ZONNIGE HERFSTDAGEN, ROMAN van WitUAM D. Howells. 32) „Bij ons op school in Vevayishet vreeselijk erg geweest. En ze hielden er allen iets uit. Eenige van de ouders kwamen over om de meisjes weg te halendoch madame Schebres hield het voor mama maar stil. Vind je, dat ze dat wel doen inochlP" „Neen; dat was heel verkeerd." „Ik denk, dat mijnheer Colville het dan van ons ook wel krijgen zal. Dal is, als hij hier blijft komen. Zou hy nog weêrom komen P" „Jahg komt morgen ochtend hier." „Zoo, komt hy Een glimlach vloog over haar betraande gelaal. „En om hoe laat zou hij komen „Dat weet ik niet precies," zei Imogene, verstrooid hare koffie roe rende. „Vóór den raiddag misschien wel." „Denk je, dat hij dan ergens met ons naartoe zal gaan?" „Ja misschien wel. Ik weet het ook niet." „Als hg mij soms mede vraagt, doe dan by mama een goed woordje? Jij moogt altijd gaan, maar 't is dik wijls of ze er pleizier in heeft, het mij te weigeren." >Ge moogt zóó niet over uwe moeder spreken, Elfie." „Neendat zou ik ook niet legen iedereen. Ik weet wel, dal ze het goed meentmaar ik kan niet geloo- ven, dat ze begrijpt, hoe naar ik ben, als ze mij niet met mijnheer Colville meê wil laten gaan. Vindt je ook niet, Imogene, dal hij wel de aardigste meneer is, die hier aan huis komt?" „Ja, hij is heel lief." „En ik vind hem een engel van een man. Misschien, dal de meeslen hem voor wat oud houden, en hij is natuuriyk ook niet zoo jong meer als meneer Morton of de Inglehar- ters; maar hij is toch zoo prettig om hier te hebben!" Het gelaat van het kind stond, terwijl zij van haren vriend sprak, voortdurend opgetogen, en hare oogen fonkelden. „Ik geloof wel, dat mijnheer Colville een goede Sl. Nicolaas zou zijn zooals die bij ons, in Amerika, by de menschen door den schoorsteen binnenkomen. Dat zal ik hem eens aanraden voor de volgende veglione. Wat zouden ze daarvan opkijken!" „Neen, zeg hem dat maar liever niet," vond Imogene. „Zou hy dat dan niet aardig vin den „Neen." „Nu, het zou hem wat goed staan. Hoe oud zou hij toch wel zijn, Imo gene? Vijf en zeventig?" „Kom, ben je niet wijsliep het jonge meisje uit. „Hij is een-en-veer- lig." „Ik wist niet, dat ze dan al zulke rimpels naast hunne oogen konden hebben. Maar een-en-veertig is toch ook heel oud, niet waar Is mijnheer Waters „Effie," klonk nu de stem harer moeder, door de deur achter haar, „schel Giovanni eens, en laat mij een kop koffie hier brengen Zij sprak door de portiere van het salot- to heen. „Ja, mama. Ik zal het u wel ko men brengen." „Dat is goed, kind," riep mevrouw Bowen van binnen. Het kleine meisje drukte zenuw achtig de handen ineen. „Ik hoop maar, dat ik op mag blijven I Ik ben zoo opgewonden; anders leg ik zoo lang nog te denken, zonder dat ik slapen kan, in bed. Toel vraag eens aan mama, of ik van avond op mag blyven, omdat het Zondag is?" „Dal kan ik niet doen,Effie-lief," ant woordde Imogene. „Ik mag me niet mengen in hetgeen uw moeder voor u heeft bepaald." Het kind onderwierp zich zuchtend en ging het kop koffie, waarmede Giovanni binnenkwam, aan hare moe der brengen. Mevrouw Bowen zat voor haar schrijftafel. „Breng de kof fie maar hier, Effie," riep zy haar toe. „Ik behoef toch niet dadelijk naar bed te gaan, mamatje vroeg ze, zeer voorzichtig hel kopje neerzet tende. De moeder keek verstrooid op van hare schriftuur. „Neen, ge moogt nog wel wal op blijven," zei zij, andermaal hare oogen op het geschrevene richtende. sTot hoe laat, mama?" vroeg de kleine meid. „0, tot ge slaap krijgt. Hel komt er nu niet op aan." Zy schreef door, doch om telkens weêr hel geschre vene te verscheuren. Effie nam stil een boek van de tafel af, klom op een rechten, hoogen stoel, boog het hoofd en begon te lezen. Imogene zette zich bij den haard, waar een zacht vuurtje noodig was, om de kilheid van de Italiaansche woning, zelfs na zulk een warmen dag, wegtenemen. Zij stopte eenige van de groote kralen, die zij om den hals droeg, in haren mond, en pluk te in gedachten aan de collier, terwijl ze steeds door in het vuur bleef sta ren. Eindelijk dwaalden hare oogen naar het kind. „Hoe hebt ge zoo'n ongemakke- lijken stoel kunnen kiezen, Elfie?" Effie sloot het boek over hare hand. „Dan kan ik langer wakker blijven," fluisterde zy, met een zijdelingschen blik op hare moeder. „Het is me te geleerd, dat iemand zijn best wil doen, om wakker te blijven I", zuchle het jonge meisje. Telkens wanneer mevrouw Bowen een half vol beschreven velletje pa pier verscheurde, schrikte Imoge ne zenuwachtig overeind, om dadelijk daarop weer in haren stoel terug te zinken. Eindelijk schenen echter de juiste bewoordingen gevonden te zijn althans de schrijfster voleindigde een tameiyk langen brief, en las dien over, en zeide daarop, zonder van voor hare tafel op te staan, „Imoge ne, ik heb hier een brief aan uwe moeder. Zie het geschrevene eens in 1" Zij slak het papier, over haren schouder heen, Imogene toe, die langzaam nader kwam en het van haar overnam en terwylzij begon te lezen, boog mevrouw Bowen haar hoofd, op de beide handen steunen de, voorover. Florence, 10 Maart 18. Lieve mevrouw Graham Omtrent Imogene heb ik u zeer gewichtig nieuws mede te deelen, en daar mij de gelegenheid tot we voorbereiding ontbreekt, zal ik maar beginnen met te zeggen, j dat het betrekking op een huwe lijk beeft. Zij heeft ten mijnen huize een heer ontmoet, dien ik uit mynen vroegeren tgd in Florence reeds kende, en van wien ik niets dan goeds te zeggen weet. Hij heeft ons herhaaldelijk bezocht, en nooit heb ik iels op hem aan te mer ken gehad. Zyn naam is Theodoor Colville, van Prairie des Vaches, Indiana, waar hij eenige jaren een dagblad redigeerdemaar zijne geboorteplaats is ergens in Nieuw-Engeland. Hij is een zeer beschaafd, ontwikkeld man, en zoo- al niet bepaald iemand van de wereld, toch zeer aangenaam en van uitstekende vormen. Ik ben overtuigd, dat hij van een onbe rispelijk karakter is, al behoort hij tot geen der bestaande kerkge nootschappen. Met zijne finanlieele omstandigheden ben ik volstrekt onbekend doch te oordeelen naar zijne levenswijze, heeft hg zeker fortuin. De zaak is voor mij eene verras sing geweest, want de heer Colville is wel een- of twee-en-twintig jaar ouder dan Imogene, die voor haar leeftgd nog iets zeer jeugdigs heeft. Had ik kunnen vermoeden, dat hunne kennismaking tol zoo iels leiden zou, eerder zou ik u daar-, omtrent hebben ingelicht. Zelfs nu weet ik nog niet, of zij zich wer kelijk geëngageerd hebben. Intus- schen zal Imogene u wel meer uitvoerig over alles schrijven. Liever had ik gezien, dat dit niet gebeurd was, zoolang Imoge ne zich onder myne hoede bevond, doch ik vertrouw, dat gij wel overtuigd zult wezen, dat ik niet zorgeloos of onvoorzichtig ten ha ren opzichte gehandeld heb. Slechts voor zoover ik mocht, en eerst toen ik dat doen kon, heb ik mij met de zaak bemoeid, doch het scheen reeds te laat om hetgeen er uit gevolgd is te voorkomen. Geloof mij enz. Evalina Bowen." Imogene las dezen brief tweemaal over, en vroeg daarop: „Waarom is hij geen man van de wereld?" Die vraag trof mevrouw Bowen niet onvoorbereid. „Ik geloof niet, dal men van iemand, die zich op zoo'n wyze aan de Lancier waagt, als hg dit bg madame Uccelli deed, zeggen kan, dal hij zoo bijzonder zijn wereld kent," antwoordde zg bedaard, zonder haar hoofd op te heffen. Imogene wierp het hare met zekere fierheid achterover, zeggende„Ik zou hem dan minder achten, wanneer hij niets meer dan een man van de we reld was. Daarvan heb ik er genoeg leeren kennen. In mijn oog verdient het de voorkeur, beschaafd en goed hartig te zijn." Toen mevrouw Bo wen hierop geen antwoord gaf, ging het jonge meisje daarop door. „En dat hij zooveel jaren ouder is dan ik, wat doet er dat loe? Wanneer men el kaar liel heeft, dan is men van den zelfden leeftijd, ongeacht hoeveel jaren men verschilt. Dat heb ik al tijd hooren zeggen." Zij verdedigde dit punt, als iels, waarover hier juist het verschil van gevoelen liep. „Ja," zei mevrouw Bowen. „En wat is er tegen, dal hij vroe ger redacteur van een dagblad was Mevrouw Bowen hief het hoofd op, om het jonge meisje vol verbazing aan te kijken. „Wie zegt, dat hij dit niet wezen mocht „Hel is toch eene zinspeling daar op. Uw heele brief is in een afkeu renden geest geschreven." „Imogene „Ja, ieder woord van uwen brief I Volgens uw schrijven is hg volkomen verfoeilijk. Ik begrijp me met, hoe u aan hem zoo het land kan hebben. Hij heeft toch alles naar zijn ver mogen gedaan, om het u naar den I zin te maken." Mevrouw Bowen stond van voor hare schrijftafel opze hield eene hand voor haar hoofd, als om den steek van pyn te verzachten, door hare veranderde houding teweegge bracht. „Bewaar den brief; handel er mede naar goedvindenzend hem weg of niet. Mijn schryven aan uwe moeder was niets dan eene formali teit. Misschien zult gij het morgen anders inzien. EffieI" riep zij het kind toe, dat, met het boek over ha re hand toegevouwen, beiden aange staard en scherp toegeluisterd had, „'t is nu tgd om naar bed te gaan." Toen Effie, op haar moeders ka mer, voor den spiegel stond, en me vrouw Bowen haar de haren vlocht en voor den nacht te zamen bond, vroeg zij mistroostig: „Wat is er toch met Imogene gaande, mama?" „Ze is niet heel gelukkig van avond." schijnt ook niet erg gelukkig te wezen," zei het kind, haar eigen gelaat in den spiegel ziende trillen. „Nu mijnheer Colville besloten heeft om nog te blijven, mochten wij al len wel blij zijn. Maar dat schynt wel van niet. We zgn we zijn heelemaal gedemoraliseerdI" Dal was een der woorden, die zij van Col ville iiad overgenomen. Het in den spiegel trillende ge zicht barstte thans in een vloed van tranen los, en Effie bleef snikkeH en schreien, tot de slaap hare oogen sloot. Imogene had zich, op mevrouw Bo- wens plaats, voor de schrijftafel ne dergezet, en begon, na den brief op zijde gelegd te hebben, op hare beurt te schrijven. Florence, 10 Maait 18... „Beste moeder! Hierbij ingesloten een briel van mevrouw Bowen, waaruil gij beter hare bedoeling lezen kunt, dan ik weet weêr te geven. Ik zal er niets bijvoegen om hem duidelijker aan u te beschrijven. Niemand kan maar zoo koud zwart op wit worden ge bracht, zonder veel op een inventa ris le gaan gelijken. Toen ik naar Florence gezonden werd, hebt gij zeker nooit verwacht, vandaar van een engagement te hooren, en, zoo als mevrouw Bowen zegt, ik weet zelve niet of ik werkelijk al ver loofd ben ol niet. Dit heb ik ge heel aan den heer Colville ter beslis sing overgelaten; zegt hij, dat we geëngageerd zijn, dan zijn we liet ook.Ik ben overtuigd,dat hij in deze den besten weg zal kiezen. Hij had van Florence willen wegreizen, omdat hij geloofde, dal ik zyne bedoeling voor niet ernstig hield toen verzocht ik hem, te blijven. Ik ben van avond erg opge wonden, en zie geen kan6 om duidelyk genoeg te schrijven. Maar spoedig hoort gij weêr, en dan meer- uitvoerig, van mg. Misschien is er dan ook meer beslist geworden. Met de hartelij ke groeten aan vader, Uwe u liefhebbende dochter Imogene." Zg sloot dit schrijven, met me vrouw Bowen's brief, in een cou vert, dat zij niet dicht maakte, ten einde het haar 's morgens le laten lezen, en schreef toen verder voort. Thans richtte zij zich tot hare boe zemvriendin, eene jonge dame, waar mede zij op zeer vertrouwelijken voet omgegaan en, bg het verlaten der school, de afspraak gemaakt had, onder de namen dagboek en Jour naal, in briel wisseling te blyven. Da gelijks zou ieder, al ware het in een of twee regels slechts, hare gedach ten neêr schrijven, waarvan de lec tuur lot de eerste samenkomst bleel uitgesteld. Sedert die afspraak, nu ongeveer drie jaren geleden, hadden ze elkaar nog niet ontmoet, en, na- dal Imogene naar Europa vertrok ken was, elkaar nog niet geschreven althansImogene had den eenigen brief, dien zij van hare vriendin in Florence ontvangen had, tot nog loe onbeantwoord gelaten. Dii jonge meisje, van eene zeer ernstige levens opvatting, had eerst in de theologie en later in de medicijnen willen stu- deeren. Maar hare ouders zagen er geen heil in en hielden haar bij zich t'huis, in een klein stadje, na- by New York. Imogene schreef haar als volgt: Wordt vervolgdj. Gedrnkt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1892 | | pagina 6