•uapnoq a} Sizaq qosuaM uaSuiMnoqosaq auiBnaSuBB raam para psaaS ufira psiaaiooA J9A3I[ na Sajiapau uad aufitn sunqp qi pup 'napniA uajpz ap iooa SuiuooqasiaA ia qi dooq 'puaq -aopaq aaz do ioa uajfira na uajfira 'iapBM jo |aspaoA lapnoz 'naqosaam joa pooq anaa peM 'paaM na 'uaSta qs«A ooz qnaiqdiqos anaa use 'uapaqqfipsfrifljB Taj -laqs u; qaq pdaipiaA spaai uaaiapqon Susjooz fira qi uaizaSuBB 'na qaq uaiojiaA qi uaip 'puaiiA uajaqon naa ubb bjb naqnap uaAfqq maq ubb Son SBBjaq qi paoui lappa SidoojioOjV "UBBps 8bz fira iooa aAfij nap -uaA0| m pftp lafliuaa a} maq qi pnp 'ufiz nauunq psaq Son qoop noz pq 'uasunq apspraaaiAiagB ap uba joa ooz si aaz ap 'pooiS ooz si ppiaM ap ibbj\t awi/SMp 688 338 Het oorlogschip, dat ons van matrozen voorzien had, viel te Valparaiso vier dagen na de brik binnen. Op den dag van ons huwelijk lag het nog in de baai, en onder de voor het feest, dat de consul dien dag ons ter eere gaf, genoodigde gasten, bevonden zich de commandant en de beide officieren, die ik had leeren kennen. Die dag is het, welke mij van mijn gansche leven het best is bijgebleven; en toch maakte ik, in zeke ren zin, bij het feestmaal nog een mal figuur, want toen ik opstond, om voor Nelly en mij te bedanken, en daarbij nogmaals van ons wedervaren ophaalde, vertelde, hoe zij er toe gekomen was om de reis met de Walder&hare mede te maken, sprak over het ver lies van onze scheepsmakkers, en mij gevoelig toon de voor de groote, voorbeeldelooze beleefdheid, die wij van den consul en zijne echtgenoote hadden mo gen ondervinden, kreeg ik het behoorlijk te kwaad. Iets, wat eene wonderlijke overeenkomst met een traan had, huppelde over mijne wang, als eene gedroogde erwt over de tafel zou doen, en ik moest voor een oogenblik mijne welsprekendheid beleggen, ofschoon „alle hens" hun best deden mij met luider stemme aan te moedigen. Matthews bleef een dag of tien te Valparaiso rond slenteren in de eerste dagen ontmoette ik hem trouw; doch opeens was hij verdwenen en heb ik nooit meer iets van hem vernomen. Hoe gaarne zou ik wenschen het verslag van de zoo ruimschoots mij ten deel gevallene gunsten nog te kunnen aanvullen met het bericht, dat ook mijn kleine, degelijke, hartelijke kameraad Thomas behoor de tot de geredden uit de schipbreuk van de Wal- ua pjaijqaS aaz ap uaSapuaiBBp uaAaps adiaqas uaa pfiMiap inoz uaop pp sprid uapjBAaS piooqiaAO uaa sjBooz 'paipsjB SaoqiooA uadnio] uap uba iopbaa pq 'apuBBSpmooA Sbbip 'ua 'uaqoi ai ua uaqqnq ai §bj aaz ap ui 'pAinoqaS piaqpus do uap fiiappBq aiBMz lauaa uaiteip pq do laacu 'poqunS ap aoq 'uaiz ap 'uaqqaq pqBBiuaS qfqooiA UBmaaz lapai noz pj-j „•qaoiq ufiz lapqaB raiop uaAjBq uaa pui uaaqu pjiaz suo uba diqos PQ" •qoBpnqS uaa pin fiq appiooMpuB (('iaauatn 'uapnoq ap pin qiiq azap nagap paq 'ubb uaquap uaaS 'o" ^'uaAfqqfiq jim suo paq uaipui 'uaraau uapaotu uaqnz daajs do diqas Mn fiM psp" 'laSueSiaoi ultra ua°ap qi laz (l'saa.iA qj" •pqiaiaq puq SuiuuBds apoA ufiz suizsuaaS 8ou azap 'sbm moops spaai ]B ia ooz 'pBp 'qaajq uibbz -SaouaS pimbbm 'uaiBBip uibbz!oub{ paq jao.iqos ap qi Sbz 'uaAaqaSdo piaM diqasiapqoB paq sjb 'ua Sooqrao uaapsiooqas uaiBq pin Saaps qooi raojoq aq -qip uag 'sbav uopuaqsq auaa ibbui az josp? 'uauuiM ap iBBq do frn uauuoSaq nu spaai qoop 'uaAaSaS iooa puia uaa pBoqunS ap qi pnq aAjcqspiaqpjaapg •piaM pdooqagdo uazinjq ap ubb pop pBp 'rainqos paq loop Snip aS -8np paq pooqos pus|fid ua 'apSuBjiaA fiz pBM p qi.iq ap qoo usp paq apauiiBBp qoop UBBpsfiq uaiz ap ]pz -raBiq pap 'pqoizaS Mnaiu uaa paq sbm firn ioo^ •uaAoq ibbu bi ap SuiS qfipSap ua 'lap -8AA nu qi |BAaq „jiapaq uaMnoppS ap peqiaAf)" ((|Iooa uapooqas ap psjj" :uadaoiaop qap paq ibbu maq qi apiooq ua bi ap uba paz paq apiaddsjq 'sbm uaAoq pnnuira auaa uura ap 190^ mauoM ap fiq ppq -puaiBApiooA agipuaAaj uba afppBps uaa qpz 'ubb uibbu ^88 335 ruim baan voor het vaartuig gemaakt zou hebben. De breedte van het vaartuig maakte echter, dat ik het, ondanks dat ongemanierde stampen en slingeren, geen enkel spatje zag overnemen. Dwars gekomen zijnde, sprong ik op de loefverschansing en pi aaide den commandant toe of ik ook zeil zou minderen, ten einde in de nabijheid te blijven. Doch het ant woord luidde: „Neen; zeil maar door. We hebben nog geen stoom genoegvolg uwe bestemmingdank Nog ééne minuut en wij waren vooruit, vrij van den rook, en een half uur daarna hadden we het stoomschip twee mijlen achter ons, waar het nog altijd lag te rollen als een verhaalboei, ofschoon on getwijfeld op dat oogenblik de schroef wel reeds het grootste aantal wentelingen doen zou. Een uur vóór zonsondergang was onze vriend uit het zicht, terwijl de kleine brik met vluggen gang de golven bleef klieven, tot aan den valreep toe gehuld in den mist van het opstuivende water. Regelmatig zeilden ons steeds de passaatwolkjes boven het hoofd, terwijl het roode zonlicht op het door de zeeën vochtig gehou den voorschip weerkaatst werd en een vurigen gloed wierp op het water, dat in kleine stroomen door de spijgaten vloeide. Verder vind ik in mijn journaal geene bijzonder heden aangeteekend. De overige bladen daarvan be helzen slechts de gewone opgaven van mooi weêr, flink doorstaanden wind en een goede vordering in onzen koers. Het zou dan ook, na zooveel ondervon den te hebben, wel al te wreed zijn geweest, indien

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1893 | | pagina 8