FRISCH BLOED.
Uit het EngelscJi
van Joh» IIabberton,
Schrijver van „Helen's Kleintjes", enz.
27)
Mevrouw Tramlay bewaarde een ze
dig stilzwijgen, want, behalve hare
bewondering voor haar broeder, had
mevrouw Tramlay nooit eenig' punt
van aanraking met hare schoonzusters
kunnen vinden. Tiamlay verliet lang
zaam de kamer en ging naar zijne
club, terwijl hij onderweg bij zichzelf
zeide, dat er tijden zijn, dat een man
werkelijk behoefte heelt aan hel ge
zelschap van mannen.
Intusschen had Phil, wel voor den
twintigsien keer, een lang geheim on
derhoud met de opkoopers van het
ijzer voor den Lake and Gulfside spoor
weg, een onaangenamer en wanirou
wender paar lieden, dan hij ooit on
der de meest bekende brompotten van
Haynlon gevonden had. Was hij meer
ervaren geweest in den handel, dan
zou hij minder hoopvol geweest zijn
want, daar ieder, die wal in den ijzer
handel beleekende, wist, dal de Lake
and Gulfside eene bijna tweehonderd
mijlen lange lijn ontworpen had, en
dat er veertig a vijftig duizend ton
rails noodig zou zijn, trachtte ieder,
die wat in den ijzerhandel beteeken-
de, ten minste een gedeelte van de
bestelling te krijgen. Phil's voorslag,
dal Tramlay eens beproeven moest,
de leverancier van alles te worden,
had op den koopman ongeveer de
zelfde uitwerking gehad, als of een
kind hem zou hebben voorgesteld,
een huis te bouwen; maar, om den
moed van den jonkman niet neêr te
slaan, had hij er in toegestemd en
was zelfs zoover gegaan, dat hij voor-
loopige contracten gesloten had,
maar altijd slechts voor gedeelten van
de mogelijke bestelling, met men-
schen, die slechts op aanmoediging
wachtten, om hunne lang gesloten
molens te heropenen. Zonder dat de
koopman het wist, en gelukkig voor
Phil, was een der handelsagenten voor
de Lake and Gulfside jaren te voren
toevallig directeur geweest bij eene
maatschappij, die aan Tramlay eene
kleine bestelling gegund had, en, daar
hij zich de wijze, waarop die nage
komen was, met genoegen herinner
de, was hij van den beginne af gun
stig gestemd voor den nieuwen ver
tegenwoordiger van het huis. Maar
Tramlay, die dit niet wist, schreef
alles aan Phil's goed geluk toe, toen
de jonge man de whistkamer van de
club binnenstormde, Tramlay van een
tafeltje afriep, toen juist de kaarten
rondgedeeld waren, en in een heesch
gefluister uitriep
„Ik heb het!"
„Wat?" vroeg de koopman, niet
al te best met deze stoornis in zijn
schik. Phil keek zoo wild, dat zijn
patroon vervolgde: „Toch niet de
pokken, hoop ik? Wat is er? Kunt
ge niet spreken?"
„Mij dunkt, dat kunt gij wel we
len," zeide de jonge man, eenigszins
beleedigd.
„Toch niet Lake and Gulfside
„Ja, ja," zeide Phil, terwijl hij zijn
hoed afnam en dien juist zóó hield,
als hij zich herinnerde, een overwin
naar zijn hoed te hebben zien hou
den op eene gekleurde prent van:
„Generaal Scolt zijne intrede houden
de in de stad Mexico."
„Hoera riep de koopman, terwijl
hij zijne kaarten op den grond wierp.
Daar deze beweging een toornig ver
zet van den kant der medespelers ten
gevolge had, raapte Tramlay de kaar
ten op, gaf ze haastig aan een der
toekijkende heeren, met de woorden
„Speel, als 't u belieft, mijne partij.
Heeren, excuseert mijeene plotselin
ge en gewichtige zaak," greep zijn
hoed, en drong Phil naar de straal,
met den uitroep:
„Weet ge zeker, dat het geen mis
verstand is? Het is haast te mooi, om
waar te kunnen zijn!"
„Dit kan toch wel geen misver
stand zijn," antwoordde Phil, terwijl
hij een brief uit zijn zak haalde. De
koopman spoedde zich naar de naas-
ste straatlantaarn, keek naar de ge
schreven bestelling en zeide:
„Mijn jongen, uw fortuin is ge
maakt. Weel ge wel recht, welk een
kapitalen slag gij geslagen hebt?"
„Ik hoop van ja," zeide Phil.
„Wal wilt gij, dat ik voor u doen
zal? Noem uwe voorwaarden of
cijfers."
Phil zweeg, om de zeer goede re
den, dat hij niet wist hoe te zeggen,
wal hij op het hart had.
„Als ik mijne firma eens veran
derde in Tramlay Hayn en u als
compagnon nam?"
Nog zweeg Phil.
„Wel," zeide de koopman, „ik dacht,
dat dit een mooi aanbod was; maar,
slaat het u niet aan, spreek dan en
zeg, wat gij wilt."
„Mijnheer Tramlay," zeide de jon
ge man, terwijl hij zijn best deed, om
kalm te spreken, maar daarin droe
vig faalde, „men zegt, dal een buiten
man nooit genoegen neemt met een
handel, of hij moet wat op den koop
toe krijgen.
„Heel goed. Wal zal hel zijn?"
„Millioenen, alles; dat is, ik won,
dat gij mij uwe dochter er bij gaafl."
De koopman lachte en schudde het
hoofd. Phil ontstelde, en voelde, hoe
de moed hem ontzonk.
„Ik zie niet in, hoe ik dal doen
kan," zeide Tramlay, „want, zoo mij
ne oogen mij niet bedriegen, hebt gij,
haar reeds."
„Goddankriep Phil, uit den grond
des harten, uit.
„Dat zeg ik ook," antwoordde de
koopman.
HOOFDSTUK XXV.
Nogmaals 0. W.
Daar eene der schaduwzijden van
het fortuin (ten minste naat hel zeg
gen der fortuinlijken) beslaat uit den
kwaadaardigen nijd van hen, die geen
fortuin konden maken, is het wel niet
te verwonderen, dat er zoo zachtjes
aan in Wall street eenige geruchten
begonnen te loopen, dat 0. W.
niet zoo heel, ja, in 't geheel niet
soliede was en dat er niet ééne
reden was, waarom de koers ervan
zoo hoog stond, terwijl beter geld
beleggingen beneden pari stonden.
Het bestuur, bijgestaan door de ge-
heele kliek van 0. W., beantwoord
de al die praatjes met een smadelijk
gelach, en toen dit niet voldoende
bleek te zijn, vermeerderden zij groo-
telijks den drukken omzet en hielden
den prijs staande door het zeer ge
bruikelijke, eenvoudige, maar algemeen
welslagende middel, van elkander de
aandeelen af te koopen door vele en
verschillende effectenmakelaars. De par
tij der beschuldigers herstelde zich
binnen een dag of twee, en keerde
tot den aanval terug met een geheel
nieuw stel leugens, benevens een paar
toevallige waarheden; maar de kliek
van 0. W. was zelve ook vrij leu
genachtig en maakte tegelijkertijd eene
reeks verhalen klaar, zoovol van nieu
we mijnontginningen op de lijn van
den spoorweg, en van nieuwe blijken
van de schranderheid van hun direc
teur, dat de kritiek weer voor een
wijl moest zwijgen.
Mdar beren moeten leven, zoowel
als slieren, en hoe langer ze honger
lijden, des te harder zullen ze om
hunne prooi vechten: dus werd Wall-
street weldra aangenaam bezig ge
houden door een versch stel geruch
ten. Dezen keer handelden ze voor
namelijk over den beweerden slechten
toestand van het rollend materieel in
het Westen, en over twijfelingen aan
gaande de mijnen, die er ontdekt zou
den zijn. Aan de markt werd in her
innering gebracht, dat vele andere
spoorwegmaatschappijen allerlei schit
terende ontdekkingen bekend gemaakt
hadden, waarvan men de verwezen
lijking nooit had aanschouwd, en dat
sommige van die wegen in handen
geweest waren van dezelfde menschen,
die nu 0. W. schenen te besturen.
Toen verloor de directie van 0. W
haar geduld en beschuldigde de be
ren van opzettelijke leugen. Hierin
lag niets ongewoons op eene plaats,
waar niemand verondersteld wordt de
waarheid te spreken, wanneer hij met
liegen iets winnen kan. Toen 0. W.
echter uitnoodigingen zond aan de
voornaamste aandeelhouders, tot een
opzettelijk reisje langs den weg, met
voldoende gelegenheid, tot een gron
dig onderzoek, toen gromden de be
ren norsch en begonnen elders naar
voedsel uil te zien.
Dit onderzoekingstochtje was een
triomftocht in de oogen van Marge,
die bij dezen voor 't eerst optrad
als een onderzoekend geldbelegger.
Er waren in den trein mannen, tot
wie Marge eertijds nauwelijks de oogen
had durven opslaan in Wall streel,
maar thans behandelden ze hem als
huns gelijke, niet slechts in 't maat
schappelijke, maar ook in 't finanti-
eele. llij zag zijn eigen naam in nieuws
bladen van steden, waar zijn gezel
schap doorreisde; zijn naam had wel
eens vroeger gedrukt geslaan, maar
alleen op de lijsten van de gasten op
partijen, of als ceremoniemeester of
bruidsjonker bij eene bruiloft, niet
als kapitalist. Het was ook streelend,
zich te zien voorstellen aan eenige
voorzitters van banken in het Westen,
die zich bij het gezelschap voegden,
en dan genoemd te worden als een
der hoofd-aandeelhouders van 0. W.
Hij zag nu ook een grooter gedeelte
van zijn land dan ooit te voren, en
zijne oogen en zijn vernult waren
vlug genoeg, om hem ijverig belang
te doen stellen in een paar nieuwe
ondernemingen, die voorgesteld wer
den door eenige der directeuren van
de 0. W., die van de partij waren.
Dit zou zijne vermeerdering van 0. en
W. aandeelen wel wat tegenhouden,
maar het verschil zou ten laatste toch
te zijnen gunste zijn. 't Was al jaren
lang zijn lievelingsdenkbeeld geweest,
de eene of andere groote onderneming
mede te beginnen; hij had er even
onveimoeid naar verlangd, als naar
eene rijke vrouw; nu stond zijn
wensch dan eindelijk vervuld te wor
den, de rijke vrouw zou gemakkelijk
genoeg te vinden zijn, als hijzelf maar
eens rijk geworden was. Hoe weinig
hij er ook aan gewend was, op zulk
een hotsend bed te slapen, zijne droo
men in den slaapwagon waren roos
kleuriger, dan hij er ooit gekend had
sints het haar op zijn hoofd dun was
beginnen te worden.
Maar, tegen den tijd, dat het reis
gezelschap door de ramen van den
wagon naar de beren van het Rots
gebergte begon uil te kijken, begon
nen de beren van Wall Street eene
verderfelijke werkzaamheid te ont
wikkelen. Zij vielen allen 0. en W.
aan met een geheel nieuw stel ver
halen, die niet snel genoeg tegenge
sproken werden, om het tonds geen
kwaad te doen; want eenige der ijve
rigste directeuren van deO. W. kliek
waren meer dan duizend mijlen ver
weg. Men zond ijlings boodschappen
naar het Westen, om nieuwe, gun
stige berichten, maar het gansche
reisgezelschap had, juist eenige uren
vioeger, rijtuigen genomen voor een
driedaagsch uitstapje, ten einde eeni
ge der rijke mijnontginningen te gaan
bezoeken, waarheen 0. W. beloofd
had, eene lijn te leggen. Daar er geen
antwoord kwam, begon 0. W. te
vervallen; zoodra het bepaalde tee
kenen van zwakte toonde, en geen
vrienden genoeg scheen te hebben,
om het te steunen, besprongen de
beren het in massa en deden zij hun
best, om er het leven uit te krabben.
Eene kortstondige verademing werd
het geschonken, door den bijstand
van eenige aandeelhouders in andere
fondsen, die vreesden, dat hunne eigen
bezittingen van den weeromstuit zou
den gedrukt worden; maar zoodra
het duidelijk werd, dat 0. W. er
alleen onder te lijden zou hebben,
verwisselden al de stieren in de geld
markt hunne horens voor bereklau-
wen, en hielpen een handje om den
neergevelden reus, die geene vrien
den had, te vernietigen.
Het reisgezelschap keerde welge
moed van de mijnen terugzelfs de
president van de maatschappij ver
klaarde, dat hij niet gedacht had, dat
de bezitting zoo rijk was. Hij voor
spelde, en riep alle aanwezigen tot
getuigen zijner woorden, dat de tij
ding, die hij naar tiet Oosten zou
zenden, 0. W ten minste tien cij
fers in tien dagen zou opdrijven. Mar
ge's hart danste in zijn binnenste
gebeurde dat, wal de president voor
spelde, dan zou zijn eigen verwacht
millioen bij het begin van den slap
pen tijd er bijna twee bedragen. Hij
glimlachte medelijdend, toen Lucia's
gelaat hem voor den geest kwam:
hoe vreemd, dat hij er ooit ernstig
aan gedacht had, dat poppetje tot
zijne vrouw te maken, en blijde te
zijn met de huwelijksgift, die de ijzer
handel haar vader veroorloven zou,
haar te schenken. De rijtuigen hiel
den in een mijndorp, twintig mij
len van het station, stil voor het
middageten. De president vroeg den
houder van het kleine hotel:
„Is hier een telegraafkantoor?"
„Er is een telefoon in den winkel,
aan de overzijde der straat," zeide
de eigenaar. „Die loopt naar hel ban
kiershuis te Big Stony."
»Big Stony?" herhaalde de presi
dent. „Wel, wij hebben wel eens za
ken gedaan met die bank. Komt,
heeren, laat ons de straat oversteken
en eens hooren, hoe men op ons
troetelkind past."
Velen van het gezelschap gingen
meê, en onder hen was ook Marge.
De president „schelde" de kleine bank
op, en galmde:
„Vandaag ook beursnoleeringen van
New-York gekregen
„Ja", antwoordde eene flauwe, ver
verwijderde stem.
»Hoe staat de effectenmarkl
„Redelijk, naar omstandigheden."
„Hoe hoog staat 0. W.
„Ier," was het eenige geluid, dat
de president kon opmaken uil het nu
volgende geraas.
„Hm!" zeide hij, „wat kan dat be-
leekenen Ier moet vier zijn
honderd en vier. Nog rijzende, zoo
als gij ziet; hoewel ik niet begrijp,
1 waarom het zoo plotseling omhoog
kan zijn gegaan. Heidaar," hervatte
hij, zich weder naar hel mondstuk
wendende, „wilt ge mij die cijfers
nog eens weer zeggen, en wal min
der luid? Ik kan ze niet uitmaken."
Weder kwam de boodschap, maar
zij scheen onvoldoende te blijven,
want de president keek verwonderd,
en fronste toen het voorhoofd; toen
riep hij terug
„Er rnoet een misverstand zijn;
gij hebt niet goed gehoordik zeide
0. W. Oosler en Wester. Een
oogenblik. Mijnheer Marge, wilt gij
zoo goed zijn, mijne plaats in te
nemen? Mijn gehoor is niet al te
scherp."
Marge zette den roeper aan zijn
oor en riep:
„In orde; ga voort." Na twee of
drie seconden liet hij den roeper
vallen, werd bleek, en zag er uil,
alsof hij zoo zou neerstorten.
Wordt vervolgd).
Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.