FRISCH BLOED. Uit liet Enyelach van John Habberton, Schrijver van „Helen's Kleintjes", enz. 20) „Wat ik nog vragen wou, papa," zeide Lucia, met een zwaren aanslag op de laagste octaal der toetsen, ge volgd door een spijtig glissando over de hoogste tonen, „is de nieuwe klerk wat bijzonders? Hoe heel hij?" „Philip Hayn." Lucia sprong van het pianostoel tje en worgde haar vader bijna met hare tengere armen. „Genadige goedheid, Lu riep de koopman uit. „Ge stamt van moeders zijde zeker van een grauwen beer al. Maar waarom zoo opgewonden?" „Omdat gij een beste, bedachtza me oude man zijt, die altijd hel goe de zonkt te doen," zeide Lucia. „Als gij hem niet voorthielp!, zou die ar me jonge man misschien nooit voor uitkomen in de wereld. Ik vind, dat het evengoed als zendingswerk is, verdienstelijke mensehen voort te hel pen, die zichzelf niet helpen kunnen ik weet, dat het zoo is, want onze dominé heelt dat al vaak in de kerk gezegd." „Ik hoor wezenlijk met pleizier, dat mijne dochter sommige dingen, die zij in de kerk hoort, onthoudt," zeide de koopman. „Dus houdt gij het er voor, dat de jonge Hayn verdient, dat men hem voorthelpt?" „Ik weel alleen, wat gij zeil van hem gezegd hebt," zeide Lucia, be deesd. „Beste meidluister altijd naar den raad uws vaders betreffende jonge mannen, dan zult gij in de menschelij- ke natuur niet bedrogen worden. Welk sneetje van het gebraden kuiken wilt ge in uwe kamer hebben P" „O, nu het Phil maar is, zal ik zien beneden te komenmisschien wil Greta mij wel bij 't aankleeden helpen." Lucia ging bedaard uil de kamer, maar vloog als een dwarrelwind de trap op. De koopman ging voor de piano zitten en deed eene zóó vree- selijke opeenvolging van tonen hoo- ren, als het veel geplaagde instru ment nog ooit te verduren gehad had. Hij moest iels doen. Een kwartier latei' kwam Lucia de trap afzweven in een japon van zacht blauw, en met een gelaat zoo frisch en vroolijk als de dageraad. „De zonsopgang op het uur van zonsondeigang!" riep haar vader uit. „Wel, de meisjes zijn in de wereld om de natuurlijke orde der dingen omver te werpen, denk ik. Maar, lie ve dochter vindt ge ook niet, dat ge wat heel veel rouge aangewend hebt?" „Yader, riep het meisje uit, en de gloed breidde zich van hare wangen tot over haar voorhoofd uit. „Edgar," zeide mevrou v Tramlay, die een oogenblikje later binnenkwam, „nu ziet ge eens, hoe dwaas het van u was, Lucia voor ziek te houden. Ik heb er haar nog nooit zoo goed zien uitzien." „Ja," zeide de koopman droogjes, „ik heb haar gezegd dat de dokter gauw eens komt. Gij weet, dat is dikwijls voldoende, om de kwalen van sommige kinderen te genezen." Toen besteedde de koopman tien mi nuten, om zijne vrouw de redenen van Phil's terugkeer naar New-York uitvoerig en nauwkeurig te verklaren hij weidde ook uit over de Maatschap pij lot Exploitatie van Haynton-Baai, en over de waarschijnlijkheid dal, als de Tramlay's eens het eerste en groot ste huis op dien grond bouwden, mevrouw Tramlay natuurlijk de hoofd persoon zou wezen bij elk deel of onderdeel van de voorname wereld, die de plaats lot een zomerverblijf zou willen kiezen. Mevrouw Tramlay wilde eerst niet veel van de zaak hoo- ren, maar loen zij vernam, dat Mar ge aandeelhouder en mede-directeur van de Maatschappij was, werd zij zeer toeschietelijk. Phil was, op weg naar de Tram lay's, niet zoo blij, als hij wel had moeten zijn. Hij begreep niet, hoe hij Lucia zou kunnen begroeten, zon der de gemengde gewaarwordingen te verraden, die de eerste aanblik van haar gelaat stellig bij hem zou te weeg brengen. Hij was er zeker van, dat hij slecht op zijn gemak zou zijn, en zich ook zoo zou aanstellen en wal hij zich herinnerde van de linkschheid van sommige mannen in de tegenwoordigheid van jonge dames deed hem vreezen, dat Lucia en Gre ta hem achter zijn rug zouden uit lachen. Hij bedacht niet, dat bij eene ontmoeting zoowel als bij een ge vecht, de handelende personen twee in getal zijn. Ook vergal hij, welk een tact sommige meisjes krijgen, als ze een paai jaar in de wereld ver keerd hebben. Toen hij in de gezel schapskamer gelaten werd, met een, dal wist hij stellig, ernstig en slem mig gezicht, naderde Lucia hem met een prettigen glimlach, en riep uit, even hartelijk en onbevangen, als wa re zij een meisje uit Haynton geweest: „Hoe gaat hel, Phil? Wal ben ik blij, u weer te zien!" Weg was elk gevoel van stemmig heid, aarzeling en twijfel; het hart van den jongen man sprong in hem op, en hij hield de kleine hem aan gebodene hand zoo lang vast, dat Lucia, misschien bang voor eene herhaling van vroegere hartstochtelijke bewe gingen naar dat bevallige lichaams deel, hel terugtrok, eer hij eenige aanstalten maakte, om het los te la ten. Toen deed het meisje eene me nigte vragen naar Hayn's hoeve en de bewoners er van, en Phil antwoord de vroolijk; en Tramlay, die het paar uit de achterkamer der suite gade sloeg, verwijderde zich naar zijne bi bliotheek, om zich daar ongestoord met zooveel krachtige en bevestigen de hoofdknikjes te vermaken, als de stand der zaken scheen te wettigen. „Hoe bevalt u de ijzerhandel voor- loopig, mijnheer Hayn!" vroeg me vrouw Tramlay aan tafel. „Bijzonder, voor zoover ik er over kan oordeelen," antwoordde Phil. „Tot nu toe hebben mijne werkzaamheden zich bepaald tot het gebruiken van een lunch, het lezen van de morgenbla den, en wat met den vice-president eener spoorwegmaatschappij te pra ten over het visschen in zee." „Wij doen altijd ons best, de jon gelui zoetjesaan te laten beginnen," zeide Tramlay, „om hen een langer diensttijd voor weinig geld te doen belovenmaar dan beginnen wij één voor één zwaarder ketenen aan te leggen." „Papa's klerken hebben het zwaar te verantwoorden, als ze aardig zijn," zeide Lucia. „Ze moeten postzegels voor Greta en mij krijgen, als wij eens in het kantoor komen, en ons klein geld bezorgen, als wij onze zak boekjes verliezen, en ons naar eene restauratie geleiden om het lunch te gebruiken, wanneer wij in de bene denstad komen en papa niet op zijn kantoor is, en somtijds moeten zij ons van den trein halen, wanneer wij een eindje buiten de stad op visite geweest zijn en ons rijtuig eerst le gen den avond beschikbaar is." „Dan zal ik ernstig mijn best doen, om aardig te zijn," zeide Phil. „In de benedenstad is een winkel," zeide Greta, „waar papa heerlijk sui kergoed kan koopen, voor veel min der geld dan in Broadwaymaar hij vergeet het den halven tijd, zoodat somtijds een der klerken voor ons bestelt, dat ze het op papa's kantoor bezorgen, dal is, klerken die ver stand hebben van suikergoed," zeide Greta. „Mijne opleiding," zeide Phil, „is in dal opzicht niet zoo grondig ge weest, als 't geval zou geweest zijn, indien ik de noodzakelijkheid er van had kunnen voorzien; maar ik zal mijne studiën terstond hervatten." „Zijt gij een goed beoordeelaar van thee?" vroeg Lucia. „Mama is nog niet recht weêr op dreef, sedert een van papa's klerken naar Pensylvanië gegaan is, om opzichter in een piet molen te worden. De goede man placht uren in de magazijnen van de theehandelaars, dicht bij het kantoor, door te brengen, om de soort thee op te sporen, waarop mama ver zot is." „Neen, kinderen gij zult Phil niet met uwe nesterijen mogen plagen," zeide de heer des huizes. „Gij moet allen wel begrijpen, dat Phil niet al leen een lessenaar in mijn kantoor krijgt, maar dat hij ook een groot handelaar in land is, een kapita list, een soort van alleen hande laar, inderdaad, want hij is secreta ris en een der directeuren van de Maatschappij tot Exploitatie van Hayn- ton-Baai, die den uitsluitenden eigen dom heeft van een der mooiste stukjes van het strand der Atlantische kust." „Haynton-Baai!" zeide Lucia ver wonderd. „Wel, dat is de plaats, waar Hayn's hoeve ligt." „Ge zijt een snugger kind!" zei de haar vader, „en dat mooie hooge gedeelte van de hoeve, dat het ge zicht op de baai heeft, is het eigen dom der maatschappij. Ge zult uwe schoenen nooit weêr stuk loopen op de haverstoppels van dat hooge land want wanneer gij die plaats eens weerziet, zal ze bedekt wezen met mooie villa's, waarvan ge de mooiste waarschijnlijk eens in de couranten zult vermeld zien als de buitenplaats van den rijken koopman, Edgar Tram lay, vader van de bekoorlijke »Edgar! Edgar!" zeide mevrouw Tramlay. „En, zooals ik zeide," ging Tram lay voort, „van geen kooper zal de titel goed zijn zonder de naamteeke- ning en het officiëele zegel van den heer Philip Hayn. Wel ja, suikergoed en postzegels! Kijk, de lijd van zulk een man is wel een dollar de mi nuut waard." Dus was Phil rijk, bedacht Lucia snel. Zij gaf weinig om de zaken, en ze wist er nog minder vaneen for tuin op papier was, voor zooverre zij wist, even goed als elk ander; maar wat zij heel duidelijk begreep was, dal niemand, zelfs niet hare moeder, in 't vervolg meer van Phil zou kun nen spreken als van een armen man, zelfs niet als van een boer. Sommi ge jongelui, die voor goede partijen gehouden werden, waren maar secre tarissen of onder-secretarissen van 't een of ander; zij wist het, omdat zij hunne namen in aankondigingen van dividenden of andere adverten ties in couranten gezien had. Zij wou wel eens weten, hoe hare moeder dacht over de verandering in zijne vooruitzichten? Dit was zeker, me vrouw Tramlay was jegens den jon gen man beleefder dan ooit te voren, en na den eten nam zij zelfs Phil's arm om naar de gezelschapszaal te rug te keerendeze beweging betee- kende voor Phil niets, maar ze deed Lucia's hartje van blijdschap trillen. Toen Phil spoedig na het eten ver trok om zijn vader, op diens verzoek, te vergezellen naar eene bijeenkomst van het „Genootschap tot verbete ring van den geestelijken toestand van wilde stammen," duurde het maar even, of Lucia wenkte Greta met de oogen en ging daarna naar hare eigen kamer. Een oogenblik la ter stormde Greta binnen, sloot de deur en riep uit: „Lucia Tramlay! ik zou het nooit geloofd hebben, als ik het niet met mijne eigene oogen gezien had. Het idee, dat mama, met het bloed van een half dozijn oud-hollandsche en Mayflower familiën in hare aderen, den arm van een boer nam!" „En dat, terwijl zij niemands arm hoefde te nemen," voegde Lucia er bij, „daar het slechts een dood gewoon farailie-dinétje was." „Het was eenvoudig ongelooflijk," zeide Greta, „maar 't was een tee- ken, dat nu alles nog wel goed zal afloopen. Wel, wel, ik kan mij juist voorstellen, hoe uwe nieuwe visite kaartjes er zullen uilzien: Mevrouw Philip Hayn." „Greta, Greta," zeide Lucia snel en zacht, „wees toch wat stil. Ik weet immers niet eens, of hij mij wel lief heeft." „Dat komt, omdat gij aan tafel niet den heelen lijd zijn gezicht kondet zien, zooals ik. Buitendien, van avond zou een steenen beeld ver liefd op u worden: gij zaagt er uw leven lang niet zoo volkomen betoo- verend uit." Zoo, door al 't geen zij ge zien en gehoord had, was Lucia's hoofd vol aangename droomen, lang voordat ze het op het kussen vlijde. HOOFDSTUK XiX. Hoop en vrees. Door zijne vele werkzaamheden aan het kantoor van de Maatschap pij. tot Exploitatie van Haynton-Baai, verbonden met zijne ernstige begeer te, om achter de geheimnissen van den ijzerhandel te komen, vond Phi lip weinig tijd om in naargeestig ge peins te vervallen. Gelijk menig an der jonkman, die in eene zaak is, werd hij overtuigd, dat er buiten de kantooruren zeer veel rekenwerk kon gedaan wordenen dus sleet hij ve le avonden, en ook nu en dan een geheelen dag, in pogingen om de be langen van zijn patroon te bevorde ren en die van de Exploitatie-maat schappij, waarbij de heer Tramlay evenveel belang had als hij. Hij had meer dan genoeg werk om zijne gedachten bezig te houden, want zijn voorraad menschenkennis was in 't eerst geheel en al onevenredig aan de eischen, die hem in dal op zicht gesteld werden. Te Haynton kon men er veilig opaan, dat iemand met het voorkomen en de manieren van een fatsoenlijk man ten minste als een eerlijk man kon beschouwd wordenin New-York ondervond hij, dat sommige van zijne, op deze onder stelling gegronde plannen door Train- lay's meer ervaren hand geheel wer den omvergeworpen. De spoorweg ondernemers, die ijzer verlangden, dat ze gedeeltelijk betalen wilden door een aandeel in hunne wegen, leerde hij wantrouwen, als ze altijd netjes gekleed en met glacé hand schoenen aan op Tramlay's kantoor kwamenmaar hij zag zijn patroon dikwijls eene afspraak verzuimen, zelfs met zijne familie, om zijn ganschen tijd te wijden aan het een of ander onbeduidend, slecht gekleed manneke, zelfs wel aan den eenen of anderen boerschen man, die er uitzag, zoo als hij ook werkelijk was, als de se cretaris en penningmeester van een gezelschap andere boeren, die een korten weg tot hun eigen gerief ont worpen hadden. Zelden kon zulk een man veel contant geld betalen, maar des te grooter was de waarschijnlijke winst op het aandeel, dat Tramlay op den koop toe kreeg. Wordl vervolqd Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1891 | | pagina 6