FR I SCH BLOED.
Uit het Engelsch
van John Hahberton,
Schrijver van „Helen's Kleintjes", enz.
10)
In een moerassig weiland naast de
berin van den spoorweg waren twee
mannen bezig een sloot te graven
zij stonden te ver van elkaar al,
om gezelschap aan elkander te heb
ben, en ze waren te beslijkt, om
voor zichzelve aantrekkelijk te zijn.
Phil herinnerde zich opeens veel der
gelijk werk, dat hij gedaan had en
meer, dat nog op zijne spierkracht
wachtte, om het geheele terrein van
Hayn's hoeve geschikt te maken voor
den landbouw. Toen hij de resulta
ten van vroegere ervaringen en pas
verkregen kennis ging vergelijken, be
vond hij, dat het aantal benoodigde
weikdagen, al betaalde men ook het
geringste loon van gewone arbeiders
in New-York, wel dubbel zooveel
waarde zoude hebben als het land,
wanneer hel verbeterd zou zijn. liet
was gemakkelijk in te zien, waarom
de boeren nooit rijk werden. Toch
was de boerderij zijne natuurlijke
sleer; hij was er in opgebracht. Toen
de hemel zijn levenskring beschikte,
wist Die wei vooruit, waartoe hij ge
schikt was, en zijn eigen verschil van
gevoelen zou waarschijnlijk op den
duur wijken voor de logica van ge
beurtenissen, die hij niet voorzien kon.
Op een sloffigen weg dicht bij een
klein station, waar de trein stilhield,
zag hij twee boerenwagens, die elkaar
tegenkwamen, stilstaan, en de eige
naars er van een gesprek begin
nen. Zóó zou ook hij, die ze gade
sloeg, weldra alle nieuws, dal hij
machtig kon worden, moeten opdoen
in plaats van eiken morgen eene cou
rant open te slaan, die het gebeurde
van den vorigen dag door de gan-
sche beschaafde wereld verbreidde,
zou hij zich moeten tevreden stel
len met de historietjes alshoe het
paard van Joddles, dat zich verspron
gen had, voortsukkelde met zijn zee-
re heupgewricht, en wanneer Bragfew
eene koe dacht te slachten, als hij
een liefhebber kon vinden voor het
nog niet besproken vóórvierelde
kansen, dat Nerny Perkins onder ker
kelijke tucht vervallen zou, omdat
hij Deken Thewser voor een gluipe-
rigen ouden schapendief gescholden
had; en nog veel meer nieuws, even
onderhoudend als leerrijk. En
waarom ook niet? Wat belernieuws
zou hij hun kunnen aanbieden Hij
wilde niet vervallen tot de zonde,
waartegen een der apostelen gewaar
schuwd had, zichzell meerder te ach
ten dan zyne naasten sommige men-
schen bij Haynton schenen niet
veel meer dan-dwazen, maar hoogst
waarschijnlijk was geen hunner ooit
zoo idiotisch mal geweest, om verliefd
te worden op vrouwen, die maat
schappelijk ver boven hen en dus
verre buiten hun bereik stonden. Al
verder en verder liet de trein de stad
achter zich, al meer en meer verla
ten kwam hem het land voor. Het
was tegen het einde van October;
alle oogsten waren binnen, en vele
boomen waren geheel bladerlooshet
eenige groen was dal van gras en
klimop, en dit laatste leek haast som
ber onder den betrokken hemel. De
trein kwam nu in eene streek van
met pijnen bezette heide, door wel
ker openingen men nu en dan zand
duinen kon zien. Somtijds, wanneet-
de trein stilstond, bracht de wind het
geluid van de branding over, die te
gen het dichtbijgelegen strand brak,
maar dat geluid was niet zoo op-
wekkelijk, als Phil het vroeger dik
wijls gevonden had.
Toen werden de waggons langza
merhand leëger. Alle stedelingen, die
nog op hunne buitenplaatsen woon
den, hadden den trein reeds verlaten,
en de weinigen, die eerst, nog bleven,
behoorden toch in de buurt thuis.
Phil had de trapsgewijze verandering
opgemerkt, en aan een welgekleed
paar menschen, de laatsten van hun
ne soort, die niet ver van hem za
ten, hing zijn blik even droevig als
de oogen van een drinkebroer aan
de laatste droppels, die zijne flesch
hem kan geven. Ten laatste verdwe
nen ook zij en hunne plaats werd
ingenomen door eene bleeke boerin in
een eigen gemaakt biuin kleed, en rnet
een grijzen, met groene linten ver
sierden hoed op. Hij trachtte zich te
troosten met het denkbeeld, dal het
in den waggon weldra te donker zou
zijn, om zich aan kleuren te kunnen
ergeren, en dal Haynton maar een uur
verder lag. Toen kwam hij op den schit
terenden inval, om van tooneel te
veranderen. Hij volgde dien inval,
ging in den naasten waggon, en zet
te zich daar neder. De boer, die er
zat, keerde zijn hoofd om, keek en
keek, en galmde toen uit
„Groole goedheid 1 als dal Phil
Hayn niet is, mag ik een boon zijn!
Wel, ik zou u niet gekend hebben,
behalve aan den mond en de kin van
uw vader!" Toen trok de boer zijne
voeten en knieën heel bedaard op
de bank, en wrong zijn lichaam zoo
lang, totdat zijne schouders plat te
gen den achterwand van den wag
gon aan lagen en dat alles met hel
voorkomen van iemand, die een ver
rukkelijk karweitje gevonden heelt,
en van plan is, het uit alle macht
aan te pakken.
„Naar York geweest, hè P" ging
de boer voort, nadat hij zijn lichaam
in het gewenschte postuur gebracht
had.
„Ja."
De boer keek zoo stijf, zoo ern
stig, zoo hongerig in het gelaal vóór
hem, dat Phil haastig uit het venster
ging kijken. Enkele menschen heb
ben een diepen indruk ontvangen van
den hislorischen „versteenden blik
van den Britanderen hebben den
doordringenden blik van den „model
detective," of van den douanier op de
grenzen bewonderdmaar zelfs de
Brit, de detective en de douanier,
allen te zamen genomen, kunnen niet
vergeleken worden met den staren
den blik van den buitenman, die aar
digheid heeft aan eens andermans
zaken.
„York is nog al wat stad, denk ik,"
merkte de boer, na een ernstig on
derzoek, op.
\„Ja."
„Iets gevonden, dat de kosten van
het uitstapje goed kon maken Dit,
na nog een zielvollen blik.
„Misschien wel."
„De reiszak schijnt vrij wel gestof
feerd," zeide de kwelgeest, na een
oogenblik naar het oude ding geke
ken te hebben, dal de helft van Phil's
plaats besloeg.
„Moeder wou graag enkele dingen
hebben, die zij bij ons niet krijgen
kon," zeide Phil.
„Ook bekenden gezien was de
volgende vraag, nadat de starende
blik weer op Phil gericht was.
„Niet veel," antwoordde Phil, met
eene huivering, daar hij wel wist
waar de man op zinspeelde. „Hoe
is 't met uwe knollen gegaan op
dien nieuwen grond, Bloke
„Zoo zoo. Gij hebt bij den
ouden hoe heette hij ook weer P
o, Trammerly zeker bij hem ge
logeerd?"
„Neen, zeker niet. Mijnheer Tram-
lay houdt er geen kosthuis op na."
„Hij had u toch een dag ol wat
moeten logeeren, dunkt mij, als men
alles nagaat. Heeft hij het u niet
eens aangeboden?"
„Neen. Waarom zou hij vroeg
Phil, die ongeduldig werd. „Hij be
taalde zijn kost, terwijl hij hier was,
ik heb den mijnen in New-York be
taald."
„Zoo 1" zeide de boer op gerekten
loontoen zette hij een heel loos
gezicht, en besteedde twee a drie
minuten, om Phil's verklaring en lo
gica te ontleden. Toen hij daarmee
klaar was, vervolgde hij
„Zijn meisje is zeker nog even
mooi
„Welk
De starende blik van den onder
vrager werd een beetje anders door
allerlei gezichten te trekken, deed hij
langzaam de domme uitdrukking van
zijn gezicht verdwijnen, om plaats te
maken voor eene poging tot glim
lachen toen stak hij langzaam een
langen arm over de rugleuning der
bank, en strekte een verbazend groo-
ten wijsvinger uit, waarmee hij met
kracht naar Phil's vestzak wees, ter
wijl hij met een knipoogje uitriep
„Dat zou je niet weten
„Wees toch geen ezel!" riep Phil
uit, met een boozen blik naar den
kerel. In plaats van uit het veld ge
slagen te zijn, scheen de boer recht
in zijn nopjes, en riep hij uit, bijna
met dezelfde klanken als hel door
Phil genoemde dier:
„lli, ha! Heeft ze u den bons ge
geven
„De meisjes moeten maar wachten
met mij den bons te geven, totdat
ik er haar gelegenheid toe geef," zeide
Phil, terwijl hij zijn reiszak opnam
en naar eene andere plaats ging.
„0, ga toch zitten; ik dacht niet,
dat" gij boos zoudt worden op een
ouden buut man, die alleen eene vriend
schappelijke belangstelling voor u
toont," zeide de man, verwijtend. „Ga
zitten. Wel ik heb u nog niet de helft
gevraagd, van wat ik van plan was;
ge hebt mij bijna alles doen vergeten,
door zóó op te vliegen."
„Haynton!" tiep de conducteur uit,
toen de trein opeens remde. Phil stond
haastig op; 'tzelfde deed zijn kwel
geest, die letterlijk smeekend tegen
hem zeide:
„Laat mij uw reiszak mee naar uw
huis helpen dragen. Ik dacht er net
om, dat Naomi mij nu al eene week
lang geplaagd heeft, om uwe moeder
iets te vragen, als ik er eens langs
reed. Ik kon het van avond wel eens
doen, dan kan ik uw last wat ver
lichten."
„Ik denk niet geheel naar huts te
loopen," zeide Phil haastig, „als ik
„Nu, ik rijd wel zoo lief," zeide de
man.
„Twee menschen en een koetsier
en "een groole reiszak zullen niet in
een karretje met maar twee plaatsen
gepakt worden, als 't van mij afhangt,
zeide Phil.
„Zeg," fluisterde de boer vertrou
welijk, toen zij op het perron geko
men waren, „ik denk wel, dal ik hier
in de buurt zonder eenige moeite een
span paarden te leen kan krijgen.
Wacht hier maar een paar minuten
alle jongens smachten er naar u te
zien ik zal in een ommezien terug
zijn."
De man verdween haastig, altijd
gerekend naar zijn vreeraden lichaams
bouw. Phil keek snel rond, ijlde dwars
over de spoorbaan en onder eenige be
schuttende boomen door, eene kleine,
donkere straat in, en maakte toen een
omweg buiten het kleine dorp om,
ten einde ongemerkt den weg naar
zijne ouderlijke" woning te kunnen
bereiken. Het geluid van een nade
renden wagen noopte hem, zich ach
ter een braamboschje te verschuilen
maar toen hij zag, dal de voerman
zijn kwelduivel niet was, ging hij weer
op den weg, terwijl hij, al voortstap
pende, in zichzelf zeide:
„Bloke heeft nog niet half met mij
afgedaandat waren zijne eigen woor
den. En hij is nog maar één van de
vijftig of zestig mannen, die heel veel
op hem gelijken om de vrouwen
niet te noemenMijne stral is gvooter,
dan ik dulden kan."
Dank zij de goedertierenheid van
de diepe schemering, deed de welbe
kende weg zijn gezicht in geen opzicht
onaangenaam aan, en toen Phil de in
schaduw gehulde massa naderde, waar
uit hem twee lichten tegenschenen,
juist zooals ze eiken avond gedaan
hadden, wanneer hij zijn huis in het
donker naderde, toen sprong zijn hart
in hem op. Toen kreeg hij zelfverwijt,
dat hij gedurende zijn afwezigheid zoo
weinig aan zijne moeder gedacht, en
haar zelfs niet het kleinste present
meegebracht had. Hij wou aan zijn
vader schrijven, iets voor hem te koo-
pen, waarvan hij wist, dal het haar
genoegen zou doen, en ondertusschen
zou hij zijn best doen, haar meer liefde
te bewijzen, dan ooit te voren. Kon
hij dan al geene zekere nieuwe be
woonster voor zijn hart vinden, dan
wilde hij ten minste zooveel mogelijk
wezen voor hen, die de Heer hem
gegeven had.
Eens binnen het hek, kreeg zijn
beter ik weer geheel de bovenhand
in hem. Noch zijne moeder, noch
zijne broeders zouden hem anders
vinden, dan hij altijd geweest was
hartelijk, opgeruimd en vriende
lijk. Hij sloop zachtjes naar een
venster van de huiskainei, om te zien,
of er ook visite was. Hij zag zijne
twee broertjes verdiept in eene leg
kaart. Zijne moeder zat bij de tafel,
en las een brief, dien Phil aan het
gedrukte adres van het hotel herken
de; 'twas zijn eigen brie! naar huis
die al vóór zooveel dagen geschreven
was, dat hij lang vóór dien avond
ontvangen moest zijn. 't Was duidelijk
dat ze hem nog eens overlas die
lieve moeder! zooals men somtijds
doet met brieven die te weinig bevat
ten, evengoed als met zulken, die vol
geschreven zijn.
Phil moest eenige tranen van be
rouw terugdringen, toen hij de veran
da opsprong en de deur opengooide.
De brief viel op den grond, de leg
kaart vloog in de war, twee stoelen
en één kleine jongen rolden onderste
boven, en in een oogenblik waren
verscheidene menschen zoo gelukkig,
als had de zee haie dooden terugge
geven of als was een lang weggebleven
zwerver thuis gekomen. Er zijn zoo
van die heerlijke vergoedingen voor de
eenvoudigen van harte.
HOOFDSTUK XV.
Het gemeste kalf; maar
de buren ook.
Een nadenkend man heeft eens de
opmerking gemaakt, dat het eene bij
zondere proeve van goddelijke wijs
heid is, dat de dierbare oude geschie
denis van den Verloren Zoon geen der
gesprekken van de buren met of over
den ongehoorzamen knaap herhaalt;
want, waren deze er ook naar waar
heid bij gevoegd, dan zou geen be
rouwhebbend zondaar later ooit het
voorbeeld van den teruggekeerden zoon
hebben durven volgen.
Phil Hayn was geen verloren zoon;
hij had van zijn erfdeel niet meer ver
teerd, dan zijn vader hem uitdrukke
lijk gelast had, en zijne eenige reden
van zelfverwijt betrof eene zaak, waar
omtrent de buren niets gewaar konden
worden; en toch schoten de bijzondere
pogingen, die de familie in 't werk
stelde, om hare vreugde over zijne
terugkomst te doen blijken, verre te
kort bij de taak, om de verontrus
tende uitwerking van de tong der bu
ren te boven te komen. De vreeselijke
man die Phil in den trein had ont
moet, had de tijding van diens terug
komst verspreid, zoodat de weg van
het dorp naar Hayn's hoeve den vol
genden morgen een even levendig voor
komen had, alsof er in die buurt eene
verkooping zou gehouden worden, of
als had men iemand dood in de bos-
schen gevonden. (Wordt vervolgd).
Gedrukt bg DE ERVEN LOOSJES, ïe Haarlem,