qaop pap je paap 'apjappiqos paSaids uljz uaAoq psmj aip
'uoz oq -fiq uaqazSBpsuaqossnp ufjzop jjBq uaa ua qaz
-LUTuqaaAoq pooiS uaa puuooA [iaz§Eps uaa ua siaAinjq
aup pBq ua qlqaS qaopqaz uba qjo.vv uaa sba\ diqos pafj
'ruiq ap uaAoq uaqazjapuo ap ubjbav spaai uu ap.iap
-uituja.v p.iBq puBpsja ap pap 'jooa fiui iciCAvq pajj
•pqouaS SmpjBBA apjapfiMJOA jsa Sou paq do
uaip pjaiq ua Jaqftq uap Avnaiudo qi daoiS uaop ua
uapuiAjapuo uapqoom Suiqapsjiiajap apoojS ap ]B auaaS
'appiaj aopjBBp jbabS paq sjb 'fiz papdo 'pin SAvaqp
"PBJV" ua Al9N ua°aI 9tu qi pap psaaS uaqfqaS up
•apuoop
psBBq .lapuitu pbav ua apjnnps sjaoq uazuo qoo pBp
Saw uap ui .xapuB uaa jbbav auibS paaq suo raBwq
uaiqossira nupAv 'diqos jvp suo SuiSpuo 'uapqoB.ivjB
pip aAv uapsaoui uappBq fiq jaaAi qazpoojS paq 1'im
nu sba\ uainoqaS paq sjbooz uaufiAvpjaA jooav jebcu
paq psaoui uap uibbu spcuajj s( ui §00 suo pin
paq 8A\ uaiopaA ua I'iav usp japjBq suios Siiijjsba pip
appag "uapuiAvdo uapB[ 'diqos uaa uba uaiz paq .loop
'jaSaoiA S[B pqop ooz .laatu paiu frca app.vv qi qoog
•uazooj ap JapaAV Siplip paq uappBq
qjaAi uapB§fidsfi[ ap pap '.ioao japBAv paaA ooz quq
ap uibu 'joopiaA opuqBq ajBq .laatu ua jaatu aaz ap
qoo uaqassnpui jsap ua 'uappaq pazpoojS paq uba oai
pun paAaoq uaqjam ap do uio 2ip.iBBAvq.iaiu sbav papj
•noz ubbSjoao pBBssad'OZ uaqfijaqiaM uap ui qfqapuia
ua uaqqajp qfqapsoo Jaara SaAvapuaaS az pap 'pqaAvaS
dooq ap spaajja p.iaAv qaop 'uapin^ paq uba spqaajs
Sou nu az uiB.wq pB ua joop SipBpsaS ooz pumpBBSsad
uaa spa 'sapjq ap iaoAV Siqqnpar) -aop piazpooiS paq
uba pooqas ua spsq azfiAi uajajqosaq spaa.1 jaSaoiA
ap do 'suBqp qi appuaq SAvaqppajq uba dpnqaq paj\p
108
304
kregen we de groote geitouwen voor, de achterraas
tegen, en lagen wij, nadat de kluiverschoot nog af-
gevierd en de fok gegeid was, ook onzerzijds bijge
draaid. Maar aangezien we slechts met ons beiden
waren, was daarmede zooveel tijd heengegaan, dat de
schepen elkander intusschen tot binnen de halve mijl
waren genaderd.
Zelfs al had men vandaar ons noodsein niet be
grepen, dan kon toch reeds het feit, dat Nelly aan
het roer stond, voor hen een zeer in het oogvallend
bewijs zijn, dat bij ons heel wat voorgevallen moest
wezen. Na een kort tijdsverloop, zag ik de bakboords
boot uit de davits neervieren, een zestal matrozen
daarin plaats nemen en recht naar ons toeroeien. Het
scheen een whaleboot te zijn, van voren en van
achteren scherp toeloopende en wit geschilderd. Als
een meeuwtje blonk ze op het water, terwijl de zes
lange riemen een kielwater van schuim opzweepten.
Na eerst samen den valreep te hebben openge
maakt, zond ik Matthews vooruit, om een smaktouw
klaar te houden. Ik waag het hier niet, mijn gevoel
te beschrijven onder het uitzien naar de naderende
boot, terwijl ik tegelijk het schip daarachter in het
oog hield, waar men het door ons niet begrepen sein
neergehaald en de Engelsche vlag weêr geheschen
had. Het scheen me toe, alsof er wel eeuwen ver-
loopen waren, sinds ik andere gezichten had gezien
dan mijne metgezellen in het ongeluk; en toen ik
mij omwendde naar Nelly, die steeds het stuurrad
vasthield, en bedacht, wat zij alzoo had doorstaan,
1) Benaming ook bij ons meer in gebruik dan het vertaalde „wal-
viscbboot.'"
P°H 'pdoopjB Sipaods.iooA spar aAin pup 'jbbiu nu dooq
ua 'pjaaq paoui amcp aSuof ap pap 'uauuaqaq qljp
-jaa paora qj" apuaSSaz 'uaqqnjprapuo paiu qaapunpS
uaa pinpsaq s/ppavj uba uajooq paq l'iq uoq (jjj
•uaraoq ap ra 'qfip
-aSomuo suizsuaaS qoop paq sbav 'paiA uaop ap qiaM
jbbavz SaouaS u«p raam ubui aa.wp jooa ja uooqosjo
ua afdaaqos SipuBq uaa sbav pajj 'uaSuajq ap uau
-uiq uaiz osiBJEd|B^ ui Sinp.iBBA paq apjiAV qi 'SuiSubb
uaA[az(jm pbav ugr 'uaAfqq ap quq ap do cao 'ua.vaS
-a§ uauuaq ap paq uaSuBjjaA .iBBq azap ua 'uapajpaS
sbai §a|jaAO ui atuap aSuof ap paai qi pup 'uiaq appap
-J8A ua J8A0 UBuunnps uap jbbu do.iaiq opdups qj
„iuapmjsaq uaop uapi.vv ap spai ooz pop iim 'uaSfuqjaA n
J8ao paq as punq aojj -n japuoz 'paiu qfipmnpaj^"
(<(i UapB|.I8A
appaiu qi.iq ap 'uapojsaq psaA a§ pfiz 'Xqajvj 'snq"
•appnqas
pjooq paq psqsaq jaaz aop ua ja az pfiMJap 'apjapsmj
[jra jbbu .laacu pooujaAvnBU ap pjnpaSao jbbij ai az
pBp 'pBBpS jacq do Suiqqujppm ap ubb qi Sbz 'uapajd
-joop jaajq qi uooqosjo 'Saz qi uapuiAaq daqosjaz
-a§ ql'i]aAvnojA ui qaiz ua'uljz noz jb pao§ ooz diqas'
ajapua pep do uaSapuajBBp liz jfiM.iap 'uaqiajaq ap
-iBJBdjB^ rao 'uappaq Sipoou Sou uaiqossiux oav u-qp
*pf;p uaSuaj uap do 'uapuiAjapuo uauunq noz quq gp
aip 'uasuBq apqaajs ajjB do saaAV fiqiBcp 'uaqBm
ap qituqaS poquaB paq uba 'uapajjaAO ap jaaq apuap
-qaBjp 'uBBgp.iooA jaajq azfiAV aip do qi uooqasjo
((-uaq qoo ja qx pop 'jbz ua2.ioz n jooa
jusuoo aqosjaSug; ap jbbav 'pazaSja uapjozv oosisubjj
nag ut aS punq apacujBBp ijaiq unp jaSqiaA paaA Sip
-uiauo aS pfiz 'pSq jBap pap 'diqos pBp dQ 'nsAffiq
808
305
en dat de nabijheid van dit schip eene belofte was
van een spoedig einde onzer beproevingen, hield mijn
hart haast op met kloppen, gevoelde ik een soort van
duizeling, en drukten de nagels mijner vingers diepe
groeven in de palmen mijner hand, bij mijne pogin
gen tot zelfbeheersching.
De man, die de boot bestuurde, was een jong mensch,
met een ernstig voorkomen en een door de zon ver
brand gezicht. Hij droeg een blauw wollen broek en
een kort lakensch jasje. De matrozen roeiden, alsof
ze op een oorlogsschip gedrild waren, met lange,
krachtige halen aan de riemen, die zij, toen de boot vaart
genoeg had om langszijde te schieten, met bewonde
renswaardige juistheid inlegden. Vier hunner waren
blijkbaar Zuidzee-eilanders, met donkere tronies, glin
sterende oogen, goedaardige gezichten. De voorste
man ving het smaktouw, hem door Matthews toege
worpen de boot zwaaide langs het boord, waarna
de jonge man, die een der stuurlieden van het schip
bleek te zijn, overstapte.
Hij sloeg de hand aan zijn hoed, keek verwonderd
Nelly aan, toen om zich heen en naar boven, en
vroeg eindelijk, op Matthews wijzende: „Is dat de
heele bemanning?"
Ik antwoordde toestemmend, en verzocht daarop
Matthews om naar het roer te gaan, daar ik Nelly
naast mij wilde hebben. Hierop had het volgende
gesprek plaats:
Be stuurman. „Ik zie, dat uw schip in nood is. Is
dat al bemanning wat ge hebt? En dan nog wel
eene dame aan boord. Hoe heet de brik?"
Ik. De Morningstar, van Port Otago. Ik was tweede
stuurman aan boord van de Waldershare, op reis van