PREDI Eers Ned. Vereen van l No. 99. FRISCH BLOED. 14 Doet Uwe op Zondag, geheel onnoo van anderen op Z01NDAC Nederd Uit het Engelsch van John Habberton, Schrijver van „Helen's Kleintjes", enz. 30) Toen dachl Marge in allen ernst aan zelfmoord. Hij had nog slechts een paar duizend dollars; hoe kon hij met zulk eene kleine som, in iets speculeeren en buitendien zelf leven Hij kon dié som iets vergrooten, door paarden en rijtuig te verkoopen, maar zulke dingen gingen altijd beneden de waarde weg; daarenboven zou er eene geduchte rekening te betalen zijn voor het onderhoud van de die ren, gedurende de twee a drie maan den dat hij niet te New-York geweest was. Toch beviel de gedachte aan zelf- moord hem niet bij nadere kennis making. Zoolang er leven was, was er hoop. Waarom zou hij niet naar New-York terugkeeren, alles braveeren en, zoo goed hij kon, op nieuw be ginnen? Er waren veel meer menschen, die hun hoogmoed onder den voet getreden hadden, en, hoewel hij dal met een verbazend grooten hoogmoed te doen had, wou hij toch niet ge- looven, dat dit hem veel meer pijn zou kosten, dan hij nu al leed. Dit plan werd tol een vast besluit, toen hij eens in Boston toevallig een New-Yorker ontmoette, dien hij een weinig kende. Na een oogenblikje pratens merkte de man, die maanden lang uit de stad was geweest, op: „Zijt ge nog niet getrouwd?" „Neen," zeide Marge met een spij- tigen glimlach. „Ik meende gehoord te hebben, dat gij met Miss Tramlay geëngageerd waart; en daar wilde ik u mee feli- citeeren. Een reiziger voor eene ijzer zaak, dien ik kort geleden ontmoette, zeide mij, dat Tramlay hard rijker werd. „Ik dacht," zeide Marge, met een zweem van belangstelling, „dat Miss Tramlay met den jongen Hayn zou trouwen." „Wat! met dien boerschen klerk van haar vader?" zeide de man, met hel uit onwetendheid voortspruitende vertrouwen. „Gekheid! wel, 'lis im mers nog maar kort geleden, dat ik iemand om de verliefdheid van den jongen man hoorde lachen. O neen, nu zij rijk zijn, zullen zij wenschen hunne dochter aan iemand van eene goede maatschappelijke pozitie uit te huweljjkenik heb dal werkeljjk van iemand gehoord. De moeder is op dal punt nog al eergierig, weel ge." Marge nam spoedig afscheid van hem, slak eene zware sigaar op, en ging alleen wandelen, om eens rustig en goed na te denken. Misschien viel er partij te trekken van de mededee ling van dien man. Uil hetgeen hij van Mevrouw Tramlay wist en hij zeide bij zich zelf, dat niemand die dame beter kende dan hij zou hel hem niet verwonderen, zoo een welbekend man van de wereld nu zeer welkom zou zijn als echtgenoot voor Lucia, al was hij ook zoo arm als een kerkrot. En Lucia zelve had zij niet altijd verlangd naar groo- lere en hoogere kringen, dan waar in zij zich nu bewoog? Eer zijn sigaar opgerookt was, had Marge een plaatskaartje naar New- York genomen, vastbesloten, om een stouten greep naar het fortuin te doen, daar waar hij voelde, dat hij ééne trouwe vriendin had, om hem te helpen. Zijne verbeelding en zijn trots liepen saam, om hem wat op te vroolijken; hij zou weer bij de Tramlay's verschijnen, de stemming daar voorzichtig polsen, en, als de leekenen bemoedigend waren, zou hij terstond met zijn huwelijksvoor- stel voor den dag komen, na eerst mevrouw Tramlay in zijn vertrouwen genomen te hebben. Hij had nu genoeg verloren met te aarzelennu zou hij eene geheel nieuwe lakliek aannemen, en er was geen aangenamer manier om te be ginnen, dan door Lucia ten huwelijk te vragen. Zooals hij reeds vroeger lot zichzelf gezegd had, zij was een heel mooi meisje, en ten volle berekend om, met de leiding die bij haar zou geven, een goed gebruik te maken van hare voordeelen. Na New-York legen het vallen van den avond bereikt te hebben, kleedde hij zich aanstonds uiterst zorgvuldig en begaf zich naar het huis der Tram lay's. Het zou hem niet moeilijk val len, zijne lange afwezigheid bij de dames Ie verklaren; misschien hadden ze van zijne ramp met 0. W. ge hoord, maar dan kon hij haar vertel len, dat hij na dien lijd voor eene groote som betrokken was geweest in eene rijke zilvermijn. In die bewering zou geen onwaarheid zijn; was hij niet zóó erg er in betrokken geweest, dat hij geen wenk in de oogen ge had had gedurende de week, dat hel eigendomsrecht op de mijn van Brighlhope vervloekt zij dat rotsige gatl voor 't eerst in twijfel ge trokken werd? Daarenboven, vrouwen mochten graag praten, en even zeker was het, dat zij, onder het vertellen, den omvang van een verhaal niet zou den verminderenzeer waarschijnlijk dus zou zijn verhaal, door mevrouw Tramlay en Lucia herhaald, de uit- wei king hebben, dat hij hersteld werd in de achting van de velen, die iemand alleen naar zijn geld schatten. Toen hij het huis binnentrad, werd hij ter stond gerustgesteld, dal zijne opera ties niet zouden worden verschoven door de aankondiging „niet thuis," want door de open deur hoorde hij achter in de huiskamer welbekende stemmen, en hij zag verscheidene hooiden over eene tafel gebogen. Geen van deze scheen aan een vreemde te behooren: dus trad hij binnen met de vrijheid, waartoe eene lange ken nismaking hem het recht gaf. De ge- heele groep zal met den rug naar hem toe, zoodat zijne tegenwoordigheid niet werd opgemerkt: daarenboven schenen Lucia en Greta in eene leven dige wooi den wisseling gewikkeld te zijn. „Ik vind u waarlijk gemeen," hoorde hij Greta zeggen. Toen kwam Lucia's antwoord: „Neen, dat ben ik niet. Ben ik wel, mama?" „Neen," zeide mevrouw Tramlay, terwijl Marge dicht genoeg bij haar kwam, om te zien, dat zij naar den platten grond van een huis keken, die op de tafel uitgespreid lag. „Ik heb er mijn hart op gezel, om die kamer geheel voor mij te krijgen," zeide Greta. „De jonge dame van de familie heelt altijd de eerste keus, na hare ouders." „Niet, als men voor eene bruid te zorgen heeft," antwoordde mevrouw Tramlay. „Goed gezien, mama. Daar, Greta," zeide Lucia; „die kamer is voor Phil en mij." „Ilier," zeide Tramlay, die met een groot vel papier in de' hand uit de bibliotheek kwam, „is het bestek van Hé, Marge! bewaar me! wanneer zijt gij teruggekomen, oude jongen „Mijnheer Marge 1" riepen de drie dames in koor uit, terwijl ze haastig opstonden. „Wat! pas binnengekomen?" vroeg Tramlay. „En natuurlijk was hier zoo'n gebabbel, daar er drie vrouwen bij elkaar waren, dat niemand een woord kon hooren." Blijkbaar stemden de dames niet in met het hoold des gezins, want me vrouw Tramlay zag den bezoeker me delijdend aan, en Lucia sloeg blozende de oogen neder. Maar Greta liet zich niet uit het veld slaan; hare oogen dansten, terwijl zij uitriep: „Juist intijds om de bestekken te zien van de villa, die wij te Haynton- baai krijgen. Kijk I Dit is de vloer der voornaamste kamerzij ziet naar dien kant, op het water uit; en men heett mij juist uit de liefste kamer van allen weggeknikkerd: die is ter zijde gezet, als aan bruid en bruidegom gewijd. Alsof die malle schepsels er wat om zouden geven, waar ze naar keken, behalve naar elkander!" „Het zal een der fraaiste huizen aan de kust zijn," zeide Tramlay, „al zal uw onderdanige dienaar er de ei genaar van zijn. Zeg, ouwe jongen, ge hebt behoefte aan New-Yorksche lucht: gij ziet er niet zoo goed uit, als gewoonlijk." „Eene lange dagreis, anders niet," zeide Marge, met een flauwen glimlach, die heel onwillig scheen, om te komen. Mevrouw Tramlay schelde om een bediende, en fluisterde: „Een glas wijn voor mijnheer Marge." „Haynton-baai gaat hard vooruit," merkte Tramlay op. „Hebt ge er bin nen kort eenige bijzonderheden van vernomen?" „Volstrekt geene," antwoordde Mar ge op slependen toon, „ik heb het zóó druk gehad, dat Dank u, me vrouw Tramlay," zeide hij, met eene buiging en een blik aan üaar adres, toen de wijn verscheen. „We komen prachtig vooruit," zeide Tramlay. „Het begint er naar te lij ken, alsof, ondanks al het extra land, waarop de oude Hayn ons de keur kocht, er nog niet genoeg bouwter reinen zullen zijn, om aan de aan vraag te voldoen." Deze tijding en de wijn beide waren noodig wekten den moed van Marge zóó op, dat hij niet langer voor eene bezwijming vreesde. Hij raapte eindelijk zooveel kracht bijeen, om te zeggen „Dan is het juist tijd voor mij om uit te koopen?" „Uitkoopen?" herhaalde Tramlay „'t Is juist tijd om er in te blijven. Ik zou nergens iets weten, dat een redelijk gedeelte maakt van de winst, die er in onze kleine compagnie Ie behalen valt, als men de geringheid van de som in aanmerking neemt. Ik geloof ook, dat wij wel dubbel zooveel zouden maken, als er iemand was, die de koopers goed genoeg kende, om passende koopprijzen te vragen. Wij hebben maar steeds tegen vaste prij zen vei kocht, zonder te vragen, wat sommige menschen misschien wel zou den willen besteden; de prijzen van zulke bezittingen zijn als 't ware denkbeeldig, ziet ge, want zij die ze willen hebben, koopen ze ten allen prijze. Maar wij hebben niemand, om er goed voor te zorgenPhil's tijd is zoo geheel bezet „Dat komt van viel Greta hem in de rede, terwijl zij hare zuster in den arm kneep. „Greta!" zeide mevrouw Tramlay streng. „Hij heeft het zoo druk her vatte Tramlay. „Omdat hij papa's com agnon is," zeide Greta. „Hebt gij de nieuwe firma „Tramlay en Hayn" al gezien? Lu gaal eiken dag in ons rijtuig naar de benedenstad, en ik geloof niet, dat het ergens anders om is, dan om naar die firma te kijken 0, mama, wat doel ge mij pijn." „Wel," zeide Tramlay, „als ik eens even een volzin mag ten einde bren gen, wou ik zeggen, dat als gij daags een paar uur over hadt, gij een best ding voor de compagnie zoowel als voor uzell zoudl kunnen doen, door een oogje op deze bezittingen te hou den. Er is zooveel in, dat ik half en half van plan geweest ben, er zelf heen te gaan, en Phil voor de ijzer zaak te laten zorgendaar is „Ja, want Phil kan het best doen," zeide Greta. „Gij hebt zeker van zijne Lake and Gulfside bestelling gehoord iedereen zeide, dat hel de grootste „Greta," zeide mevrouw Tramlay met onverholen toorn, „ga terstond naar uwe kamer. Dan zal uw vader zonder stoornis kunnen spreken." „Dank u, lieve," zeide Tramlay. „Zooals ik zeide, niemand beter dan gij kan die bezitting tweemaal meer doen opbrengen, daar gij alle New- Yorkers zoo goed kent; ten minste, als gij lust hebt, er wat om te denken.' „Dank u voor dal idee," zeide Marge. „Ik zal er over denken. Op't oogen- blik zal ik, dunkt mij, maar afscheid nemen en wat gaan rusten. Ik kwam maar even inkijken, om u mijn res pect te betuigen." „Lu," riep Greta van de bovenste trede der trap, terwijl Marge zijne lichte overjas in de vestibule aantrok, „laat den heer Marge niet weggaan, eer gij hem dat aardige vrijershoekje in het bestek van den gevel hebt ge toond." „Mevrouw Tramlay ging haastig naar de vestibule en drukte Marge de hand: hij keek een oogenblik voor zich neer, fluisterde: „Dank u," en vertrok. HOOFDSTUK XXVIII. En de fortuin lachte hem weêr toe. „Wel, Annemie," zeide pachter Hayn op een morgen dat de maand Mei zoover gevorderd was, dat de pachters hunne jassen vergelen, behalve des Zondags, „het zal wel lijken, of wij weer kostgangers hebben, wanneer wij zooveel stedelingen in huis hebben, vindt ge niet?" „Niet heelemaal zoo erg," meende juffrouw Hayn, terwijl ze zorgvuldig een strijkijzer bewoog over eene der mutsen, die zij voor plechtige gelegen heden bewaarde. „Alleen mijnheer en mevrouw Tramlay en de beide meisjes." „Wel, gij moet niet vergeten, dat Phil nu ook een stedeling is, en O wee! ik geloof zeker, dat ik u nog niet gezegd heb, dat Miss Dinon dat mooie meisje, over wie ik u sprak, en aan wie een groot deel van hel kapitaal der compagnie toekomt, nu, Phil schreef, dat zij denkelijk ook zal komen. Zij en hare moeder willen een bouwterrein voor zich uitkiezen, voor dat het te laat is, en er geen keus meer is." „Och, och, ik kan het nog niet be grijpen," zeide juffrouw Hayn, terwijl zij met zorg de kanten rondom de muts plooide. «Hel schijnt wel een droom. Hier heb je mij, die soms ziek van verlangen geweest ben om van deze hoeve weg te komen en naar de stad te gaan, en daar is een heel gezelschap stedelingen, die hunne pa leizen in New-York gaan verlaten en hier komen wonen op kleine stukken van onze hoeve en die van anderen langs het strand. Ik zeg u, ik begrijp er niets meer van." „Wel," zeide de pachter, terwijl hij eenige stukjes haverkaf van zijne hemdsmouw plukte, „het is niet altijd gemakkelijk, om de stedelingen op het eerste gezicht te kennen. Daar is nu die Marge. Toen ik hem voor 't eerst te New-York zag, zou ik niet gedacht hebben, dat hij met buitenwerk zout op zijn brood had kunnen verdienen. En zie hem nu eens! die wegen door de bezitting der compagnie zouden niet half zoo ver zijn, als hij hier niet gekomen was, om het werk wat aan te zetten. Wel, eenige van die kerels, die het werk doen, hebben jarenlang nu en dan voor mij op de hoeve ge werkt, en ik meende, dat ik wel wist, hoe er zooveel mogelijk uit te halen maar 't mocht wat, hij springt veei beter met hen om." Wordt vervolgd). T E L E P H O li ABON Per drie maa n n Afzonderlijke Advert Het Besl Gro Voorm. 10 ure, Nam. 2 ure, He Avonds 6 ure Dinsdag 's av. 8 van de Chris „Hallelujah." van Lennep. Niei Yoorm. 10 ure, Ja Voorm. 10 ure, Wtensdag 's avou Baken 'Voor Voorm. 10 ure, Waal Voorm. 10 ure, la Société Cen Christelijk G {Ged Voorm. 10 ure, Woensdag 's avou {Kleit Voorm. 10 ure, Donderdag 's av Lnthe Voorm. 10 ure, 's Avonds 6V» Kerk derVeree Voorm. 10 ure, *s Avonds 6 ure Remonst Voorm. 10 ure, Kerk der Voorm. 10 ure, Donderdag 's av Chr. He waar,se Maandag 's av. 8 Lokaal in Dinsdag 's av. 8 Lokaal „YV Ged. Oude Grc Donderdag 's av. 1 B( Voorm. 10 ure, Evang. I Voorm. 10 ure, Doops Voorm. 10 ure, Blo Voorm. 10 ure, Voorm. 10 ure, Woensdag 's Avo Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1891 | | pagina 6