N<
FRISCH BLOED.
18)
I
Predikbeurt
-TU»
HIBM
Uit het Engelsch
van John Habberton,
Schrijver van „Helen's Kleintjes", enz.
Ze waren zoo goed en lief
hebbend, die meisjes van Haynton,
als wie ook van hare sekse op aar
de de wat verouderde modes, en
het gebrek aan verstandige leiding,
om hare natuurlijke bekoorlijkheden
door hulpmiddelen der kunst te ver-
hoogen, konden niet verhinderen, dat
er heel knappe meisjes bij waren. Zij
konden het niet helpen, dat Phil's
genegenheden elders geplaatst waren
maar ze waren algemeen van gevoe
len, dat hij daaraan heel verkeerd ge
daan had, en zij wilden ten minste
den troost smaken, te zien, hoe hij
er uitzag na een stap, die zoo vreemd
was in een Hayntonschen jongeling.
En wat vragen deden de oogen dier
meisjes niet! Zij hoefden ze niet in
woorden te omkleeden. Phil begreep
er alles van, met dat gevolg, dat hij
nog geen Zondag van zijn leven zoo j
weinig van de preek, liet gezang of
het gebed bad gehoord, of zoo wei
nig belangstelling getoond had in het
op de Jongelingsvereeniging verhan
delde onderwerp. Zoo geheel was zijn
gemoed in de war, dat hij zichzelf
ernstig ter verantwoording riep, zijne
„getuigschriften" volgens de ortho
doxe manier onderzocht, en lot de
slotsom kwam, dat gebrek aan bezig
heid de grond van zijne onrust was.
Hij wou 's Maandagsmorgens Hink en
vroeg beginnen met de grootste sloot
in het moerassige land te verbreeden
als de modder,' de steenen, de wor
tels en het drijfzand, het zware graven
en omhoog werpen, en het zweeten,
dat een onfeilbaar gevolg van hel wer
ken zou zijn, hem niet genazen, dan,
zeide hij grimmig tot zichzelf, was
zijn geval werkelijk hopeloos.
Hij hield dapper woord. Bij zons
opgang was hij reeds op weg naar
het moeras, en eenige uren later was
zijn gansche gemoed vol van ééne en
kele gewaarwording, en wel deze: dat
slootgraven het zwaarste, vuilste, wan-
hopendste werk was, dat ooit een
boer ten deel viel. Hij trok den eenen
zwaar gelaarsden voel na den ande
ren uit hel slijk, leunde op zijn spa
de, en gaf zich vijf minuten rust. Hij
keek moedeloos langs de lijn, die de
aanstaande verbreeding der sloot aan
wees, en vroeg zich af, hoeveel hon-
derde dagen het geheele karwei zou
duren. Eer hij tot een besluit geko
men was, werden zijne berekeningen
gestoord door het geluid der etens-
klok voor 't gezin. Hij keek eens naar
de zon, die onder het werk zijn eeni
ge tijdwijzer was, en verwonderde
zich, wat de tot nu toe zoo nauw
keurige huisklok kon overkomen zijn.
Weêr klonk de bel en toen hij in de
richting van het huis keek, zag hij,
op de kruin van den heuvel achter
den boomgaard, zijne moeder hem
met haar boezelaar toewuiven. Er was
iets bijzonders: wat kon het zijn?
waren er koeien in hel korenveld ge-
gebroken? was er iemand, om den
bliksemafleider na te zien? Hij liep
ijlings naar huis, en zag weldra, dat
zijne moeder ook met iets wuitde, dat
hij eerst voor een zakdoek en later
voor een stuk papier aanzag. Nog wat
nader gekomen hoorde hij zijne moe
der uitroepen:
„Vader heelt geschrevenEr is een
brief!"
Phil liep bijna den geheelen heu
vel in een draf ophij had dat moei
lijke feit nooit weer verricht, tederl
hij en een andere jongen hel gedaan
hadden in een woesten strijd, wie
een algemeen geliefd meisje zou van
gen en haar op zijne slede lijden.
Een brief van zijn vader was inder
daad iels ongewoons, want de oude
man was in geen jaren van huis ge
weest, behalve wanneer hij als lid der
jury naar de hoofdplaats van graaf
schap moest gaan; en bovendien was
het de oude vrouw aan te zien, dat er
iets bijzonders in den brief stond.
Toen hij den top des heuvels bereikte,
gaf zijne moeder hem den brief in
handen, met de woorden
„Ik dacht, dat gij hem maar dade
lijk moest lezen."
Phil nam hem, en las luide het
volgende
„Lieve ouwe Meid!
Het gaat uw man als naar
gewoonte, al kan geen fat
soenlijk vee het putwater in
deze stad drinken. Ik heb veel
moois gezien, en meer dan
eens gewenscht, dat gij bij mij
waart: maar, als de dingen
zóó komen, als ik denk, zal
ik u hier nog eens behoor
lijk brengen. Ik heb de
menschen ontmoet, die op
ons zuiderland een dorp van
optrekjes willen bouwen, en,
hoe kon 'l zoo treflenzij
kenden mijnheer Tramlay, die
terstond de handen uit de
mouw gestoken en zijn best.
gedaan heeft, de zaak haar be
slag te doen krijgen, en er
voor mij een aardig lor tuintje
uit te slaan. Ik heb Phil noo-
dig; de heer Tramlay moet
hem ook spreken en ik wou,
dat gij hem zeidet zijn reiszak
in te pakken en zoo gauw
mogelijk weer hier te komen.
De jongens kunnen zoolang
voor het vee zorgen, en al het
andere op de hoeve kan wel
wachten, totdat ik terugkom.
De Heere zij met u allen,
en wees gegroet van
Uw liefhebbende man
Ruben."
„P. S. Dal meisje is net zoo min ver
loofd als ik."
Phil nam zijn hoed al, wreef zijne
oogen, keek in de richting van de te
verbreeden sioot, en trok een gezicht
tegen de oude getrouwe spade.
„Mij dunkt, ge moest u maar klaar
maken, om dadelijk weg te gaan,"
zeide zijne moeder.
„Vaders wil is wel," zeide Phil,
zoo kalm, als hem mogelijk was.
„Denkt gij, dat de jongens en Carlo
u een dag of wat genoeg kunnen
helpen in de boerderij
„Zeker," zeide zijne moeder, „en
nog vele dagen langer, als het helpen
kan, om uw vader een gemakkelijker
ouden dag te bezorgen. En ik wil
ook wel bekennen, dat ik een lan
gen tijd van eenzaamheid zou willen
doorstaan, als ik daarna niet langer
dag in dag uit in den tredmolen zal
behoeven te loopen. En wat u be
treft," zeide de oude vrouw, terwijl
zij haar zoon aanzag, „ik verlang
naar den lijd, dat ik die oude laarzen
tot asch zal kunnen verbranden. Maar
wal meent uw vader met te zeggen,
dat dat meisje niet verloold is Is
bet dal meisje van de Tramlay's 7"
„Dat denk ik wel," zeide Phil,
achteloos, hoewel hel hem verbazend
veel moeite kostte, zich zoo voor te
doen. „Toen hij mij aantrol, vroeg
hij onder anderen naar haar, en ik
zeide hem, juist zooals ik gehoord
had, dat zij verloofd was. Nu schijnt
vader bepaald nog eens weer naar
haar gevraagd te hebben, 't Is kluch
tig, zoo'n belang als oude man
nen somtijds stellen in jonge vrou
wen die hun niets aangaan, vindt gij
niet 't Is misschien wel zoo goed,
dat ik er weer heenga, al was 't ook
maar om de nieuwsgierigheid van
den ouden heer binnen de passende
grenzen te houden. Wat dunkt u er
van
„Zjj is niet verloofd," zeide Juf
frouw Hayn, zonder op de verklaring
van haar zoon en zijne poging tol
scherts te letten. „Zij is niet ver
loold," herhaalde de oude vrouw, dus
kunt gij
De zin werd niet ten einde ge
bracht, maar Phil bloosde hevig, ter
wijl hij naar zijne beslijkte laarzen
keek. Voor de eerste maal sedert zij
ne terugkomst had hij eene toespe
ling op Lucia gehoord, die hem niet
onaangenaam aandeed.
Binnen twee uren was geheel Hayn
ton in opschudding gebracht door hel
nieuws, dat Phil Hayn, in zijne stads-
kleêren, een plaatskaartje naar New-
York genomen had en reeds goed
en wel op reis was. Intusschen
deed op Hayn's hoeve eene oude
vrouw, die het allergrootste belang
had bij de gebeurtenis, welke men
gegist en voorspeld had, al wat
in haar vermogen was, om die te
bevorderenzij lag een geruimen
tijd in 't gebed neergeknield.
HOOFDSTUK XVII.
Vader en zoon.
De jeugd heeft eenige eigenaardi
ge voorrechten in de algemeene wor
steling om roem en fortuin en in het
vermogen tot genieten, maar in het
ontdekken van aangename zijden in
de naaste omgeving wordt ze door
den ouderdom verre overtroffen. Het
schoolmeisje geeft niet om geurige
lekkernijen tenzfj de suikersmaak de
bovenhand heefthare moeder, wier
gehemelte eene halve eeuw lang ge
oefend is, vindt een giooter genot
in den eigen gebakken koek van een
buurman, dan het meisje in een win
kel vol suikergoed kan vinden. Een
jongen zwerft door een boomgaard,
om den boom te vinden, waaraan de
meeste en de dikste vruchten hangen
zijn vader vindt, in den naherfst, een
fijner geur in de van zelf afgevallen
vrucht, die hij met zijn stok tusschen
de doode bladeren vindt.
Pachter Hayn was oud en gebogen
hij zwierf alleen door de hoofdstad,
en paste goed op zijn geldmaar
geen jonge man uit hel land, die ooit
naar de stad ijlde om zijn erfdeel te
verkwisten, kon zijn tijd zoo goed
gebruikt hebben. Hij zag alles, waarop
de plaatselijke reisgidsen de aandacht
vestigden, en nog zooveel meer, dat
belangwekkend was, dal Tramlay, dien
hij eiken dag een poosje opzocht, op
een morgen aan de ontbijttafel zeide
„Ik wou wel, vrouwlief, dat ik een
paar weken uit mijne zaken kon bre
ken, zoodat gij en ik New-York eens
door konden snuffelen, onder het ge
leide van dien ouden pachter."
„Edgarl" riep mevrouw Tramlay
uil, „ik ben wel eens bang, dat gij
plotseling kindsch wordt, zulke rare
begrippen als gij er op na gaat hou
den. Vebeeld-je! geboren New-Yor
kers zouden hunne stad gaan bezien,
met een boer tot gids!"
„Feiten zijn niet raar, lieve," ant
woordde Tramlay, behalve in zooverre
ze jarenlang vlak voor onze oogen
kunnen geweest zijn, zonder dat wij
ze zagen. Eenige jaren geleden gaven
gij en ik bijna duizend dollars uit,
om eenige europeesche slagvelden te
gaan bezoeken. Vandaag heeft die
oude man de slagvelden der Revolutie
te New-York en te Brooklyn nauwkeu
rig onderzocht, ten koste van maar
een vierde van een dollaren zelfs had
hij nog een stuiver over voor een
bedelaar."
„Ik heb nog nooit van een slag
veld te New-York of te Brooklyn ge
hoord," zeide mevrouw Tramlay.
„Ik ook niet," antwoordde haar
man, „'t is ten minste zóó lang gele
den, dat ik de plaats er van vergeten
was. Maar die oude man weet er alles
van toen ik hem wal uitlokte, tee-
kende hij mjj den platten grond van
de beide slagvelden met potlood op
den rug eener enveloppe, en legde
mij uit, hoe het kwam, dat wij Long
Island en New-York verloren, met bij
na twee duizend manen dat wel,
toen de mannen hier veel zeldzamer
waren dan nu. Hier en de koop
man haalde een hoop brieven uit den
zak en trok er een stuk papier tus
schen uil „zóó is't gebeurdlaat
ik u eens uitleggen
„Die saaie oude lijden kunnen
mij niets schelen," zeide mevrouw
Tramlay, met eene afwerende bewe
ging harer hand. „Ik heb wel eens
gehoord, dat er in die dagen geen
huis was buiten Wall Street; geen
Park, om in te rijden, en dat de par
tijen al vóór zonsondergang begon
nen."
„Ja, dat was zoo," zeide Tramlay,
met een zucht. „Maar de oude Hayn
heeft ons hedendaagsche New-York ook
gezien: ik heb met veel belangstelling
geluisterd naar zijne beschrijving van
't geen op sommige industriescholen
gebeurt, waar honderde kleine zwer
velingen van de straat heengelokl wor-
deD door het vooruitzicht op een goed
maal eten, en waar zij tot iets leeren
deugende jongens leeren met hand-
werkgereedschap omgaan, en de meis
jes worden in eiken tak van huishou
den onderwezen."
„Ik zie werkelijk niet in," zeide
mevrouw Tramlay, terwijl zij een kren-
tebroodje opknabbelde, „wat het
doen en laten van zulke menschen
ons aangaat."
„Dat zijn de menschen," zeide haai
man met eenige verheffing van stem,
„die ons gewoonlijk van bedelaars en
misdadigers voorzien; want, daar ze
thuis niets geleerd hebben, moeten ze
óf bedelen óf stelen om te leven. Om
zulke menschen hebben wij ijzeren
boomen voor onze ramen en deuren,
en huren wij een politieagent wan
neer wij eene partij geven, en span
nen een ketting voor onze .«huisdeur
en betalen belastingen, om gevange
nissen en verbeterhuizen te bouwen
en
„Och, Edgar, zeide mevrouw Tram
lay, klagend, „onze dorainé heeft ons
dat, al haast een jaar geleden, alles
in eene preek verteld. Ik verzeker u,
dal ik er toen geduldig naar geluis
terd heb; ik vind het niet heel vrien
delijk van u, dat alles te herhalen."
„Neen, dat zal 't wel niet," zuchtte
de koopman, terwijl hij zijne familie
haastig goeden dag kuste en naar zijn
kantoor vertrok. Bijna terstond keerde
hij terug, en zeide:
„Even nog een woordje, vrouwlief,
'lis heelemaal niet over pachters, ot
veldslagen, of industriescholen Zeg,"
fluisterde hij, toen zijne vrouw bij
hem in de vestibule kwam, "„was het
niet beter, dat de dokter eens naar
Lucia kwam kijken? Ik vrees, dat zij
eene ziekte onder de leden heeft. Zij
ziet er sints eenige dagen slecht uit,
en schijnt nergens lust in te heb
ben."
„Nu, ze is levendig genoeg, als ze
uit haar humeur is," zeide mevrouw
Tramlay, „en dat is ze bijna altijd
tegenwoordig. Zij heelt de kinderen
afgesnauwd, totdat deze haar niet
meer zien mogen, en ik kan niets
meer tegen haar zeggen, of ik word
met een tranenvloed begroet. Greta
schijnt de eenige te zijn, die wat met
haar kan worden."
„Zoo, zoo," mompelde de koopman,
terwijl hij zijn hoed op zijn gemak
opzette voor den spiegel van den hoe-
denstandaard.
Ondertusschen hadden de oude pach
ter en zijn zoon een lang, vertrou
welijk gesprek in de slaapkamer van
een hotel.
Wordt, vervolgd).
TEIiEPH
Per drie
Afzonderljjl
A,
Ei
Voorm. 10 t
Nam. 2 ure,
's Avonds 6
j
Voorm. 10 n
Voorm. 10 ni
Maasdam.
Woensdag 's a
ikï
'Voi
Voorm. 10 nr
Wt
Voorm. 10 ur<
Christelijk
{Ge
Voorm. 10 nre
{Kh
10 ur
Voorm.
Lutl
Voorm. 10 nre
Kerk der Ver
Voorm. 10 ure
Remom
Voorm. 10 nre
la Saussage,
Kerk der
Voorm. 10 nre,
Locaa
Bidstond voor
a.s. des avonds
wordt dringend
diet Bestu
Ds. Barbas h
bekende een bus
stukken ten bebo
nootschap met 1
velen dit voorbei
Ds. van Lennej
ben ontvangen v
■on- en minverm<
van het verkoop
Nederd,
Be:
Voorm. 10 nre,
Afscheidswoord v
Be
Voorm. 10 ure,
Evang. L
Voorm. 10 ure, j
Doops;
Voorm. 10 nre,
Blot
Voorm. 10 nre, F.
Collecte voor n
p;
Het
Voorm. 10 nre, J
TT Hi
Voorm. 91/2 nre,
Houtrijk
Voorm. 10 nre, g
Nam. 2i/2 nre, U.
Geen Zi
San
Voorm. IQ nre, J.
fr sPm
Voorm. 10 ure, 0.
Bred, te E
Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.