ZONNIGE HERFSTDAGEN.
ROMAN
van William D. Howells.
9)
VI.
Het was reeds zoolang geleden, dat
Colville het laatst had gedanst, dat
mevrouw Bovven's aanbod, om haar
naar het bal van Madame Uccelli te
vergezellen, door hem(eerst als niet
ernstig gemeend was beschouwd. Iets
later echter had hij zich daardoor weer
gevleid gevoeld: want er lag in opge
sloten, dat men hem nog jong genoeg
vond oin te dansen, zoo hij daarin
lust kreeg, al had hij zich tot iels der
gelijks in het minst niet verbonden.
Verder streelde hem de gedachte, in
de Florentijnsche kringen als een oud
vriend van mevrouw Bowen gezien
en ontvangen te worden, temeer nu
hij ontdekt had, dat zij onder de in
Florence verblijfhoudende vreemdelin
gen zekeren toon aangaf.
Mevrouw Bowen behoorde tot de
zeer weinige Amerikaansche dames,
die zelfs bij de volbloed Italiaansche
(amiliën genoodigd werden. Natuurlijk
vroeg men haar niet op het Groote Bal
van de Prinses Slrazzi, waarop slechts
de Florentijnsche adel in de middel-
eeuwsche pracht en de echte cos
tumes der voorvaderen verscheen
daar kwam alleen eene schatrijke Ame
rikaansche bankiersfamilie; en dat
werd dan ook als eene groote onder
scheiding beschouwd, waarvan men
eerbiedig fluisterend gewaagdedoch
al wat slechts iets minder voornaam
was, viel binnen mevrouw Bowens
bereik.
Het deed Colville goed, te zien, dat
enkele geographische onderscheidin
gen, die in zijn eigen land slechts
schoorvoetend werden uitgewischt, in
Florence reeds geheel waren verdwe
nen. Bij zijn vorig verblijf aldaar had
den bewoners van onbeduidende plaat
sen in het Oostelijk deel der Veree-
nigde Staten op de schoone Lina Rid-
gely en hare vriendin alleen reeds
neergezien, omdat zij afkomstig wa
ren van beWesten een zekere denk
beeldige lijn. Hemzelven had hel, in
de verschillende Amerikaansche bad
plaatsen, die hij in zijne zornervacancie
bezocht, meermalen moeite gekost,
zich, ofschoon voor het oogenblik te
Des Vaches, Indiana, verblijfhoudend,
voor een geboren Rhode-Islander te
doen waardeeren; doch in Florence
beschouwde men allen gelijk. Hij trof
bij mevrouw Bowen menschen aan
zoowel uit Denver, Chicago, St. Louis,
als uit Boston, New-York en Baltimo
re, die met elkaar omgingen, alsof
zij denzelfden trap van beschaving had
den bereikt. Of mevrouw Bowen's af
komst, even als de wording der Etru-
rische sleden, in den mist der grijze
oudheid zich verloor, dan wel of zij
de fout harer geboorte voldoende uit
gewischt had door een later verblijf in
de nationale hoofdstad of in New-York,
onder hare Oostelijke kennissen werd
dit niet langer uitgemeten. Er was een
tijd geweest, waarin juffrouw Graham,
alleen omdat zij uit Buffalo kwam,
groote kans zou hebben geloopen, in
een adem genoemd te worden met
het stuk vee, waaraan hare geboorte
stad den naam verschuldigd was; doch
thans maakte dat niets uit, of lie
ver, thans werd haar dit eer als een
voordeel aangerekend. De Engelschen
spraken op denzelfden, vaak eerbie
digen, toon over Buffalo als over Phi
ladelphia; en aan eene familie, die in
Boston te huis behoorde, durfde dit
maal Colville eenvoudig weg verkla
ren, dal hij uit Des Vaches kwam,
zonder er iets tot zijne verontschul
diging bij te voegen. Had hij in dat
opzicht lust tot „smokkelen" gevoeld,
wellicht zou hij zich aan mevrouw
Bowen's stad, in Ohio, hebben toege
schreven.
Den volgenden avond, toen het tijd
voor de partij van Madame Uccelli
geworden was, kwam zij hem, met
juffrouw Graham, afhalen.
„Het geeft me een gevoel van be
scherming en vertroeteling," zei Col
ville, terwijl hij bij haar in het van
heerlijke geuren vervulde, donkere rij
tuig, en uiterst voorzichtig op de voor
bank plaats nam, met diep ontzag
voor de lichtzijden japonnen en wol
len sorties, die het grootste gedeelte
van de ruimte besloegen; „om zoo
door de dames gebracht te worden I"
Beiden lachten zenuwachtig vroolijk,
toen zij in het half duister, zijne hand
gevonden en een zacht drukje gege
ven hadden. „Was dit nu in Vespu-
cius ook uwe gewone wijze van doen,
mevrouw Bowen?"
„0, neen, stellig niet!" antwoordde
zij„wanneer de jongelui er achter wa
ren gekomen, dat ik uitging, kwamen
ze mij met een huurkoets halenmaar
in den regel, zoo het weer tenminste
gunstig bleef, wandelden wij terug."
„Zoo is het ook nog altijd in Des
Vaches de goede oude gewoonte. Al
leen in een hoogst bijzonder geval,
en dan moet het nog wel een schrik
keljaar zijn, komen de dames voor ons.
Hoe gaat men bij u naar een bal in
Buffalo, juffrouw Graham? Of neen,
ik herroep die onbedachtzame vraag."
Onder het voortrijden viel nu en dan
het schijnsel eener straatlantaarn de
raampjes van het rijtuig binnen, en
gleed vluchtig over de gezichten der
beide dames, en ineens weer weg.
„Neen, dat is mij eene te zware be
proeving! Mag ik bij den naasten hoek
niet eens op laten houden, om te zien
hoe schitterend gij beiden er uitziet
Mogelijk verkeer ik hier in het grootste
gevaar van de wereld; en mag mij
daarom het recht niet onthouden zijn,
dit in zijn vollen omvang te kennen."
„Dat zou u toch niets geven," riep
het jonge meisje vroolijk uil. „We heb
ben ons genoeg toegestopt, om vol
komen onkenbaar te zijn. Oefen slechts
geduld, mijnheer, tot we bij madame
Ucceli uit de kleedkamer op zijn prach
tigst te voorschijn gekomen zullen
zijn."
„Dan kon het wel eens te laat biij-
ken," verklaarde hij bezorgd. „Is hel
nog heel ver?"
„Ja," zei mevrouw Bowen. „Het is
bespottelijk ver. Geheel en al buiten
de Roraeinsche poort. Hoe kunnen
de menschen op zoo'n afstand gaan
wonen 1"
„Misschien wel om de vrienden, die
gij daar brengt, des te langer van uw
gezelschap te laten genieten, mevrouw
Bowen."
„0 ja, dat wil ik daarlaten. Maar
uwe redeneering is niet juist."
„Neen," zei Colville; „men kan niet
tegelijk zuiver redeneeren en compli
menteus zijn. Dat is te veel van den
raensch gevergd. Wat heerlijke bloe
men brengt gij mede!" Ieder van de
dames hield een ruiker in de hand,
waarmede zij tegelijk den waaier, een
punt van hare sortie en den rand harer
sleep moest vasthouden.
„0," zei mevrouw Bowen; het was
toch zoo lief van u, ons die te zenden 1"
„Maar, die bloemen heb ik u niet
gestuurd," zei Colville, die er onschul
dig inliep.
„Niet?" riep mevrouw Bowen ze
gevierend uit. „Ik dacht, dat de heeren
altijd aan de dames, waarmede zij naar
een bal gaan, een bouquet zonden.
Althans in Columbus1) was dat zoo
het gebruik."
„En in Buffalo ook," voegde juf
frouw Graham er bij.
„Ach, in Des Vaches helaas niet,"
zei Colville zuchtend.
Zij plaagden hem nu nog duchtig
met die ruikers, en hadden een pret
van belang. Er werd braai gelachen,
waarbij mevrouw Bowen om het hardst
mededeed.
1 j Columbus, de hoofdstad vau Ohio.
Haar rijtuig was een van de wei
nige eigen equipages die tot vóór ma
dame Uccelli's deur opredende meeste
gasten waren zelfs niet in eene re
mise verschenen, doch, volgens de
eenvoudige mode van Florence, met
de kleine vettura's gekomen, die nu
eene lange file maakten aan den over
kant der straat. De paarden daarvan
lieten vermoeid den kop hangen en
gunden de stramme knieën eene wel
verdiende rust, door in den slaap de
voorpoolen zoover mogelijk gestrekt te
houden. De koetsiers stonden, in hun
ne lange dikke jassen gehuld, aan
weerszijden van den ingang, om de
genoodigden te zien binnentreden. Ze
legden de beminnelijke, onbaatzuchtige
belangstelling aan den dag, die de Ita
lianen in de genoegens van anderen
kunnen hebben. Aan den helderen
hemel fonkelden myriaden van ster
ren terwijl in den hoek der aangren
zende villa-tuin de donkere pluimen
van eenige cypressen daarvan een ge
deelte bedekten.
„Is dat niet echt Florentijnsch?"
vroeg mevrouw Bowen terwijl zij de
hand, haar door Colville bij het uit
stappen geboden, een vertrouwelijk
drukje gaf. Een jeugdig vuur door
tintelde zijn harten zijne gedachten
waren weer bij hel vroegere Florence,
terwijl de portier der villa den koet
sier berichtte, dat tegen drie uur de
rijtuigen weer vóór werden verwacht.
Zijl gij in Des Yaches wel ooit
zoo laat opgebleven?" vroeg juffrouw
Graham ondeugend.
„0 ja; ik was uitgever van een
morgenblad," antwoordde hij, echter
zonder nu juist met de strekking ha
rer vraag bijzonder ingenomen te
zijn.
Zoodra hij aan haar voorgesteld
was, nam madame Uccelli hem op de
minzaamste wijze in hare bescherming.
In Amerika geboren en aldaar met
een Italiaan getrouwd, had zij dezen
naar zijn vaderland gevolgd en be
woonde nu reeds lang als weduwe
deze, haar eigen, villa. Haar karakter
was Amerikaansch genoeg gebleven,
doch zij had daarbij in den ruimslen
zin de Italiaansche manieren en ge
bruiken aangenomenzonder juist de
taal door en door machtig te zijn,
sprak zij die vloeiend, doch met een
tongval, die hare afkomst uit Phila
delphia verried. Bij haar aan huis kon
men de grootste verscheidenheid van
natiën vinden; zelve in Italiaansche
kringen zeer gezien, bezochten haar
ook zeer vele ItalianenEngelsch spre
kende Russen kwamen er in overvloed
tal van echte Engelschen, Duitschers,
Noren,Protestantsche Ieren, Katholieke
en andere Amerikanen waren er in
soorten vertegenwoordigd. Ofschoon
eigen landgenooten haar wel eens be
schuldigden, „uil"sluitend te zijn, trof
men werkelijk bij haar, hetzij wat
vroeger, hetzij later, juist zonder
uitzondering een ieder aan. Wel werd
soms gemompeld, dat zij tot het ge
loof van haren echtgenoot was be
keerd, maar niemand wist met zeker
heid te zeggen, tot welke Kerk zij
behoorde.
Het bal had pas een aanvang ge
nomen, en de dochter van madame
Uccelli, die zoowel het Engelsch als
het Italiaansch vrij wal beter dan hare
moeder verstond, kwam de nieuw aan-
gekomenen begroeten, trachtte te ver
geefs mevrouw Bowen over te halen,
zich een danser te laten voorstellen,
en nam daarop slechts juffrouw Gra
ham met zich mede.
Mevrouw Bowen had zich vriende
lijk verontschuldigd en aan Fanny Uc
celli gevraagd, hoe ze zoo vergeten
kon zijn, dat tij niet meer danste?
Colvilles buiging had de jonge dame t
slechts vluchtig beantwoord; zij was,
daar hare tegenwoordigheid bij hel
op dreef brengen van den dans ver-
eischt werd, weer spoedig naar hare
plichten teruggekeerd, zonder aange
boden te hebben, hem met een paar
der danslievende dames in kennis te
brengen. Dit ziende, sloeg hare moe
der hem voor, in de naaste zaal een
kop thee te gaan drinken, en vond
eene dame, die hij derwaarts kon ge
leiden. Deze, eene vrouw van middel
baren leeftijd, die blijkbaar toezien
wilde op hare aan den dans deelne
mende dochters, nam hem weer spoe
dig met zich naar de danszaal terug.
Bij de sofa staande, waarop zij had
plaats genomen, werd hij door ma
dame Uccelli gevonden en aan eene
andere moeder van dochters gepre
senteerd. Later voegde hij zich bij een
groepje, bestaande uit den vader van
een der danseressen en den niet dan
senden echtgenoot eener aan den dans
deelnemende jonge vrouw. Hun ge
sprek had de gewone onbeduidend
heid.
Eindelijk ging ook deze vader naar
hel dansen van zijne dochter zien, en
daar de echtgenoot niet dezelfde be
langstelling in de handelingen zijner
vrouw aan den dag legde, ging Col
ville met eerstgenoemde mede, ten
einde, op zijne beurt, juffrouw Gra
ham eens van nabij te kunnen gade
slaan. Zij zag er schitterend uit en
danste op de maat, alsof die door haar
eigen polsslag werd aangegevenhaar
gelaat stond opgetogenhaar volle
aandacht was in het spel, terwjjl in
hare oogen, fonkelende als laag aan
den hemel staande sterren, geen glim
lach, doch een innig genot te lezen
stond. Na eerst bewonderd te hebben,
hoe geheel zij opging, hoe volkomen
zij zich overgaf aan den dans, deed
dit hem op den duur toch pijnlijk
aan. Nog onder dien indruk verkee-
rende, werd hij door Imogene opge
merkt, en eens hartelijk toegeknikt.
„Uwe dochter?" vroeg de papa,
die naast hem stond. „Dat is de mijne,
die, daarginds, in het rood."
Colville antwoordde niet en keek
ter nauwernood naar de jonge dame
in het rood. De dans was juist gedaan
de fragmenten, die tot het laatste
oogenblik nog kaleidoscopisch geschit
terd hadden, kwamen tot rust, ver
spreidden zichde mishandelde piano
was verstomd.
De olficier, met wien Imogene ge
danst had, geleidde haar naar mevr ouw
Bowen terug, en verliet haar onder
de geijkte buiging, waarbij zijn hoofd
op de borst kwam te hangen, alsof
hij zijn nek den scherprechter bood.
Sans fa$ons stak zij hare hand in
den arm van Colville, die op dat
oogenblik naast mevrouw Bowen
stond. „Kom, neem u mij mede, om
wat te gaan gebruiken!"
In de zaal, waar een souper stond
aangerecht, verslond zij met echt kin
derlijke graagte eerst salade en toen
ijs. Er was juist nog al gedrang, en
van uil haar hoekje had zij lachend
aangezien, hoeveel moeite het Colville
kostte, een en ander voor haar te be
machtigen. Nog pas had zij de helft
van haar ijs verorberd, toen van verre
de piano reeds weêr klonk. „0, daar
beginnen ze! De Lancier!" riep zij,
hem het bordje terruggevende. An
dermaal van zijn arm gebruik maken
de, trok zij hem bijna met zich voort.
„Moet u niet dansen klonk het van
hare zjjde, op wel eenigszins spot-
tenden toon.
„Ik wil graag, mits ik met u dan
sen mag."
„0, dat kan nu niet! Ik heb mijn
kaart al zóó vol." En toen zij een
jongen Engelschman naar haar zag
zoeken, liet zij Colville staan. De jeug
dige Brit kende in zijne danswoede
geen mededongenvoor hem was zijn
partner slechts een voorwendsel om
daarmede in het rond te kunnen sprin
gen hij legde voor iedereen, die bij
zoo'n gewichtig iets eene fout kon
maken, voor ieder, die minder correct
of minder consciencieus danste dan
hij, de diepste minachting aan den
dag. Wordt vervolgd).
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlems