FRISCH BLOED. Uit liet Engelsch van John Habberion, Schrijver van „Helen's Kleintjes", enz. 31) „Ja, men zegt, dat hij een baas is in het opzicht houden," stemde juf- lrouw Hayn toe, „en dat dit voor een deel daarvan komt, dal hij zelf flink aanpakt, in plaats van, zooals de mees te stedelingen, er ledig bij te staan." „Aanpakt? Wel, hij werkt, alsof hij er bij opgebracht was, wat hij zeker niet is. Gij kunt niet zien, hoe grap pig het is, omdat gij hem nooit in New-York gezien hebt. Kijk, als gij hem daar hadt kunnen zien, zoudt gij gedacht hebben, dat een deurpost, met twee pinnen er onder, evenveel gang had kunnen hebben, als hij. Ik houd nu wezenlijk van hem. Meer dan eens heb ik hem doen weten, dat het mij aangenaam zou zijn, als hij het loge ment in het dorp verliet om bij ons te komen, maar hij scheen er geen zin aan te hebben." „Ja, dal is zeker al heel vreemd zeide juffrouw Hayn, met een grappi- gen blik, die haar echtgenoot ver wonderd deed opkijken. „O," zeide de oude man, na eenig nadenken. „Gij wordt erg oud en kortzichtig, Ruben," zeide juffrouw Hayn; en de pachter veranderde haastig het onder werp van het gesprek. Een paar dagen later kwam het gezelschap uit de stad, en groot was de opgewondenheid in het dorp. De vrouw van Sol Mantring, die vernomen had, wal er verwacht werd, en dage lijks onder een ol ander voorwendsel even Daar Hayn's hoeve liep, zoodat zij er juist altijd aankwam vóór den tijd van aankomst van den stadstrein, ontving het verdiende loon voor haar ijver, en vóór zonsondergang van den dag, waarop het gezelschap kwam, wist iedereen in het dorp, dat, toen Lucia bij de deur der hoeve uit het rijtuig stapte, juffrouw Hayn haar in hare armen opving en bijna dood drukte. Ook wist iedereen, dat het ge zelschap maar vier-en-twintig uur zou blijven. De kortheid van den tijd, waarover zij te beschikken hadden, was waar schijnlijk de reden, waarom Phil en Lucia verdwenen, bijna onmiddellijk na den maaltijd, die kort op hunne aankomst volgde. Zij gingen naar den leliën-vijver er waren nog geene leliën op hel water, maar het paar lette daar niet op; zij konden ze zien, juist waar ze behoorden te wezen juist, waar ze tien maanden vroeger geweest wa ren. Zij gingen weêr in de oude kano van bei kenbastze was niet zoo schoon, als ze wel had moeten zijn voor Lucia's kostbaar reisgewaad, want de kleine jongens van de familie Hayn hadden er niet zoo goed voor gezorgd, als Phil gedaan zou hebben, maar Phil maakte een kussen van bladeren, die Lucia langzaam tot eene legerstede uitspreidde, terwijl zij, half liggende, zich de tooneelen voor den geest haal de, die haar boersche gids en roeier haar den vorigen zomer getoond had. Phil vond de uitdrukking van haar gelaat engelachtig, terwijl zij droome- rig rondkeek; maar, keerde zij hare oogen naar hem heen, zooals dikwijls gebeurde, dan zeide hij bij zichzelf, dat er zelfs trappen van engelachtige uitdrukking waren. Zij reden zelfs in den ouden strand wagen de oceaan was nog zoo koud als in den winter; er was dus geen sprake van badenmaar Phil was er op gesteld, zijn meisje te herinneren aan elke verandering, die er in hun ne wederzijdsche verhouding en in hemzelf had plaats gevondenen Lu cia begreep hem. „Het is erg slecht van die twee, dal zij alleen wegloopen, en ons niet helpen pret maken, klaagde Greta legen Agnes Dinon, toen deze terug keerde van eene wandeling met mijn heer en Mevrouw Tramlay, gedurende welke zij een geschikt bouwterrein had uitgekozen. „Laat ons eens flink gaan loopen. Ik ken eiken voetbreed in den omtrek. Ziet gij die groep dwergceders ginds aan de kust, met den hemel lot achtergrond? Ze zijn allerliefstik heb al vaak geprobeerd, en eene schets van te maken. Ga meê en bezie ze eens." Het paar stapte weg. Toen zij de groep naderden, zagen zij, dat een weg daariegenover gedeeltelijk reeds uitgegraven was; en, nadeibij geko men, bespeurden ze een man, bezig een terras, dal van het strand naai den weg liep, met zoden te beleggen. „Dat gaal niet goed," zeide een an der man, die er naar stond te kijken. „Die zode moet steviger gelegd wor den, anders zal ze Lij den eersten den besten regen weggespoeld worden. Ik zal u wijzen, hoe gij het doen moet. Kijk, zoo." „Agnes Dinon 1" riep Greta uit, op een toon, alsof er eene muis, of ten minste eene adder, in de naaste buurt was. „Hoort gij die stem ziet gij dien man Weel gij, wie dat is? Dat is de elegante mijnheer Marge." Miss Dinon toonde zich verbaasd, maar zij fluisterde snel: „Ssstt! Ja, ik wist dat hij hier was, om de belangen der compagnie te be hartigen. Hij is een der directeuren, zooals gij weet." „Ja, dat weet ik; maar zie zijn hoed en zijne kleêren eens en zijne bruine handen. Neen, maar, dat is om je dood te lachen! 0, had ik nu potlooden en papier, of, nog beter, een lolografeertoestelDe meisjes thuis zullen mij niet gelooven, als ik het haar vertel: ze zullen het te gek vinden." „Waarom zoudt gij hel haar ver tellen?" vroeg Agnes, met afgewend gelaat. „Is het niet zeer eervol voor een man, op zijne eigen zaken te pas sen en het hem opgedragen werk te doen, vooral wanneer eene zoo kost bare bezitting als deze zijne aandacht vraagt „Ja, ja, beste oude schat; maar „Ssstt!" fluisterde Agnes; want juist op dat oogenblik beklom Marge de helling' en kwam hij op korten alstand vóór haar te voorschijn, ter wijl hij den man achterom toeriep „Steek de volgende zode hier; dit gras schijnt zwaarder te zijn." Plotseling zag hij de dames en her kende ze. Het was te laat om weg te loopen, zooals hij zeker gedaan zou hebben, als hg bijtijds gewaar schuwd was, maar hij had de tegen woordigheid van geest, om zijn werk man toe te roepen: „Neen, '1 is toch zoo niet. Steek ze maar weêr op de oude plaats." „Goeden morgen, mijnheer Marge," zeide Miss Dinon, met een gullen glim lach en' eene uitgestoken hand. Marge nam zijn hoed af, boog, en antwoordde „'t Is soms het aangenaamst, de hand van den werkman slechts in ge dachten te schudden. Toch verzeker 'ik u, dat ik uwe begroeting op prijs stel." „Onthoud mij dan de eer niet," zeide Miss Dinon. „Het is bepaald een genoegen, een man iets mannelijks te zien doen. 't Is mijn ongeluk, ziet ge, dat ik de mannen alleen in de stad zie, en niets doende." Zij hield hare hand nog steeds uit gestrekt, dus nam Marge ze aan, ter wijl hij zijn hoed opnieuw afnam. Greta keerde zich omde toestand was voor haar zóó komiek, dat zij voelde te moeten lachen, en zij wist bij ervaring, dat haar lachen, als het eenmaal op gewekt was, somtijds onbedwingbaar was. „Mijnheer Tramlay zegt, dat gij won deren hebt teweeggebracht, sinds gij hier geweest zijt," zeide Miss Dinon, toen de heer Marge hare hand losliet „en, daar de oude heer Hayn zijn zegsman is, twijfel ik er niet aan." „Ik geloof ook wel, dat ik den dank der compagnie verdien," antwoordde Marge, „hoewel ik zelf niet weel, hoe ik sommige deelen van het werk zoo gauw geleerd heb. Ik denk ook, dat ik u door eene eerlijke bekentenis ver bazen kanik wou in allen ernst, dal iels dergelijks zich vóór jaren reeds had opgedaan; ik ben thans veel ge lukkiger, dan toen ik mijne hersens afpijnde over de koersen in Wall-Slreet. Ik vind dit werk veel eervoller en ook mannelijker. Gij hebt volle vrijheid, om dit tegen al onze wederzijdsche vrienden in de stad te zeggenik weet zeker, dat ze het kluchtig zullen vin den, en hun gelach zal mij in 't minst niet ergeren." „Zij zouden niet lachen," zeide Mis Dinon, „als ze een tijdlang deze over heerlijke lucht konden inademen, en voorzien, hoeveel goud deze grond be looft op te brengen, tenzij de schijn mocht bedriegen." Op een kwarliermijl afstands reed de oude strandwagen de grazige hel ling achter de lange uitgestrektheid zand langzaam op, en Phil hield daar, als van ouds, stil, om het paard even te laten uitblazen na zijn zwaren trek aan de diep wegzinkende raderen. „Hoe schilderachtig lijkt dat! die twee menschen op gindschen heuvel, naast dat groene boschje!" zeide Lu cia. „Hél die dame is Agnes, daar is Greta, die ver, rechtsaf, lentebloemp jes plukt, en de man, met wien Agnes staat te praten, is een gewoon arbeider. Wal is zij eene prachtige vrouw! Zij kan zoo geëmancipeerd doen, als zij verkiest, toch zal niemand haar verkeerd beoordeelen. Stel u eens voor, als eene andere jonge dame uit onzen kling eens op een heuvel, bui ten, met den een of anderen boer ging staan praten I" „Boer?" herhaalde Phil, met eene geheele gamma van slembuigingen. „Weet ge, wie die boer is? Ik her kende hem op 't eerste gezicht; hij was in het dorp, toen wij er door reden, maar ik vond het niet aardig, de aandacht op hem te vestigen." „Wie is het dan Toe zeg het mij." „Mijnheer Marge." „Maar, Philip Hayn I" riep Lucia uit. „Keer den wagen om, anders lijkt het net, of wij naar hen staan te kijken." „Standvastigheid, uw naam is niet vrouw," zeide Phil nadat hij aan haar verzoek voldaan had, want Lucia kniel de op de achterste bank van den wa gen en keek door de kleine opening in hel vale oude gordijntje. „Niet om onaangename herinne ringen op te wekken," zeide Marge, nadat hij en Miss Dinon, als gemeen schappelijke aandeelhouders, wat over de bezitting gepraat hadden, „maar alleen om uwe aandacht te bepalen bij de ironie van het lot vind ik het grappig, den dag van heden naast een zekeren dag, jaren geleden, te stellen, en het contrast er tusschen op te merken. Lach er om, bid ik u, want ik vraag er uwe aandacht voor alleen om de belachelijke zijde van het geval. Heden bewijst gij mij de eer die ik nooit vergeten zal mij uwe hand aan te bieden, hoe wel geen vreemdeling mij van een mijner werklieden had kunnen onder scheiden. Toen, terwijl ik in een an deren zin oin uw hand vroeg, en de vermetelheid had, mijzelf die waardig te keuren, toen weigerdel gij ze mij." Miss Dinon lachte niet, zij wendde haar gelaat naar de zee af, en zeide: „Toen waart gij niet, die gij heden zijt." „Dank u. Maar was ik die eens ge weest Weer keek Miss Dinon naar de zee, en ze zeide: „Misschien had ik u dan hooger geschat." „En vandaag," zeide Marge, terwijl hij de dame bedeesd bij de vinger toppen aanraakte, „neen, niet vandaag, maar over eenigen tijd zou het voor mij dan onmogelijk wezen, die eer lijk te verdienen?" „Wie anders dan gij kan dat we ten P" zeide Agnes zacht. „Phil," bracht Lucia met moeite uit, van de achterbank van den ouden strandwagen, hij kust hare hand!" „Nu," zeide Phil, „wat zou dat?" Lucia keek hem deftig aan, en.ant- woordde „Gij zijt toch wel de laatste, die dat hoeft te vragen 1" „Wel, 't is maar eene ouderwetsche manier van begroeting ot afscheid nemen," zeide Phil. „Gij hebt hel zelf gezegd: weet ge 't niet meer?" Tot antwoor i keek Lucia zoo uit dagend onder hare wimpers uit, dat Phil over de bank slapte en hare oogen eenige oogenblikken onder zij ne knevels verborg. HOOFDSTUK XXIX. En zij trouwden. Gelijk mevrouw Tramlay hierboven reeds opmerkte, was Juni al zoo laat in het seisoen als fatsoenlijk kon heeten voor eene bruiloft. Dank zij echter eene groole toevoeging van het onverwachte in de plannen van alle betrokken personen, behoefde Lucia's huwelijk niet tot na Juni uitgesteld te worden. Alle gasten zeiden, dat het een der mooiste huwelijken was, die men in dit seizoen had bijgewoond, en dat te meer, daar bruid en brui degom werkelijk een zeer knap en flink paar uitmaakten, eene gebeur tenis,, die even zeldzaam is in de stad als buiten. De eenige klachten, die men hoorde, kwamen uit Haynlon en omstreken. De vrienden en kennissen van de familie Hayn hielden vele gezellige bijeenkomsten en noemden het schan delijk, dat, wanneer er zooveel geld bij eene bruiloft verspild moest wor den, het alles vermorst werd aan New-Yorkers, die zooveel van zulke zegeningen genoten, dat zij ze niet meer wisten op prijs te stellen, in plaats van hel te Haynton uit te ge ven, waar het paar vroeger of later zou komen te wonen; want had Phil geen bouwterrein voor eene villa voor zich uitgekozen, op den grond van zijn eigen vader Er kwamen te Hayn ton geene invitatie-kaartjes, maar Phil's dominé ging op eene afzonderlijke uitnoodiging stilletjes naar de stad, om bij de inzegening tegenwoordig te zijn, en Hayns hoeve zond natuur lijk eene groote delegatie, en het hoofd des gezins zorgde er voor, dat geen der mannelijke familieleden de kleederen van hel snit van SaraTweege langer droeg dan noodig was, om eene volslagen verandering te ondergaan in een te goeder faam slaand kleê- renmagazijn. Wat Juffrouw Hayn be treft, hare aanstaande schoondochter vond tijd genoeg om bij voorbaat kinderlijke plichten te vervullen, en de oude vrouw schepte zooveel be hagen in die verandering, dat zij na dien tijd werkelijk haast eene mode pop werd. Wordt vervolgd). Gedrnkt by DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1891 | | pagina 6