ZONNIGE HERFSTDAGEN. ROMAN rail William D. Howells. 24) .Maar, hel verschil is toch niet bijs ter groot. Hoe dan ook: eene zeer dwaas-uitziende vertooning maken we onder eiken vorm." Na zich van een nieuw kopje thee te hebben voorzien, keerde hij bij haar weder, doch met de blijkbare bedoe ling, haar nu zooveel mogelijk aan het woord te laten. Met een soort van boosaardig genoegen volgde hij haar streven daartoe, als eigenoefeningen voor het gezellig verkeer. Nog kostte dit haar inspanning, nog ging het haar hortend en slootend afmaar metter tijd, en na eenige langere toepassing, zou dit haar toch tot eene vrouw van de wereld vormen, en wat er dan nog aan hare welbespraaktheid ontbreken mocht, zou voor een staaltje van ka- iakter door kunnen gaan. Het was hem gelukt, de ijslaag te verbreken, waarmede zij hem ontvangen had, en nu liet hij haar de gebroken stukken, naar haar beste weten, voor de nieu we stemming ineen passen. Hij stond nu slechts nog by haar, als iemand, die reeds lang achtereen eene dame heeft bezig gehouden, doch bereid is, haar gezelschap aan een ander af te staan. Maar geen ander kwam opdagen, ofschoon hij, toen zijn blik eens over het gezelschap ging, bespeurde, hoe dit opeens met een acht- of tiental jongelieden vermeei derd was, uit wier gelaatstrekken een frissche, ongewone vroolijkheid straalde, terwijl ook hunne kleeding van die der meeste andere heeren verschilde. ,0, daar zijn de Inglehartersl" riep lmogene in eene opwelling van blijd schap uit. Ook bij het overige gezelschap was dadelijk meer belangstelling ontwaakt, toen deze jonge kunstenaarsbenl, na zich even op haar gemak te hebben gesteld, in kleine groepen rond de schil derijen kwam staan, waarover nu vrij hard op, hetzij lof, hetzij kleine aan merkingen in een vermakelijke schil ders-vaktaal werden vernomen. Bij het zien hunner schrandere jon ge gezichten, by het hooren hunner vroolijke stemmen, kon Golville nau welijks een gevoel van spijt, een ge voel van naijver onderdrukken. lmogene bleef hunne bewegingen met de warmste belangstelling volgen. ,0," riep zij zuchtend uit, „zoudt gij ook niet gaarne zulk een artist wil len zijn?" „Zeer gaarne!" „Maar och, hoe kon ik zoo verge ten, dat gij zelf lot de bouwkunste naars behoort?" „Hel zou beter zijn „behoord hebt" te zeggen, bestond er tusschen ons niet zooveel verschil van gevoelen omtrent mijn volmaakt verleden tijd." Hier volgde bijna eene uitbarsting. „Ik wist niet, dat mijn gevoelen nog iets telde sedert ik voor u slechts een voorwerp tot tijdverdrijf ben." En verschrikt van de beteekenis harer eigen woorden, keek zij hem in de oogen. „Hebt gij dan getracht, mij den tijd hier te helpen verdrijven?" vroeg hij. „Ochneen Ik ik dacht „Zoo," zei Golville scherp, „dan be doelt gij zeker te zeggen, dat ik mij met u amuseerde, dat gij mij tot tijdpasseering diendetP" Uit zijn ge zegde bleek nu maar al te wel, dat hij hare bedoeling geraden had. Angstig keek zij hem aan, zonder iets in te kunnen brengen. „Heeft iemand u dat ingegeven?" vervolgde hij, door boos vermoeden gekweld. „Neen, niemand," begon lmogene. Gejaagd, op eene afleiding hopende, keek zij om zich heen. Waar zy ston den waren ze vrij wel alleende an dere bezoekers bevonden zich meeren- deels in de aangrenzende zaal. „Och neen ik bedoelde niet ik wilde niets dergelyks „Maar gij hebt toch iets gezegd iets, dat mij van u zeer verwondert, dat my pijnlijk treft. Gaarne zou ik willen weten, of gy dit zelve bedacht hebt." „Ik weet niet ja. Dat is, niet O, was mevrouw Fleming Ze keek nu, alsof nog slechts een woord van hem haar geheel de macht tot zelfbeheersching zou benemen. „Mag ik u naar mevrouw Fleming geleiden?" vroeg Golville, op ijskou- den, trolschen toon, haar vóórgaande in de richting, waar steeds nog het lipje van mevrouw Flemings hoed werd gezien. Hier nam hij dadelijk afscheid, en na haastig voor den gast heer zijne buiging te hebben gemaakt, snelde hij, aan de meest uiteenloo- pende gewaarwordingen ten prooi, naar buiten. Dal Had het jonge meisje niet zelve bedacht; dat kon slechts door eene andere vrouw zijn verzon nen het bleek voldoende uit de dui delijkheid van den zin en de over drijving, die daaruit sprak. Hij wist genoeg, hoe de vrouwen, in kleinig heden soms ondoorgrondelijk, waar het ernstige zaken geldt, eene ver wonderlijke oprechtheid weten aan den dag te leggen, en zich dan vaak niet ontzien, iets, dat werkelijk slechts grijs is, zwart te noemen, om allen mogelijken twijfel weg te nemen aan de aanwezigheid van het zwart in de eerstbedoelde gemengde kleur. Met moeite weerhield hij zich, ineens naar Palazzo Pin li te gaan. Inplaats daarvan zocht hij zyn ho tel op, at daar, somber gestemd, zijn middagmaal, en ging, na een uur vol bittere overdenkingen in zijn kamer te hebben doorgebracht, opnieuw uit, om den avond in een theater zoek te brengen. Het stuk, een kluchtspel, dat men daar gal, had de strekking, voor het oogenblik althans, de eerlijkste en ernstigste bedoelingen in een ver achtelijk daglicht voor te stellen:het was een soort van inblazing van den booze. Golville lachte, onder den in vloed daarvan, om den ernst, waar mede hij, in zijne eerste verontwaar diging, dadelijk een zelfonderzoek was gaan instellen. Hij lachte, op zijne ka mer teruggekomen, zelfs om de ver ontwaardiging, waaraan hij eerst toe gegeven had; tot eindelijk de slaap hem overviel in het dwaze plan, om voortaan slechts het platte en alle- daagsche in zichzelven als het eenige echte en blijvende te beschouwen. Hij sliep tot laat in den mor gen, en toen Paolo zyn ontbijt bin nenbracht, lag op hel servet een brief, die, volgens zijne opgaaf, een uur ge leden door den portier ontvangen was. Een zachte, liefelijke geur van violet uit het couvert mengde zich met den wasem van warme koffie en gekookte melk, terwijl Golville, na een blik op de hem onbekende hand, waarmede het adres geschreven was, het zegel verbrak. „Waarde heer Golville, Ik weet niet, hoe gij mijn schrijven aan u j zult opvatten, doch wellicht kunt gy niet slechter over mij denken, I dan gy reeds doeten alles zet ik op het spel, om van het diep el lendige gevoel bevrijd te worden, waaronder ik lijd. Ik kon den ge- heelen nacht geen rust vinden. Ik haat er myzelven om, dat ik u dit vertel, doch hoop, dat gij u daar door een goed begrip van mijne stemming zult kunnen vormen. Al les ter wereld zou ik willen geven, om de woorden Ie kunnen terug nemen, die gij zegt, dat u zoo pijn lijk troffen. Het was geheel buiten mijne bedoeling, u te grieven. Ik alleen ben voor het gezegde aan sprakelijk; nooit heelt iemand te gen mij een woord geuit, dat in de verte zelfs maar onvriendelijk voor u bedoeld kon zijn. Hoe gy er ook over denken raoogt, ik schaam mij niet, u dit te schrijven, en teeken voluit met mijn naam, Imogene Graham. Golville, die gewoonlyk met smaak zijn ontbijt kon nuttigen, liet echter ditmaal heel lang de koffie onaange roerd. In dit briefje kwamen ver scheidene zinsneden voor, die hem diep troffen de kinderlijke eenvoud en oprechtheid, die moed, waarvan die handeling getuigde, zelfs het on- gekuischte in den stijl. Hoe hy daar over later mocht oordeelen, zyn eer ste indruk was gemaakt. Eerbiedigde hjj al hare bedoeling, trots zijne ei genaardige levensbeschouwing was hij ontsteld door hare daad. Ware hij eenige jaren jonger geweest, hij zou met den brief naar lmogene zelve zijn gegaan. Voor een koit oogenblik zelfs gevoelde hij dezelfde aandoening, die hij in vroeger jaren niet zou heb ben willen, en thans niet zou heb ben kunnen t'huis brengen. Doch zijn plicht was hem nu klaar en duidelijk aangewezenhij moest naar mevrouw Bowen gaan. In de edelste bedoeling van den mensch is, in hpe geringe mate dan, dikwijls ook nog eene minder edele beweegreden ver borgen: Golville verlangde te zien, hoe zy zich houden zou, wanneer hij haar dien brief toonde, en haarfijn ste tact te pas komen moest, by hare hulp tot geruststelling van het jonge meisje. Hy trof haar in de voorkamer aan en zij deelde hem, op zijne vraag naar aller welstand, mede, dal Imo gene en Effie uit toeren waren ge gaan. Ze zag er zoo allerliefst uit in de gewone huiskleeding, waarin zy van de sofa verrees en slaan bleef, tot hij geheel naar haar toe was ge komen, dat hij slechts oog voor haar uiterlijk had, en zich eerst later her innerde, daarbij ook iets onrustigs in haren blik te hebben opgemerkt. „Het verheugt me, u eens alleen te zien," begon hij glimlachend; en dit bracht eene nieuwe uitdrukking op haar gelaat teweeg, die hy zich evenzoo eerst later goed herinnerde. Inplaats van een antwoord, klonk in haar keel een geluid als van een vo gel, die op het punt is, de vleugels uit te slaan of nog aarzelt, zyn ge zang te doen hooren. Het was een vreemde, zeer onbestemde klank, en scheen aan Golville, op dat oogenblik, een uiting van gejaagdheid en, eerst later, een bewijs voor hare gespannen verwachting te zijn. „Ik kom hier uwe hulp inroepen in een moeilijk geval." „Zoo?" zei mevrouw Bowen met een matten glimlach. „Ik heb altijd gemeend, dat geene moeilijkheid zoo groot zou kunnen zyn, of gy zoudt u daaruit wel weten te redden, dan wel u niets daarvan aantrek ken." „Doch hier is een geval, dat ik my zeer aantrek," antwoordde Col- ville, haren scherts, zoo hier scherts was bedoeld, onopgemerkt latende; „vooral om den aard der moeilijk heid, waarin buiten my nog iemand anders is betrokken." Sneller ging hij nu voort„Ik ben door eene ze kere jonge dame aangezien voor ie mand, die met haar een soort van loopje neemt, en ik ben zoo dom geweest, mij boos te maken, toen zij dit zeide, en den naam verzweeg van de vriendin, die hel haar in gefluisterd had. Mijn gedrag schijnt aan de jonge dame een slechten nacht bezorgd te hebben: zoo schreef ze my althans van morgen, daarbij alle schuld op zich nemende en mij ver zekerende, dat er niemand was, die mij ooit in een kwaad daglicht bij haar had willen stellen. Natuurlijk wil ik volstrekt niet, dal zy zich daar nu nog langer moeilijk over maakt. Mogelijk ziet gij, mevrouw Bowen, wel kans, te raden, wie het is, die mij geschreven heeft." Colville had deze verklaring met neergeslagen oogen, zooals hij meer sprak, afgelegd. Doch toen hij ge zegd had en opkeek, stond mevrouw Bowen' s schoon gelaat zoo strak als ooit. „Ik wist nog niet, dat zij u ge schreven had, doch begrijp nu, dal gij het over lmogene hebt. Ja, zij heeft mij verteld, wal er gisteren tusschen u voorgevallen isik keurde de door haar gebruikte woorden af, al wil ik niet beweren, dat zij er geheel en al ongelijk in had." „O, zoo!" zei Golville. „Mogelyk zoudt gij mij dan ook kunnen zeg gen, wie haar dat denkbeeld in het hoofd heeft gebracht?" „Ja; dal deed ik." Een pijnlijk stilzwijgen volgde, waarin de fragmenten der door die bekentenis verbroken verhouding in kaleidoscopische verscheidenheid voor Golville's oogen draaiden, en waarin hij al de phases van toorn, van wrok, van gekwetste eigenliefde, en schaam tevol zelfverwijt doorliep. „Daar zult gij dan zeker wel uwe redenen voor gehad hebben," zei hij eindelijk, zoo bedaard hij slechts kon. „Ik sta hier in de plaats van hare moe der," antwoordde mevrouw Bowen, en onder die woorden drukte haar eene kleine hand iets stijver de andere legen de zijde van haar middel aan. „Dat is my bekend," zei Golville; „doch wat bewoog u, haar tegen mij te waarschuwen, als iemand, die met haar speelde, en haar slechls voor tijd passeering dienen liet? Die uitdruk king bevalt mij niet; maar zij schijnt die dan van u te hebben overgeno men; en ik gebruik haar hier thans in de derde hand." „Mijzelve bevalt die uitdrukking evenmin; doch ze is ook niet door mij uitgevonden." „Maar toch wel gebruikt." „Zeer gaarne zou ik eene andere gebruikt hebben, wanneer ik ditslechts had kunnen doen," zei mevrouw Bo wen, in het minst niet van haar stuk gebracht. „Gij wilt dus zeggen, dat ik onder de verdenking lig, van met de gevoe lens van dit kind gespeeld te hebben „Ik beweer niets van dien aard. Gij zijt zooveel ouder, en zij is zeer romantisch en overdreven. Gij hebt uw best gedaan om te maken, dal zij van u hield." „Ja, datj heb ik. Ook bij Effie Bo wen heb ik mij bemind zoeken te maken." Mevrouw Bowen liet dit gezegde doorgaan met eene kalmte, aan min achting zeer na verwant. Hij lachte; maar ook zijn lach klonk weinig vroolijk. „Ik geef u het recht niet om te lachen!" riep zij, zich zooveel verge lende, dat hij iets op haar won. „Dat schijnt wel. Misschien zou u my wel willen zeggen, hoe ik met dien brief handelen moet?" „Dat slaat aan u ter beslissing." Langzamerhand herstelde zy zich weêr in hare vorige plooi, na in even redigheid een heel stuk terrein te heb ben verloren. „Ik dacht anders, dat gij, die juist zoo zuiver mijne beweegredenen weet te beoordeelen, in slaat zoudt zijn, mij een goeden raad te geven." „In uwe beweegredenen ben ik volstrekt niet doorgedrongen," begon mevrouw Bowen weêr. En, als bij nader inzien, voegde zij er plotseling bij: „Ik weet niet eens, of die bij u wel bestaan hebben." „Zeer verplicht." „Doch gy zijt daarom niets minder te veroordeelen, dan indien gij met opzet gehandeld hadt." Wordt vervolgd Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Heult*,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1892 | | pagina 6