongepast was, en terwijl hij daar over nadacht ontmoette Lucia's oog hel zijne, zoodat zij hem deed blo zen iets, wat het meisje misschien wel aardig vond, want zij deed het hem terstond na, en wel zóó, dat de nabootsing veel sierlijker en aan trekkelijker was dan het origineel. De toestand was lastig, en Phil ver loor terstond zijne zellbeheersching; Lucia echter niet. Wordt vervolgd). VEI.EPHOONN ABONN Per drie maan Afzonderlijke aoi Advertei Groo Voorm. 10 ure, M Nam. 2 ure, fV. j geest. Dankzegg 's Avonds 6 ure, Nieut Geei Jan Yoorm. 10 ure, K Vrijdag 's avonds Bakene: 'Voor di Yoorm. 10 nre, H Waals» Voorm. 10 ure, L Christelijk Gei GedC Voorm. 10 ure, 's {Klein Yoorm. 10 'ure, 'i Luthers Voorm. 10 ure, M Kerk der Vereen Voorm. 10 ure, R Remonstra Voorm. 10 ure, Dj Hoogl Kerk der Br Voorm. 10 ure, V De collecte geho kerken op Zonda; school voor on- en opgebracht de som De Heer J. Kle vangen voor de Cl minvermogenden f van den Heer K. Bent Voorm. 10 ure, L Pred. Bev Voorm. 10 ure, J. Evang. Lu: Voorm. 10 ure, R Doopsgi Voorm. 10 ure, J. Bloei Voorm. 10 ure, J, Hee: Voorm. 10 ure, J. tt hil Voorm. 9i/2 nre, j Houtrijk Voorm. 10 ure, 0. Nam. 1 nre, Zond: San Voorm. 10 ure, Ji Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1891 | | pagina 6