m puojS nap ut lain jsanuïai 2}paods }qv.iq ja^uu jan (i •japAA u9A0q poq pq uba apjap uaa Sou ism flaajq puoiS 'apqad raau ufjz pm aip 'UBraspoq ap pp 'uapj0A\aS daipno ooz saaado sbaa qaajq ap pbaa jajfiM^ uaag paaj pp 'pAA uaSapaJBBp quq ap 'puoiS uap ubb pra oApz sbaa poq aQ -pjooq -|op pq J3A0 qaaq ua puiajaAO raau aufim appz qj •uaS[oa SAAaqjpjq qai{ jpuojfl uap ubb uaqiz gaa 'PA\" (Ijdo ramp uaa§ uaj -aiqos aaa 'uagfijq aj ui raam 8u;8aa\aq uaaS 'piBBjpjaA 'stjg" idaijqm uosuqof paqoq qsinf uaoj 'pjaAA sno jooa jbbaaz aq |b qiaA\ pq pp 'uajnadsaq aj uaqiu -tui uan nu uoSaq qoop 'quq ap do Soo pq ppiq qj •joop SpqoBjq uoSbjs aSiuaa Sou nu uapiaoi a^v (<-ja 8a\ ufiz UBp 'Sou afpuia uiajq uaa 'ubb suaa Sou qnd 'suaSuof 'moq f uaSSapsBA ubb praajooA qnqos ap aAi uauunq jbbq" •apuazfiAA jaAao naSa[aS.iaao uap do 'qi dau (('sqfija8 - jap spi ooz qoo si jaAOuaSaq qB|A jBBp qfiq ua 'Bp" (<-uaqBiu a^ pba do son uaa mo loom ooz 'si poq -Soo uaa pq josp 'uaap apuaqapqnjooA uaa si JBcp 'jaauara 'spuiS uaAa suaa aiz uajaam a1) jbbcu quq ap 'uaop japq 8aa pp 'joopS qj -uaqqBjq ("iaa uapnoz afpuiAA apuira pq fig aag jaauatu 'uaj|BA uapj aq jaquB uaa ufiz uapBjaS piu pq pz uup" 'uBiuspoq ap appz <(';qf|I pq sp 'si SipoBuaap ooz pu jaiq pq sjy" •paaAiaS ufiz noz isuqiqoiz jap.w pq ui ppquaAaqjaA aupiq aqp JBBp 'uaSaupaq pm sno uaSoo azuo uapuoq susqip jqoiz -do pp ui ua iufiz aq qap uaa sp pB[S ooz 'tUBAAq -jooa uiaq puoiS ap pp 'appjooAApB SAAaqppjq 1ST uaAa fiz pp 'paap qaoziaA pq 'uaqopaSdo jaSuu uaa ua uijb s/jp^ do puBq ufiiu pui 'flunaqaqiAAno qipp 'sbaa qp poop puoi pq ui ua qap pq do sajp japiaA nu 'Sin; pq joop puiA\ uap uba smsaS pq uba ooz piaa pq ui qi appppo uatuoqaS jbbq •qap pq jbbu tfypAj pm firn qi pSaq ua poozaSdo uaiooq ap uapja.aa 'pooiaS puq afdfid ufiz japai uaoj ua qn SojS sb|S uaa qp ubb tfjpjy[ appap qaozjaA ufim dg 'pjnaqaS paoS pjaA\ ppjooA qg ,<(jjnn jfiA p; SAAaqqBjq ua aijp pj uosuqop 'uaa p; uBmspoq ap uup 'jnn jp pj uaop poBAv ap pjaa qi uapSaj JBBm ooz pq jo 'uapj rao ja oaa uaj "IIAV"-3n I92 „'n8Pno1 iqouAA ap uapmaq mo aAi uauaip 'ufiz UBq SipaizjooA aj poou uara jbbq" •jbS uauuaq a} 'apuadsS p 'Suiramapui aufiz uosuqop qoo apamjBBAv 'SuqpAdo auaa 'sA\aq}pjq appdmom ^'jbao ja qi qoo quap oog" „■jooa JBBqquBp pAA JBBp uaq qi ua 'pajpq susqqB sno jaA -ooz jooa 'jBBqpoiz siaapnaqaS aSuaojp azap ui 'ao; nu pj 'jb anuiSaq uap uba 'Suipp[ aasqjapnoAA uaa jaiq si ja jbbaa iaqaz si pq" "UBraspoq ap pz „'aag jaauam 'uaSuajq ap„i» uaSa; spiu qi qaq jbbq" „"Sipjnqos quup uazuo aAA ufiz tuajj ua 'paaMaS SipsuaS laaz suo si pog -uaqajds aj qn uapoBpaS azap 'ufiz usq ui pBBMq uaaS ja pp 'nam -mapaoj uaqiAV pAA ara pz jbaau japaj 'uapuoAjapuo pjaAA uaSuipqnajqdiqos joop uappz JBBm sp azfiAi auaa do 'uapjOAAaS ufiz paoqaq ("iaa pp 'spBBjaraBq 'uapjOAA puaqja qoo} pom usp 'si uaraoqjaAO oozp suo paa 'uaraau SuiqjamuBB ui aav sp ua nam map- a; ppqjBBqquBp p; uapuq azuo mo spi pAi 'uaiz a^ uoSaq qn suo jooa SidoquBAA ja pq pp dippfg uaa 150 in de kreek bereikt en zagen nu, dat deze zich nog wel veertig of vijftig vademen naar binnen uitstrek te, waar ze eindigde tegen den voet eener rots, waarvan de kleur mij een oogenblik in den waan bracht, dat het een zandglooiing zou zijn. Deze helling, die vrij steil afliep en op een half dozijn ellen boven den waterspiegel pas oneffen werd, ging ten laatste in het hoogste punt van de geheele koraalklip over. Hier was de kreek nog slechts dertig a veertig voet breed en had aan haar uiteinde een zuiver ovalen vorm. In de bocht gekomen, riep ik Nelly toe, het roer geheel aan stuurboord te leggen, haar zekerheidshal ve met de hand de richting aangevende, waarin ze de spaken van het rad moest draaien; en door te gelijkertijd zoo snel mogelijk den kop van de brik om te trekken, kregen we ook hier den nok van het kluifhout juist nog vrij van de rotsen, waar het langs ging- „Kijk eens buiten boord, bootsman," riep ik dezen toe, „wat denkt ge van den grond? Zou het klipgrond, zand of wat anders zijn?" „Neen, meneer, antwoordde Matthews, die vroeger tusschen de Zuidzee-eilanden gekruisd hebbende, daar om van de koraalvorming eenig verstand meende te hebben, „zand zouden we hier te vergeefs zoeken." Welk soort van grond het dan ook hier zijn mocht( daar onder ons lag in alle duidelijkheid de bodem van de kreek, aan zilver gelijk in het buitengewoon doorschijnende, groene zeewater. Doch, of het hier één of tien vaam diep zou zijn was niet te gissen. „De bodem ziet er dan al zeer gelijk uit," merkte de bootsman op. „Ik zien nergens steenen of oneffen heden, en jij, Bill?" 155 niet spreken zou. Dat geluid toch had zoo iets men- schelijks en klagends te gelijk, dat ik haast gezegd zou hebben, dat op die steile hoogten, daarbuiten het schip, vrouwen en kinderen zaten te weeklagen. Hoe onherbergzaam ook de donkere en naakte rot sen, zooals zij tegen den met sterren bezaaiden he mel afstaken, schijnen mochten, voor mij was het thans bereikte toevluchtsoord een zeer kostbare vondst. Hier toch gevoelde ik me ontheven van een groot deel der buitengewoon zware zorgen, die mij daar buiten voortdurend druktenhier vonden we eene rustplaats; en, mocht de toekomst nog steeds even onzeker, even duister voor ons zijn, zoo gevoelde mijn hart zich toch veel luchtiger dan dagen te vo ren; en in de rustige stilte van het dek, drukte ik Nelly aan mijne borst en zond een dankgebed op tot den Allerhoogste, die ons tot nogtoe zoo zichtbaar in Zijne bescherming had genomen. Wanneer men van de plaats, waar wij nu stonden, het oog liet gaan over die donkere rotsen, aan wier voet een smalle, blauwe schitterende strook de schei ding van het water aangaf, en als men luisterde naar de geheimzinnige klanken waarmede de wind de nach telijke stilte verstoorde, dan werd men in het diepst zijner ziel getroffen. Hoe lang zou dit eiland wel be staan hebben? was de vraag, die zich dadelijk voor deed. Waren onze stemmen misschien de eerste, die het eeuwige zwijgen verbraken boven die woeste klip? Verwonderlijk zacht, ja zoel was de lucht, zoodat ik me op het dek aan Nelly's voeten neerzette en mijn hoofd op haren schoot liet rusten. En zoo bleven we nog een tijdlang doorpraten of luisteren naar de klaag tonen boven ons hoofd en het geregeld met doffe

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1892 | | pagina 8