FRISCH BLOED.
Uit het Engelsch
van John Habbebton,
Schrijver van „Helen's Kleintjes", enz.
-13)
Dit scheen wel onmogelijk, wanneer
hij in den geest de woningen dei-
twee families vergeleek, maar hij had
meer dan eens gehoord, dat stede
lingen in 't algemeen altijd hun best
doen, om niet alleen hun inkomen
op te maken, maar zelts zooveel er
boven, als winkeliers en geldschieters
hun willen toestaan.
Wat het praatje aangaande Miss
Dinon aanging, daaraan ergerde hij
zich, en hij wilde er niet aan den
ken als maar eenigszins waarschijn
lijk. Wel hield hij haar niet voor zes
en dertig jaar oud, hoewel hij, als
het zoo was, haar ten hoogste be
wonderde, dat zij er zooveel jonger
uitzag, dan zij was. Maar te koop
was hij niet, zelfs niet voor eene mooie,
verstandige vrouw. Toch was het voor
hem vleiend, dat men hem voor Miss
Dinon zoo aantrekkelijk geacht had,
eene vrouw die, hij was er zeker
van, inderdaad vrij wat aanzoeken
moest gehad hebben. En, mocht hij
ooit een rijk huwelijk doen, wat zou
dat eene zoele en langdurige wraak
wezen op de velen, die hem als een
linkschen boerenjongen aangezien en
denkelijk ook bepraat hadden
Toen overvielen hem plotseling,
in al hunne somberheid, zijne zwaar
moedige gedachten over de ongun
stige kansen in het geval. Al maakte
hij zijn uitgaansdag zoo lang, als zijn
geld strekte, hij zou toch spoedig
tot zijn gewonen staat van boeren
zoon moeten terugkeerenhij moest
naar de boerderij terugkeeren, naar
zijn afgedragen, ouderwetsche kleê-
ren vol lappen, naar de zorg voor
paarden, koeien, varkens en kuikens,
in de familiekeuken eten wat de pot
schafte, in plaats van zijne maaltijden
zorgvuldig uit lange spijskaarten te
kiezen. In plaats van recepties in
mooie huizen bij te wonen, moest
hij dan gezelschap zoeken bij de kerk
gangers, en op de vroolijke, maar
toch wel wat ruwe partijen, die door
naburige pachters gegeven werden,
of op de eene of andere niet veel
deftiger gelegenheid in het dorp.
Het was vreeselijk, maar het scheen
onvermijdelijk te zijn, hoe hij ook
zijne hersens pijnigde, om een uit
weg te bedenken. Als hij wat geld
gehad had, kon hij in effecten ge
speculeerd, en op die wijze partij
getrokken hebben van zijn bekend
heid met Marge, maar al het geld,
dat hij had, kon hem nog maar een
veertien dagen ie New-York doen
leven, en hij had het hart niet, zijnén
vader om nog meer te vragen. Zijn
vader I wat zou die goede, door hem
zoo slecht behandelde man al wel
van hem denken, daar nog geen
enkel woord van den reiziger Hayn's
Hoeve bereikt had 1 Hij wou nog
dien zelfden avond schrijven of
morgen, daar het al zoo laat was;
en hij vond zich zelf heel braaf, toen
hij besloot, dat er in zijn brief niets
zou komen van de ontevredenheid,
die hem bezielde.
Het was bijna zonsopgang, toen
hij naar bed ging. Uit zijn raam op
de achtste verdieping, kon hij lus-
schen de leelijke daken der huizen
door een rozerooden glans in het
oosten zien, en eenige wolkjes, die
zich onder het blauwe gewelf in goud
baadden. Rozerood, blauw, goud
Lucia's wangen, hare oogen, heur
haar; daaraan alleen wilde hij den
ken, want zij waren zijn wellust
zijne ellende kon wachten, deze zou
hem gauw genoeg de baas zijn.
„Greta, Greta, word wakker!" fluis
terde Lucia hare slapende zuster toe,
toen zij van de partij bij Miss Dinon
thuis kwam.
„Owee!" zeide de andere slaperig,
„is hel nu al opstaanslijd?"
„Neen, gansje die gij zijt; maar
ge wilt toch zeker gaarne alles van
de partij weten
„Ja, zeker," zeide de zuster, met
een langen geeuw en eene poging om
op te gaan zitten. Jufirouw Greta had
vernomen, dat ze mooier was dan hare
oudere zusterzij wist, dat ze be
wonderd werd, fn ze verwieri zich
daarom voorzichtig alle mogelijke
kennis aangaande hel verschijnen in
gezelschappen, tegen den tijd van haar
début. „Zeg er mij alles van. Wie
waren er al zoowat?" ging het sla
perige meisje voort, terwijl zij hare
oogen uitwreef, wat kroes haar ach
ter hare ooren schoof, en hare kussens
wat verschikte, om gemakkelijk te kun
nen zitten. Toen vouwde zij de han
den achter het hoofd te zamen en
riep uit: „Waarom gaat gij niet voort?
ik ben één en al gehoor.
Lucia lachte spottend, terwijl zij
aan een oortje trok, dat bijna te klein
was, om welgevormd te knnnen hee-
ten, gooide toen hare sortie en an
dere kleedingstukken zorgeloos ai,
viel in een lagen schommelstoel neêr,
en zeide:
„O, 't waren maar de gewone ken
nissen. Ik danste natuurlijk eiken
keer meê, en er was room en koffie
in overvloed. Agnes en hare moeder
ontvangen goed't is werkelijk een
genoegen, daar te soupeereri. Maar
nu heb ik het beste nog voor het
laatst bewaard. Er was één jonge man
meer dan die men gewoonlijk ont
moet een lange, rechte, knappe,
mannelijke, werkelijk prachtige jon
gen, die de long van alle meisjes in
beweging bracht. Gij hebt hem wel
eens gezien, maar ik wed om een
pond klontjes, dat gij zijn naam niet
raden kunt."
„O, laat mij toch niet raden, ter
wijl ik nog niet eens klaar wakker
ben. Wie was hel?"
„Het was Philip Hayn
zeide Lucia, met een bijna tragischen
ernst.
„Lu—ci a Tram lay!" riep
Greta uit, terwijl zij hare kin liet
zakken, en onnoozel rondkeek. „Toch
niet die boerenjongen, die ons naar
het strand te Haynton placht te
rijden
„Dezelfdemaar hij is geen boe
renjongen meer. Op mijn woord, ik
zou hem niet herkend hebben, als
ik niet geweten had, dat hij gevraagd
was en waarschijnlijk wel komen zou.
Ik was erg bang, dat hij weer net
zoo gekleed zou verschijnen als op
onze receptie verleden week, en dat
de meisjes hare bewondering voor
zijne conversatie zouden vergeten, om
mij met hem te plagen. Maar gij hebt
van uw leven nog zoo'n prachtstuk
van een jongen niet gezien werkelijk
niet. En hij was heel beleefd jegens
mijhij moest welik legde dade
lijk beslag op hem. Hij danst niet,
dus kon ik hem niet altijd bij mij
houden, maar ik had hem voor mij,
telkens als hij zich nuttig kon ma
ken. Greta, waarom kijkt ge zoo ver
steend
„'t Idee 1" zeide Greta, met eene
doffe stem, alsof hare gedachten van
heel verre weg terugkeerden. „Die
deftige, bedaarde jongen een lion ge
worden Dat lijkt wel op Asschepoes-
ster en de prinses. Knijp mij eens
zoo, dal ik zeker weet dat ik niet
droom."
„Grela," fluisterde Lucia, die plot
seling op den rand van het bed ging
zitten, en, in plaats van het gevraag
de kneepje, hare wang begroef op
een kussen vlak bij den schouder
van hare zuster, „nadat hij mij naar
hel rijtuig geleid had, kuste hij mijne
hand o, zoo vaak
„Maar, Lucia Tramlay Waar was
papa dan
„Die was nog niet beneden."
„Beware 1 Wat hebt gij gezegd of
gedaan
„Wat zou ik? Eer ik denken kon,
was 't al gebeurd, en hij weêr in
huis."
„Die boerenjongen lichtzinnig!"
riep Greta weêr vol verbazing uit.
„Dat is hij heelemaal niet!" antwoord
de Lucia scherp. „Gij moest toch al
vernomen hebben, reeds toen wij
buiten waren, dat Philip bij alles,
wat hij zegt of doel, ernstig is."
„Och, ochzuchtte Greta, „ik
begeer toch niet, dat boerenjongens
mijne zuster het hol gaan maken."
„Ik zeg u nog eens, Greta, dat hij
eenvoudig een volmaakt heer is
de mooiste en knapste van alle
gasten van Agnes Dinonen ik wil
geen kwaad van hem hooren, nu hij
zoo vriendelijk legen mij geweest
is."
„Lu," zeide Greta, terwijl ze zich
zoo snel omkeerde, dat ze hard te
gen een van Lucia's schouders aan
kwam, „ik geloof, dat gij denkt, dat
Phil Hayn verliefd op u is
„Wat kan ik anders denken zei
de Lucia, zonder het hoofd te bewe
gen. Hare zuster zag haar even zwij
gend aan, en antwoordde toen
„Nog veel erger, lieve kleine stum
per gij meent zelf op hem verliefd
te zijn, en wat meer is, dat weet
ge op dit oogenblik stellig. Kom, be
ken het maar!"
Lucia zweegzij bewoog het hoofd
niet, behalve om het nog dieper in
het kussen te drukken, terwijl zij
stijf naar den tegenoverliggenden
wand der kamer bleef kijkentoch
vertoonde zij onmiskenbare teekenen
van schuld. Hare zuster boog zich
over haar heen, omhelsde haar, be
dekte hare wang met kussen, en
noemde haar met lieve naampjes,
waarvan sommigen bijna niet gehoord
waren sedert de dagen der kinder
kamer. Toen Lucia haar ten laatste
veroorloofde, haar in de oogen te
kijken, nam hare zuster hare beide
handen, en zeide met een schelm-
schen blik
„Zeg, Lu, wat voor een gevoel
is het, verliefd te zijn Lijkt hel iels
op wat de romans er van vertel
len
„Och, vraag mij niet," riep Lucia
uit, „anders begin ik wezenlijk te
schreien."
„Wel, dan laat ik u vrij voor
een poosje, als gij mij verteld, wat
voor een gevoel het is, als iemand u
de hand kust."
„Dat is een gevoel," zeide Lucia
peinzend, „alsof iets tamelijk zwaars
op uwen handschoen gedrukt wordt."
„Och, dat is gemeen van ube
weerde het jongere meisje. „Maar wat
zullen papa en mama wel zeggen
En hoe raakt ge mijnheer Marge
kwijt Ik waarschuw u, dat ge hem
mij niet behoelt over te doen, als
ik meê mag uitgaan. Ik verafschuw
hem."
„Ik hoef niet van hem ontslagen
te worden," zeide Lucia, terwijl zij
i opeens heel ernstig werd. „Ik zou
natuurlijk niet met Phil kunnen trou
wen, als hij mij eens vroeg ten
minste niet, als hij arm blijft en zoo
afgelegen blijft wonen."
„Maar ge zult toch niet zóó ro
mantisch worden, dat gij den eenen
man huwt, terwijl gij den anderen
liefhebt
„Ik denk met niemand te trouwen,
eer ik gevraagd word," riep Lucia
uil, terwijl zij van hel bed opsprong,
de handen wrong, en op en neêr be
gon te loopen„en tot nu toe heelt
nog niemand mij gevraagd, en mis
schien zal dat nooit gebeuren. En ik
voel mij erg ongelukkig; als gij er
mij nog één woord over zegt, zal ik
het op de zenuwen krijgen. Niemand
hoorde ooit iets anders dan goeds
van Philip Hayn, 't zij hier, 't zij
daarginds, en als hij mij liefheeft,
dan ben ik daar trotsch op, en ik
wil hem naar hartelust weerom lief
hebben, al breekt hel mij later het
hart. Hij zal niet gewaar worden wat
ik voel, daar kunt gij op aan. Maar
o, Greta, 't is ijselijk 1 Mama heeft
mijnheer Marge voor mij uitgekozen
wie kan nu zoo'n boonestaak lief
hebben en zij zal totaal gek
wezen, als ik met een ander trouw,
of 't moest iemand wezen met nog
veel meer geld. Ik wou wel eens we
ten, of ooit een arm meisje in zulk
een vreeselijken toestand was?" Gre
ta wist het niet, en dus zochten de
beide meisjes troost in de steeds ge
nezende gezondheidsbron van alle
meisjes een goeden, langen tra
nenvloed.
HOOFDSTUK XII.
Het ijzer stijgt.
De waarheid van het oude gezegde,
dal alle goede dingen langzaam komen,
wordt zoowel in den handel als in
andere dingen bewezen, gelijk Edgar
Tramlay en vele andere ijzerhande
laars sints eenigen tijd tol hun ver
driet geleerd hadden. Weinigen van
hen verdienden geldde meeslen
verloren hunne interesten wegens het
sluiten van fabrieken, of wegens te
grooten voorraad, die geen koopers
kon vinden. Dit te weten was on
aangenaam te weten, dat de rest
van de handelswereld het ook wist,
was nog ergerer ligt iets vernede
rends in, gedurende een langen lijd
niets verder te komen, wat voor een
handelsman veel ergerlijker en neêr-
drukkender is dan een volslagen ban
kroet.
Hoe nauwkeurig sloeg ieder in Trara-
lay's handelskring de ijzermarkt gade!
Er was geen industrie ter wereld, die
ook maar in de geringste male van het
ijzer afhing, of ze werd nauwlettend
door hen bespied, en er werden
waarschijnlijke gevolgen uit afgeleid,
die ze elkander mededeelden. De han
delingen van het Congres, de uitslag
der verkiezingen, de politieke bewe
gingen in het buitenland, die of naar
vrede of naar oorlog neigden, dat
alles werd alleen belangrijk door zijn
mogelijken invloed op den ijzerhan
del. Telkens en telkens achtten zij
zich overtuigd, dat de rijzende be
weging nu gauw moest beginnen
het openen van eene lang gesloten
fabriek, om eene kleine order uit te
voeren, ja, zelfs eene langer tusschen-
poos dan gewoonlijk tusschen het
sluiten der fabrieken was voldoende,
om hun aller harten voor eene wijle
op te beuren. Dan werden ze alle
weer flauw moedig, wanneer ze be
merkten dat zij, gelijk de haan van
Hozea Biglow, „Het maanlicht voor
het uchtendkrieken hadden aange
zien."
Maar plotseling, door oorzaken, die
niemand voorzien had, ol waarin al
len zich zoo dikwijls misrekend had
den, dat ze gevreesd hadden, er weer
op te bouwen, begon het ijzer te
stijgen eenige kleine orders, zooals
men ze in lang niet gekregen had,
begonnen aan de markt te komen,
de prijzen stegen wat, naarmate de
voorraad afnam, verscheidene fabrie
ken werden haastig geopend, en voor
zichtige kooplui, die maanden en ja
ren lang hunne uitgaven ingekrom
pen hadden, begonnen nu hoopvol
te spreken, van wat zij ter zake van
uitgaven voor pleizier dachten te
doen.
Goede tijdingen verbreiden zich
snelde stijgende beweging van het
ijzer werd spoedig besproken in de
duizenden kantoren van de beneden
stad van New-York, waar, voor een
oppervlakkigen beschouwer, praten de
voornaamste bezigheid schijnt te zijn.
Wordt vervolgd).
Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.