FRISCH BLOED. SWe»s*5c*i!rS«SSS5W« -"■» rBtxmwg* Uit het Engehch van John Habberton, Schrijver van „Helen's Kleintjes", enz. 21) Eene aangename ontspanning van het werk aan zijne twee kantoren waren Phil's avondjes in het huis der Tramlay's, dat men hem zoo harte lijk had aangespoord, als zijn eigen te beschouwen, dat hij niet meer op rechlstreeksche uitnoodigingen wacht te. Ondanks zijne dringende werk zaamheden deed hij zijn best, om „aardig" te zijn, zooals Lucia de hoe danigheid genoemd had, die de ia milie Tramlay gelegenheid gaf van de diensten der klerken van den heer Tramlay te profiteeren. Hij maakte zich zijne lessen zoo goed ten nutte, dat hij altijd postzegels genoeg voor de brieven der meisjes in zijne zakken had, en altijd zorgde, dat doozen suikergoed van „dien winkel in de benedenstad" aan huis bezorgd wer den zonder dat ze eerst een dag of wat op den lessenaar van zijn pa troon rondslingerden. Wanneer Greta en Lucia van een kort bezoek bui ten de stad terugkwamen, was hij aan het station of aan den stijger om ze af te halen, zonder zich er aan te storen, ol misschien de een of an dere spoorwegkoning dan juist aan een hotel te spreken was, en het ver driet, van daarna terstond weg te moeten gaan werd altijd verzacht door de lieve betuigingen van leed wezen, die door geen volgend gesprek uit zijn oor konden gebannen worden. En toch, zooals hij zich in zijne enkele vrije oogenblikken moest be kennen, vorderde de zaak, die hem het naast aan 't hart lag, zeer wei nig. Het scheen Lucia altijd genoe gen te doen, als ze hem zag, en te spijten als hij wegging; maar was zij niet zoo jegens alle bloote ken nissen, wier gezelschap niet on aangenaam was? Zij bedacht nooit een voorwendsel, om zijn gesprek af te breken, al sprak hij ook over on derwerpen, waarvan zij klaarblijkelijk niets wist; maar was hij niet altijd gewoon geweest, dat men geduldig naar hem luisterde? Zij deed somtijds vragen, die boven haar smaak verheven schenen, gelijk de onderwerpen stel lig boven hare bevatting warenmaar kon niet eene gewone menschelijke begeerte naar kennis elk meisje aan sporen, om 't zelfde te doen Somtijds zeide hij met bitterheid tot zichzelf, dat een oppervlakkig toeschouwer zich wel verbeelden moest, dat van de twee dochters zijns patroons, Greta in plaats van hare zuster het voorwerp zijner genegenheid was. Greta wier gevoelens, manieren en sympathieën het bedwang misten, dat een paar jaar van verkeer in de wereld aan een op lettend meisje leeren, was zoo onge kunsteld en zoo ongedwongen harte lijk, alsof Phil het ideaal van een ou deren broeder, zoo geen minnaar was. Natuurlijk was Greta niet verliefd op hem want stak ze niet gedurig de loftrompet over Lucia Voor haar scheen de wereld alleen voor Lucia te leven en zich te bewegen en te bestaan. Phil had nog nooit zulk eene genegenheid tusschen zusters gezien, en ze scheen hem des te verwonder lijker toe, als hij zich de herhaalde woordentwisten herinnerde, die de beide meisjes zich, nog geen halfjaar geleden, op Hayn's hoeve veroorloofd hadden. Greta scheen hem wel als een ouderen broeder aangenomen te hebben, en het was voor hem eene aangename, zoowel als nieuwe gewaar wording, daar hij zelf geene zusters had, maar hij wenschte, o zoo dikwijls, dat dezelfde geest en toch ook alweer niet geheel dezelfde door Lucia mocht geopenbaard worden. Eene tweede verontrustende ge dachte had haren oorsprong in de herhaalde bezoeken van Marge aan de Tramlay's. Hij had bijna al te veel van Marge gehoord, eer hij hem zag, maar nu zag hij hem veel meer. Het scheen wel, alsof Phil de Tramlay's nooit kon bezoeken, zonder er Marge aan te treffen, of dat deze juist moest binnenkomen, wanneer er een aange naam tête-a-tête met Lucia op handen was. Dat Marge de hartelijkheid, waar mede Phil ontvangen werd, niet goed keurde, was, ondanks zijne onver schillige houding, duidelijk te zien en Phil voelde zich nog minder op zijn gemak, daar Marge hem vele be leefdheden bewees, en hem heel gul tusschen zijne sociëteits-kennissen bracht, Marge zeide hem, dat velen dezer heeren geld hadden en zich misschien wel zouden laten overha len, woonsteden van de Ilaynton baai- maatschappij te koopenmaar als dit zijn oogmerk was, waarom voer de hij de onderhandelingen dan niet zelf Dikwijls kwam Phil op het ver moeden, dat er booze oogmerken scholen in Marge's uitnoodigingen tot een kalm spelletje in de club, en in zijne vrij spotachtige antwoorden, op Phil's weigering, dal alle heeren nu en dan kaart speeldenen toch, de spellen, die hij wel eens zag, gin gen niet om groote sommen, en men zag daarbij niets van die opgewon denheid, die onervaren spelers roe keloos moet maken. Bijna even moeilijk te verklaren was de manier, waarop mevrouw Tramlay hem behandelde. Nu eens was ze voorkomend en zelfs harte lijk jegens Phil; dan weêr was zij teruggetrokken en op een afstand. Wat beleekende dal? Raadde ze zij ne plannen en keurde zij ze af? of kon het zijn, dat het haar verdroot, dal hij niet wat ijveriger zijn hof maakte? Kon hij onzichtbaar getuige geweest zijn van eenige der gesprek- ken, waarvan hij het onderwerp was, dan zou hij alles begrepen, ma3r weinig meer hoop gekregen hebben. „Edgar," zeide mevrouw Tramlay op een avond tegen haar man, „de jonge Hayn komt hier zoo dikwijls, dat zeker niemand anders Lucia met ernstige plannen zal durven naderen." „Nu, waarom zou dat ook vroeg haar man. „Is hij niet goed genoeg voor een schoonzoon „Ik ben zelfs niet zeker, of hij die plaats begeert." „Niet? Nu, dan vrees ik, dat ge spoedig aan een bril vervallen zijt, beste vrouw." „Scherts er niet mede, als 't u blieft; bet is eene ernstige zaak." „Ja," zuchtte de koopman, „een eerste bril „Ge weet heel goed, dat ik geen bril meen," zeide de dame wat onge duldig. „Dit is Lucia's tweede sei zoen al, en goede partijen zijn schaarsch. 'l Zou verkeerd jegens haar gehandeld zijn, als men altijd een man om haar heen liet zwerven, haar dikwijls met hem liet uitgaan „Met hare moeder er bij „Dat doet niets ter zake: daar wordt het in de oogen van anderen ernstiger om." „Wel, lieve, ik zie duidelijk genoeg, dat de jonge Hayn bepaalde plannen heeft; en ik weet even goed, dat die plannen volkomen in Lucia's smaak vallen." „Maar dan is de vraagmogen wij het zoo laten loopen „Waarom niet, als ze elkaar mo gen lijden?" „Omdat onze eerste dochter eene zoo goede partij moet doen, als maar mogelijk is en ik niet inzie, dal de vooruitzichten van den jongen man zoo heel schitterend zijn. Als het eens misloopt met die Exploitatie-maat schappij, dan is hij niets dan uw klerk, zonder zekerheid of verwach tingen." „Ik ben heel gerust over het geld, dat ik in die maatschappij gestoken heb," zeide de koopman, „en 't zal Phil even goed gaan als mij, daar hij precies evenveel aandeelen heeft. Als het eens geheel tegenloopt met die speculatie en hij en Lu nog van elk ander houden, dan kan ik hem tot mijn compagnon maken. Dat zou hem eene finantiëele positie geven. Er zijn veel jonge lieden van goede familie, die zulk eene gelegenheid met twee handen zouden aangrijpen, want het ijzer is r ijzende, en dat waarschijnlijk voor langen tijd." Mevrouw Tramlay schudde het hoofd, en antwoordde: „Ik had nooit gedacht, dat het voor ons noodig zou zijn, een jongen man voort te helpen, ten einde een man voor eene onzer dochters te krijgen." „Volkomen juist: maar dat moet gij ook niet denken; want ik verze ker u, dat hij ten volle verdient, wat wij hem dan zouden moeten geven. Ik merk, dat hij een zeer gunstigen indruk maakt op die soort menschen, die de ijzermagazijnen bezoeken, of met wie wij zaken doen. Hij heeft al twee of drie goede kleine bestel lingen gekregen, en is er nog ande re op 't spoor." „Maar hij is met dat al niet meer dan een klerk," hield mevrouw Tram lay vol. „Zeg het mij maar, dan maak ik hem morgen tot mijn compagnon," zeide Tramlay. „Wees niet overhaast," antwoord de de dame, eenigszins verschrikt. „Ge weet, hij is niet Lucia's eenige kans." Tramlay zag haar vragend aan zijne vrouw scheen verlegen, en wend de hare oogen af. „O! ge meent Marge? Wel, als Lu hem wezenlijk graag wou hebben, dan zou ik haar niet ongelukkig willen maken door neen te zeggen. Maar werkelijk vrouwlief," en de koop man sloeg zijn arm om zijne vrouw heen, „vindt gij toch ook eigenlijk niet, dat een man, die vóór het vier de eener eeuw een aanbidder van u was, wel wat oud is om de man van een levendig meisje te worden?" „Jonge vrouwen kunnen niet alleen van levendigheid leven," zeide me vrouw Tramlay. „De heer Marge is bemiddeld." „Niet zoo bijzonder, voor zoover men heeft kunnen ontdekken," viel de koopman haar in de rede. „En hij heeft eene maatschappe lijke positie, wat in New-York meer waard is dan iels anders," ging de vrouw voort. „Hij kent veel aanzien lijke lieden, die wij niet kennen, en als hij Lucia trouwde, zou Greta veel beter kansen krijgen. Wij zijn niet zooveel in gezelschappen verschenen als wij hadden moeten doen, en ik vrees, dat onze meisjes er voor zul len moeten boeten." „Kwel u niet met zoo'n vrees," zeide haar man, met meer ernst, dan hij gewoonlijk aan den dag legde. „Meisjes als de onze God zegen ze! zullen geen slechte huwelijken doen." Buitendien," zoo kwam mevrouw Tramlay nog eens weer op haar denk beeld terug, „mijnheer Marge ziet er niets oud uil; hij is er de man niet naar, om oudachtig te worden. Mij dunkt, hij ziet er geen dag ouder uit, dan hij vóór jaren al deed." „Gezegend zij uw sentimenteel hart!" zeide de koopman. „Vindt ge niet? Wel, gij hebt er eer van, dat gij er zoo over denkt, en mij maakt het in 't minst niet jaloersch." „Als de maatschappij slaagt," ging mevrouw Tramlay voort, „dan wint mijnheer Marge er evenveel bij als gij en de jonge Hayn, nietwaar?" „Zeker." „Dan zal hij er toch veel beter aan toe zijn dan die jonge man, op wien gij zoo verzot zijt?" „Ja, als hij ondertusscben geen gekke dingen doet, maar ik twijfel altijd aan de finantiëele degelijkheid van een man, die geen efifectenlijst kan voorbijloopen zonder er naar te kijken. Wallstreet bestaat alleen inet het doel, om het geld van zulke men schen te verzwelgen." „Mijnheer Marge is geen gek," zei de mevrouw Tramlay. „Hij is niet wijzer dan sommige grijsharige mannen, die hunne mil- lioenen in die straat hebben moeten laten, en daarna levenslang door hun ne kinderen onderhouden moesten worden." „De exploitatie-maatschappij heeft maar ongeveer veeitig morgen lands, meen ik van u gehoord te hebben „Precies veertig." „En tweeduizend per morgen is het hoogste, dat gij verwacht „Ja." „Dat zou dan tachtigduizend dol lars wordenvier op de tachtig gaat twintig keer, en „Had ik geweten, dat gij zulk een hoofd voor zaken hebt, dan zou ik u verzocht hebben eene huishoudster voor de kinderen te nemen, zoodat gij mij in het kantoor kondt helpen," zeide Tramlay. „Twintigduizend dollars zou heel weinig zijn om er in New-York en in onzen kring op te trouwen." „Twintigduizend, en een salaris, dat ik uit pure billijkheid weldra moet verhoogen; dan ook nog op den duur zijn aandeel in het goed zijns vaders. Dan heb ik u nog niet verteld, ge loof ik, dat de jonge man bij-de-hand genoeg geweest is, om voor te stel len, dat zijn vader het recht kocht om te beslissen, of de rij huizen ver lengd zal mogen worden er zijn daar in 't geheel eenige honderden morgen lands, die onder verschillen de boerderijen verdeeld zijn en de oude man heeft het zoo knapjes aangelegd, dat wij voor eene geringe som, het recht gekregen hebben om den verkoop van dat land te belet ten. Schuilt er nu geen echt koop manstalent in dat jonge hoofd?" „Dat schijnt zoo," gaf mevrouw Tramlay toe. Deze toestemming zou Phil veel ge noegen gedaan hebben, als hij ze had kunnen hooren; maar daar hij niets vernam, behalve door zijne afwisse lende hoop en vrees, moest hij wel in twijfel blijven. Zijne voornaamste hoop, buiten die welke hij grondde op Lucia's gewilligheid om hem al tijd te woord te staan, putte hij uit de manier waarop het hoofd des ge- zins hem behandelde. Tramlay was mededeelzaam, zooals wijze kooplie den gewoonlijk jegens hunne klerken zijn, hij was zelfs vertrouwelijk; hel was duidelijk, dat hij Phil onvoor waardelijk vertrouwde, want hij deel de den jongen klerk al zijne verwach tingen betreffende den handel mede, gal hem nauwkeurige inlichtingen be treffende ieder, die de jonge man om zaken moest opzoeken en droeg hem veel gewichtig werk op. Het scheen wel onmogelijk, de beteekenis van dit alles verkeerd te verstaanop zijn allerminst toonde het een hoogen graad van achtingen de achting van een mogelijken schoonvader was een niet te versmaden bondgenoot. Daar enboven verzocht Tramlay hem dik wijls, Lucia te vergezellen, als zij naar eene avondpartij ging en dit toonde nog eene veel hoogere soort van vertrouwen. (Wordt vervolgd). Gedrukt bij DE ERVEN DOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1891 | | pagina 6