LADY GRAGE.
EEN ROMAN
tan
Mevrouw HENRY WOOD.
Uit het Engelsch.
4)
Intusschen spoedde de heer Baum-
garlen zich, vervuld van het groote
nieuws, naar zijn eigen woning.
Edith stond aan het hek, natuurlijk
niet(?) om op hem te wachtenzij
genoot slechts van de heerlijke avond
lucht. Zoo zeide zij althans, nadat hij
bij haar was gekomen. Hij vatte haar
om het raiddel, trok haar zachtkens
een eindje met zich mede in de scha
duw van het geboomte en de heg,
en begon haar te kussen. Noch de
tegenstand, dien zij hem bood, noch
de verwonderde blik, waarmede ze
hem aanzag, weerhielden hem thans.
„Edith, denkt ge niet, dal ik mijn
versland heb verloren Ja, misschien
ben ik ook wel gek gek van blijd
schap, want eindelijk is de tijd aan
gebroken, dat ik u vragen mag, mijn
vrouwtje te worden."
„Uw vrouwtje stamelde zij, want
waarlijk dat vooruitzicht scheen haar
nog veel verder dan de hemel ver
wijderd te zijn.
In zijn overmoed trok hij haar
andermaal naar zich toe. Bijna hoor
baar klopte haar hart tegen zijne
borst en, inniger nog dan dat van
eene andere, zoo kort slechts geleden,
rustte haar hoofd op zijn schouder.
„Gij weet, dat ik u, o, al zoo
lang reeds lief heb gehaden al
moest ik mijne genegenheid verber
gen, ge zult u daarvan toch bewust
zijn geweest; aan trouwen mocht ik,
helaas 1 niet denken mijn inkomen
liet dit niet toe. Het zou eene mis
daad geweest zijn, Edith."
„Als ge dat denkt ja."
„Maar, o, mijn liefste, thans raag
ik spreken. Wilt ge mijn vrouwtje
zijn?"
Maar wat is er dan gebeurd
vroeg zij.
„Wat 1 Ik heb kans bevordering
te maken, mijn lieve engel. Ik zal
waarschijnlijk naar groot Whitton
gaan."
„Groot Whitton! Ryle 1"
„Het is eigenlijk al zeker. Lord
Avons moeder heeft hem, schijnt het,
mijne benoeming verzocht, en hij
is zoo edelmoedig geweest, daarvoor
zijn woord te geven. Edith, zoudt ge
mij nu afwijzen, nu ik op Groot
Whitton kom?"
Zij verborg haar gelaat, gevoelen
de, hoe hij haar liefkozend over het
hoofd streelde. „Ik zou u zelfs geno
men hebben, als gij op Klein Whit
ton gebleven waart, Ryle."
„Dit is niet heteerste lieve gezicht
je, dat hier dezen avond gerust heeft,
Edith," fluisterde hij haar lachend
in het oor. „Nog geen uur geleden
had ik Lady Grace in mijne armen."
Hoe kon hij het gebeurde onder zulke
bewoordingen vertellen Hij stak
haar, schertsender wijze, haast een
dolk in het hart. Thans eerst gevoel
de zij wat naijver was.
„Grace had mij juist gezegd, hoe
hare moeder de opmerking maakte,
dat ik, eenmaal te Groot Whitton zijn
de, toch eindelijk trouwen kon. Toen
viel ik door de mand van het eene
woord kwam het andere, zooals dat
meer gaat, Edith, en bekende ik
haar, slechts op eene bevordering ge
wacht te hebben, om met u, mijn lief
ste, in het huwelijk te treden. Terwijl
we zoo praatten, had zij het ongeluk
den voet te versluiken. Het moet haar
vreeselijk pijn hebben gedaan, want
ze werd doodsbleek, en ik moest haar
steunen. Het onderscheid in mijne be
handeling van u beiden is geweest, dat
ik toen geene betaling voor mijne moei
te nam, zooals hier met kussen."
Zij sloeg hare oogen op en keek
hem aan. „Gij zoudt het misschien toen
ook wel gaarne gedaan hebben, Ryle."
„Ik, gaarne gedaan 1" herhaalde hij,
een glimp van eene gewetenswroeging
onderdrukkende. „Edith, u alleen heb
ik lief."
Na nog wat langer geminnekoosd,
na nog een poosje in de liefelijke
avondschemering, hand in hand staan
de, gefluisterd te hebben, gingen zij
eindelijk samen naar binnen, om ook
mevrouw Dane met hel heuglijke
nieuws gelukkig te maken.
Eenige dagen gingen voorbij. Het
begon Lady Avon te bevreemden,
dat zij geen nader bericht van haren
zoon ontving; maar zij nam aan, dal
hij zich wel rechtstreeks lot den heer
Baumgarten gericht zou hebben. Grace
hield zich stil. De twee minnenden,
ginds in Whitton Cottage, hadden
reeds tal van heerlijke plannen voor
de toekomst gemaakt.
Eindelijk bevatte de Times een
ongehoord stuk nieuws. Zoodra Lady
Avon dit bericht las, meende zij stel
lig, dat het op eene vergissing berust
te, of dat hare oogen niet goed had
den gezien.
Voor de vacature van Groot Whit
ton heette aangewezen ie zijn de
hoogwelgeboren en eerwaarde heer
Wilfred Elliotsen, een bijzondere vriend
van den Graaf van Avon.
Ten zeerste ontdaan, liet mylady
hare dochter bij zich komen, die,
bezorgd, dat hare moeder onwel was
geworden, zich dadelijk naar haar
toe begaf.
„Wat kan dit te beteekenen heb
ben, Grace riep de Gravin hijgend
uit. „Nu heeft loch Henry onzen Baum
garten niet voor Groot Whitton aan
gewezen: de jonge Elliotsen gaat er
heenl"
„Och kom, wat zegt u," zei Gra
ce dood onschuldig. „Harry schijnt
dan toch zijn eerste plan te hebben
gevolgd."
„Ja, maar dat mocht hij nu althans
niet meer doen. Eenmaal mij eene
belofte in deze benoeming gedaan
hebbende, mocht hij daarop niet te
rug zijn gekomen. Ik begrijp er niets
van, zoo iels ben ik van hem niet
gewoon."
„Maar, mama,wat gaat hel ons eigen
lijk aan, hoe die benoeming geloopen
is?"
„Zeker hebben wij er belang bij.
Ik wil hier zoo'n kwast van een jon
gen man, als dien Elliotsen, liever
niet zien komen: zijne vrouw heeft
zulke Puseyistische neigingen in
haar hoofd. Het wachten is, hoor ik,
maar op eene'plaatsing geweest, om
hem lot allerlei malligheden in de
kerk over te halen; en hij moet ge
heel naar hare pijpen dansen!"
Grace lachte.
„Neen, hel is waarlijk niet om te
lachen," bromde hare moeder, „noch
voor mij, noch voor mijnheer Baum
garten. Ik durf den goeden man
haast niet meer in de oogen te zien.
Wat zal hem dat teleurstellen! Zoo
te midden van het plannen maken
voor zijn huwelijk met Edith Dane
en het betrekken van de pastorie
hier!"
„Hoe weel u dat?" vroeg Grace
gejaagd.
„Ik hoorde het gisteren door me
vrouw Brice vertellen," antwoordde
Lady Avon. „Zij had van de Danes
vernomen, dat Ryle Baumgarten Groot
Whitton kreeg en met Edith ging
trouwen. Ik kan me maar niet be
grijpen, hoe Henry zoo veranderen
kon 1"
Lady Avon scheen zeer teleurge
steld, en terechtteleurgesteld door
het gebeurde, teleurgesteld, doordien
zij haar zoon niet begreep, die an-
Pusey, stichter eener tot het Katholi
cisme overhellende secte van de Anglicaan-
sche Kerk.
ders nooit zoo wispelturig of onbe
dachtzaam te werk ging. Dienzelfden
dag reeds beklaagde zij zich daar
over aan hem, en verzocht, op haar
daartoe strekkend schrijven, een spoe
dig antwoord.
De slechte tijding was een slag voor
den heer Baumgarten. De kleine, be
drijvige, goedaardige dokter Brice, een
man met een hart van goud, die al
tijd een vriendelijk woord voor zijne
patiënten over had, las toevallig den-
zelfden morgen de aankondiging in
de Times.
„God zegen me," riep hij, „wat een
koopjeHoe kon Baumgarten zich zoo
vergissenHij zei toch, dat Lady Grace
het hem had verteld. Misschien is die
dan wel in de war geweest
Hij slak hel nieuwsblad bij zich en
haastte zich naar Whitton Cottage,
waar hij den geestelijke in zijn stu
deervertrek aan een preek bezig vond.
Maar eenmaal voor hem staande, wist
hij niet goed, hoe hij die slechte tij
ding mededeelen zou. Wat eene ont
goocheling zou dat wezen! De heer
Baumgarten was in eene vroolijke stem
ming en van niets kwaads bewust.
„Hebt ge van morgen al nieuws ge
hoord!" begon de geneesheer.
„Neen," zei Baumgarten luchtig;
„ik heb nog niemand gesproken da
delijk na het ontbijt ben ik aan mijn
preek voor aanstaanden Zondag be
gonnen waarschijnlijk wel de laat
ste, die ik hier in Klein Whitton
preken zal."
Dokter Brice, meer en meer ver
legen, kuchte. „Dan ook soms iels
van Lord Avon gehooid?" vroeg
hij verder.
„Nog niet; dat verwondert mij
echter wel. Dagelijks zie ik naar een
brief van hem uit, maar er komt
niets. Mogelijk is hij weer naar Frank
rijk terugik kom liever niet op
Avon House, vóór de benoeming er is.
Het geelt zoo den schijn alsof ik geen
geduld meer heb."
„Wel, ik ik zag zoo pas een heel
vreemd bericht in de courant, om
trent het begeven van Groot Whitton
er werd een anderen naam daarvoor
genoemd dan den uwen," zeide de dok
ter. „Daarom juist ben ik hier eens
aangeloopen, om te hooren, of gij er
soms wat van wist."
„Neen, niets; och, de nieuwsbladen
geven zoo dikwijls verkeerde berich
ten," zei de heer Baumgarten glim
lachend.
Dokter Brice haalde nudecouiant
te voorschijn, zocht de besproken an
nonce op, die hij den geestelijke liet
lezen. Deze las haar een paar malen
over en begon zich minder op zijn
gemak te gevoelen. Hij las haar ein
delijk, ten derde male, hardop voor
„Naar men van goederhand ver
neemt, is door den Patroon, den
Graaf van Avon, de vacante, voor-
deelige kerkplaats in Groot Whit
ton geschonken aan den Hoog
welgeboren, Weleerwaarden Heer
Wilfred Elliotsen."
Er volgde een stilzwijgen. Beide hee-
ren zagen elkander vragend aan.
„Het moet eene vergissing zijn," zei
de heer Baumgarten. „Lord Avon kan
toch niet eerst mij, en dadelijk daar
op een ander aanwijzen."
„De vraag is heeft hij ubenoemd?"
antwoordde dokter Brice. „Kan het
van uwen kant ook eene verkeerde
opvatting geweest zijn
„Ik heb het, eigenhandig door hem
geschreven, gelezen uit een brief aan
zijne moeder. Lady Grace liet mij dien
zienalthans een stuk daarvan. Het
was een antwoord op mijne aanbe
veling voor deze betrekking door Lady
Avon. Zijne belofte was onomwonden.
Het is zeker in deze courant eene ver
gissing, Brice; dat kan niet anders
zijn."
„Laten we dat althans hopen," voeg
de de dokter er levendig bij. Doch zijne
woorden toonden meer vertrouwen
dan hij werkelijk bezat, en misschien
was dit bij den heer Baumgarten ook
wel evenzeer het geval.
Met keerende post beantwoordde
Lord Avon den brief zijner moeder.
Zijn schrijven luidde:
Beste Moeder!
Het is op Grace's verzoek, dat
ik de benoeming van den heer
Baumgarten ingetrokken heb. Zij
schreel me voor een paar dagen
een dringenden brief, alleen om
mij te melden, dat er redenen wa
ren, die den heer Baumgarten to
taal ongeschikt maakten voor Groot
Whitton, waarom ze mij verzocht
iemand anders te benoemen. Zie
daar al wat ik er van weet; laat
Grace de verklaring geven. Na
tuurlijk meende ik, dat zij uit uwen
naam schreef. De zaak is thans be
slist, en er kan niet meer op te
ruggekomen worden. Ik vertrouw,
dat Elliotsen meevallen zal. Mocht
werkelijk zijne vrouw haren in
vloed misbruiken, om allerlei frat
sen in de kerk in te voeren, waar
over gij u ongerust schijnt te ma
ken, welnu, dan moet ze er maar
eens duchtig van langs hebben.
Steeds uw lief li. zoon
Henry."
„Ja, ik heb aan Henry geschre
ven, mama; ik heb hem verzocht,
den heer Baumgarten niet te benoe
men," bekende Grace met hartstoch
telijken nadruk, toen zij in het ver
hoor werd genomen; hare wangen
gloeiden daarbij als vuur, want het
geval wond haar op, en was dagen
achtereen niet uit hare gedachten
geweest. „En ik deed het, omdat ik
hem als ongeschikt daarvoor be
schouw."
„Maar het was voornamelijk op
uw verzoek, dat ik Henry aanzocht
om mijnheer Baumgarten te benoe
men gij hebt me geen rust gelaten,
vóór ik dit had beloofd," wierp La
dy Avon haar tegen.
„Goedmaar bij nader inzien, kwam
ik tot de overtuiging dat ik dit niet zoo
had moeten doenbegreep ik, dat hij
er de man niet voor was; en om
er ten spoedigste een eind aan te
maken, schreef ik Harry in dien
geest. Dat is alles."
Lady Avon keek uitvorschend ha
re dochter aan. Zg vroeg zich af,
wat dit alles beduidde dat gloei
end roode gezicht, die heftige, scherpe
toon, waarin zooveel spijtigheid lag,
hare wispelturigheid bij deze keuze.
Zij begreep het niet; misschien kwam
er een flauw vermoeden in haar op
maar dat was te bespottelijk om er
lang over te denkenneen, zij vat
te het niet.
„Het doet mij innig leed, dat mijne
dochter tot zulk eene handeling in
staal is geweest; gij zult zelve het
beste weten, wat u daartoe bewo
gen heeft, Grace. Eerst iemand ge
lukkig maken met eene bevordering,
en het hem dan om een gril laten
ontgaan, dat is echt kinderspel. Het
zal een harde slag zijn voor Ryle
Baumgarten."
Ja, hel was een harde slag. Na
deze woorden tegen hare dochter, ging
zij voor hare schrijftafel zitten en be
gon, zeer ontstemd en met de zaak
verlegen, een briefje aan den jongen
geestelijke te schrijven. Zoo goed en
zoo kwaad dit ging hel onder
werp was zeer pijnlijk bood zij
hem hare verontschuldigingen aan om
de plaatsgevonden vergissing, er bij
voegende, dat zij nog niet wist of de
schuld lag aan haar zoon, aan haar-
zelve of aan beiden, terwijl zij den heer
Baumgarten smeekte, haar het gebeur
de te vergeven. Dit briefje liet zij door
een harer knechts naar Whitton Cot
tage brengen.
Wordt vervolgd).
Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.