1
9K
-a§ 8} ua (jpuoj sBBjiajqoB ap sBjq ua ubb qftjapup
jbbui stip qtïj -uauuiSaq a} q.iaAAna§iuuizquBiq qjnz nep
'aazaqjaA a; goo }aq }in diqos }aq *ia}aq si }ajj" '}in
dan «'83Z uï Ï9ÏQ 9A\ uauunq sBdraoq japuog"
•uaraouaS Sipaods sum }inysaq uftjy
•apjaodsaq dqq aap }ooa uap
}"Bq uaip ubb aip 'Suiuiap ap ui pj8AA }s}BBqiaaAA
aaui ua apniBjAdo jaqqBAA anriA puapnuaq s}oj ap do
;aq 'ui uadaqos aoAA} ap uaqossn} 'jfi.w.iai *pao|gauuoz
uap uba al}ui} pooa uaa nam appiaqosaapuo uapaz
-naAoq ufiz do s^qoajg-apaapfiMjaA suo uba aapaus aoq
aaguBj aoq qoiz }Bp 'diqos aiaqjqoiz aaaai MtiBp jbbui
}aq 's^jBBMpaoo^; joa jaaq 'doiBBp ua 'uado suo aooA
jaaqaS aaz ap guj 'sjbaa p uap aaam spaai s}oj spaooq
-inn}s uba }und}sa^ ap bm uappuq 'paap Suiqqap
-}uo aSuaoip aip qi (Iojbbaa 'qpquagoo }aq do
•noz uapa^siaq moj aqfpajaagjaAUO aip qi aoq 'uaiz
jbbui }saom 3/1 uaj'uaquap a} jBAaSuo }ip sbaa Cm uuy
■pjnqos oufiiu jaajq jaq :jb s}ain guig jBBp jBBjy
•uamoq a} uapnq jbbu gipaods mo
uaaaoAjaA ua}B| paq pup uftta aoop aiu qfippuia ua
'diqos }Bp uba uapnoq goo }aq ui }aq ua iuiia uaa
uba uaggapiBB }aq J}am pBqag pBq qn.ip ooz ia}B{ }aq
qi ftmia} 'piajagjB ubjbaa uasssdcuoq aip uba suaado
'uauioqag sbaa t}qoiz }aq ui diqos uaa }Bp 'daoaag }aq
aoop 'uaiqoupag auftui aoq 'uajB|qaaA a} qfqaqqBinaS
fijA sbaa qoo} ug -uapioAA a} soojapBJ uio gaouag
j piaquiBBZ}qoBUo aqftjapuBqas }B^ j dtuBj uaa qp^v
<(j ubb}s ua}Bj jbaa uap UBB
uasSBdtnoq ap qi qaq jBBp" 'apaadoiB}s qap }aq do
}aoA uap jam }ftds uaaapiq ui 'qi daij jpog ufij^"
•qoi} }qoBpuBB ap
aip 'paap qiiqos uba daojjm uaa 'apuaqftq sinq}qoBU
LZZ
'}in uazojjBm nap qi apgaj afq.iaM }ip aapuo 'upiq
ua }ioq 'ua°Bj qap }aq do aip 'uaquB[d JBBd uaa gi}
-SBBq ua}qaq ua 'gsBz uaa ua ]ftq uaa pujBBp uapjBBq
'uBtniauinii} uap uba }siqsdBqospaaia§ ap om ua}
-qoozaoop 'pgaoAag psq suo fiq qoiz SAAaq}}8j^ uao}
ua aaau gin; }aq pn iaaAi uu aAA uatueMq uapiag
<(jgniA 'jb tuo^i (J UBBg}uo jobaa qoo uu suo diqos
}Bp U02 j uaqappio afptiUA uaa ua^aora aM" '(pjooq
uftui uaAoq bj uaa do }bz fiq) qi daia (('uosuqop"
•uaqaAAagjB saaoq uap uba pcBjg uaag
'}qBBjaguBB aa p.iaM sBjq uaag qoop uapiOAA }qiaui
-agdo noz qoo uias giqqaaqag suo jo uaiz a} mo 'fiq
aaqfiq uap }atu diqos }aq qi ppiq uaqossn}U[ -uaiBBM
a} }in .iBBq *}qo8jq uaag ,puiM ap psq ua 'uftz a} gi}
-qoOA gB|A ap qaajq gaouag giqqnjaguQ 'uaqosftq a}
aooA do} ua}oojg nap ubb 'uaAoq }siapuo }aq 'gBjA ap
qfpapBp ua uaqquz ua}B[ 3} qoiz 'ao} SMaq}}8j/\[ dau
qj (juaaaaqiaA poou ui Cicn }Bp 'uamoqdo uaqosuaui
ap ui }aq noz aoq 'aapaAv }B qoo qi }qoup 'qooQ
•uaqa}S}in
uaiz }saoui puupa }aq uaAoq quq azuo uba uag
-ua}s jap uaddo} ap qftjapinp uaiu ua 'uftz noz }qouag
s}oj azuo do Jaqftq aqja JBBpuBA }Bp UBp sjapuB }aiu
apqoBAVjaA qj -qn}Sjappqos gi}qoBjd uaa jooa (apotn uaa
}aq apuiJOA 'sbm pjnqag AAnpnqos a}qoBz uaa ui uapaz ap
}aui ua 'jooqos}iooA safpog ap]ngjaA 'uoz apuBBgjapuo
jap }qop }aq aoop 'ap jbao JBBp }aq sjbooj; *ja}BAA
}aq joop tUBBzguB] s}qoa[S 'uapaz apoA jauftz jiMjboaa
ui 'diqos }aq paajg 'sbaa AAnsp jaaz puiAA ap n]q
•noz uaq
-jamdo |3aa suo uarajo saajA ap joop 'piaqpgBBfag uba
}opj[Bq sbaa qi 'ftz }aq aojj 'uaqftpg.iaA sja}atnouojqo
auftm ua uauaaj }UB}xas uaa 'uagBJA agBSSBd doiBBp
ZZ-Z
226
keren, en recht naar de monding der kreek waaien,
Doch al deed zij de marszeilen goed vol staan, op het
dek was maar weinig van hare kracht te bespeuren.
Het meest betreurde ik, dat reeds de helft van de
zon in het water gedompeld was, en dat binnen een
paar minuten slechts nog de gloed in het Westen
zou overblijven, om ons den weg naar buiten te ver
lichten.
Na den achtertros te hebben laten slippen, greep
ik het roer en beval, de fok bij te zetten. Pas was het
tij begonnen naar buiten te vloeien. Door eb en wind
beide voortgedreven, begon de brik reeds vaart te
schieten, zoodra het eind van ons meertouw in het
•water was geplompt. Het groote, in den storm neer
gestorte rotsblok raakte verder achteruit; de kust
aan beide zijden schoof terug en werd langzamer
hand onder de toenemende duisternis onduidelijk.
Weldra hoorde ik hoe het water rondom het roer
gorgelend wegvloeide, en toen we eenmaal de bocht
in de kreek voorbij waren, kwam het tuig van de
brik, met zeilen en al, volkomen duidelijk uit
tegen den trillenden bloedrooden gloed, die in de
richting der ondergaande zon aan de lucht gebleven
was.
Helder vlamde ons vuurtje nog op de vooruitste
kende rotspunt, en zoolang we kreekafwaarts zeilden,
verkeerde ik altijd in de hoop, dat bet schip daar
van eindelijk de ware bedoeling begrepen hebben en
toch nog buiten bijgedraaid mocht zijn. De fok stond
nu ook bij, en daar de wind zich krachtiger gevoe
len deed naarmate we ons verder van de N.O. rot
sen verwijderden, liepen we met toenemende vaart
op den mond der kreek aan, toen ik, toevallig in het
223
hoe het ons niets geven zou, aan boord zelf een
vuurtje te maken. Wij lagen te zeer achter de rots
verborgen; het zou niet in het oog vallen, en we
moesten het, eigenlijk gezegd, toch meer van de vlam
men, dan van den rook hebben, omdat het al spoedig
donker zou zijn. Geen beter middel bleef ons dus over
dan op de Westelijke rots ons vuur aan te leggen,
omdat men vandaar op de zee uitkeek. Zoo pratende,
dwong ik onze matrozen tot spoed; ik beweerde o.a,,
dat bet misschien nog de gelukkigste kans voor ons
zou zijn, met dit schip in aanraking te komen, daar
mijn bestek op zee onzeker genoeg was, om ons in
allerlei gevaren te brengen, terwijl wij anders, niet
alleen onze hoop vervuld zouden zien, om met een
paar man versterkt te worden, doch ook door dat
schip op allerlei andere wijzen te helpen zouden zijn.
Naar gelang we klein hout verkregen, werd dit in
de boot geworpen, en zoodra er eene voldoende hoe
veelheid bijeen was, staken we af, brachten dit vlug aan
den wal, en konden spoedig een vuurtje boven op
de rots ontsteken. Ik bleef, met den kijker gewapend,
daarbij staan, hield steeds het voorbijvarend schip in
het oog, en zond de matrozen naar de brik terug,
om nog meer hout te halen, hun lastgevende, geen
tijd te verbeuzelen met dit eerst klein te maken, doch
het in groote stukken, desnoods in heele planken,
aan wal te brengen, daar de vlammen wel al krachtig
genoeg waren, om er een levend bosch mede aan
te steken.
Ongelukkig genoeg begon juist de bries aan te wak
keren, toen we met het aanleggen van het vuur bezig
waren. Van mijne standplaats, gedekt van het Noor
den tot het Oosten, kon ik dit nu zoo juist niet voelen