AOHaaimo
'v:a i n o
'SUfSOOT N3AB3 °aa
'lïsnavvn
"iaaa HiSHaa
'3 N33 HH.LS3M NVA 3NIIAI13H1IM
aooa
UVA
HOSTaONST I3H ÏÏVVN
4
blikken voor, zoowel in de vriendschap als in de liefde,
dat men zwijgen moet, waar men had willen spreken.
Wij mogen de gebreken van een vriend nog zoo
duidelijk inzien, het is toch beter den schijn aan
te nemen alsof wij ze niet bemerken. Want het is
zeer te betwijfelen, of het berispen van gebreken ooit
eenig goed deed, of het ooit geleid heeft tot het uit
roeien dier gebreken. De vriendschap wordt door het
meerendeel der menschen gewoonlijk beschouwd, als
iets, dat bestemd is steeds voort te blijven duren,
en dat tegen elke gewelddadige behandeling bestand
is. Doch [dit is een groote dwaling. De vriendschap
kan, even goed als de liefde door zulk eene behan
deling gedood worden, één onbedachtzaam woord
kan haar zelfs plotseling doen stervenzij kan alleen
voortbestaan, wanneer zij met zorg en teederheid be
handeld wordt, want het is een kruidje-roer-mij-niet
en geen grove distel. Wij mogen van een vriend
niet verlangen, dat hij boven alle andere mensfhen
staat. Wij behoeven zijne gebreken niet lief te heb
ben, maar wij moeten er niet bij blijven stilstaan,
zelfs niet in onze gedachten. Wij mogen niet van
hem eischen, wat hij ons onmogelijk kan geven. Een
karakter kan alleen dat geven, wat het bezit. De tijd
en de afwezigheid zijn vijanden van de vriendschap,
zoowel als van de liefde; maar zij behoeven haar
daarom niet te dooden, zooals zij de liefde dooden.
Want de liefde is zoo innig saamgeweven met phy-
siek genot, dat zij zonder dit genot op den langen
duur niet kan blijven bestaanmaar daar de vriendschap
een gevoel is, dat niets materieels heeft en uitslui
tend op het verstand berust, zou zij ook moeten kunnen
voortbestaan, zonder dat de vrienden persoonlijk met
A\n ua laiqueq mu ua 'pq yaaq japaaiupa.1 .Mjq -UBtn
uaa ui sjpz 'ppqSiuspaoq auiBuaSuBBUO uaa pfijp st
putqsjaA puozag" •qfipuiaS suizsSiuaa [jq approoMjuB
„'sqjjpsaa.uspisipuBp.iaA puozaS pm avuou uag"
„•piaajjuaouoa
-aS fitu ui qoiz gjaaq jqoBjsaS suo uba puepjaA puozaS
pq iy -pppaA sjjjMqip ooz spaa.i srarami [jui fiS jqaq
pp 'ufjz a} ipsipqpdraAls mo qosipe.id oj uaq qj"
,/uaps.i uauunq uajqoepaS auljui SuiSSaj
-jin a.iapi9A aSuraa japuoz fiS jpnoz 'jjbbm auiou
oqosipqpdmXs suaa fiS sjy uaSuaiq aj uaprooM rapuo
jqoBp uaAaooz qi pM isajp Sipsj a} firn si ppj"
•japnz aufiz appjooMjuB ,,'ptu jo
uaq suaa n pra pq qi jo 'ua°°az snp qi uuq aoq
}quap J3AO fi§ jbbm 'uapM aj aaa ap piu qaq qj"
•uiBAvq ao; tuaq .ibbu aip 'atuBp auaa uaSaj 'do
-pjBq (jq apiaz <l(;ep|ijj 'piu qoo pp fiS ïpui^"
(/ua°uaaq aj joop ppqmeBz
-uaa ui rnn jpq uaa ufiz pep ui aaacu pin fuv pp
'si 'uaqqaq uaqusp aj uaziai aSunpSuB[ azuo ua guip
-uiAjapuo arapjaam azuo uub 'duqasuapM jap SubS
-pmooA uap ubb fiM pp 'aSiuaa pg 'Sjpoou juuaj
-inq uba iouiqqa.udo uaqqaq fi^ 'piu fuv ua Saou
-a§ jpzqoiz ubb uappeq lig 'uaqqa.q uapaora p.iBBMZ
pq Ijz sp 'uappjos apuapnmpn suaAaj ua ua.iaa°sfiM
ua uapjaapS aporS sjfiMqip sjpz uaiB.vv Ijz 'uaajp pin
pp ug uapa.ua} jjz uajB.w qooi jbbui .'pup uaSapSfiq
}S}qoip ap jbbu Suspq uba star uaa sjpz sbav pq na
'Sipoou Subj uaqaM (jz uappeq 'ubb§ aj uapuog .ibbu
uiq -Suiuom auunq mopuoj uaSaM ajequBB°aquo ap
loop uapausaSjB ppjaM auoMaS ap uba uojbm jjz 'SBAa
SuipAJBA pM 'suaa piu uajsiM ftz el 'piu qaiz
.ia uappaAiaA ua 'pM pq uapap 'fuv uBp ua.t8M japq
8
5
elkaar in aanraking kwamen, ja zelfs door eene levens
lange scheiding niet worden vernietigd."
Toen hij dit geschreven had stond hij op en liep
eenige malen de bibliotheek op en neer.
,,Dit laatste is volstrekt niet waar," zeide hij. „Het
moest zoo zijn, maar het is niet zoo. Een lange schei
ding doet zelfs tusschen de beste vrienden een mist
oprijzen, gelijk aan dien, welke de Brahmaansche
toovenaars oproepen om zich zelf te verbergen. Ach
ter dien mist worden de trekken, die wij eens zoo
goed kenden, onduidelijker en eindelijk is het, alsof
zij aan een vreemde toebehooren. Zal de wederzijdsohe
sympathie niet verminderen, dan moet men gedurig
met elkaar in aanraking komen. Dit is onze schuld
niet; de oorzaak ligt in ons gebrekkig geheugen en
in de verandering, die onze ziel zoowel als ons
lichaam met de jaren ondergaat."
Hij zette zich niet weer aan zijn schrijftafel neder.
De glazen deur der bibliotheek stond open en hij trad
naar buiten. Yoor hem lag de tuin half in de zon,
half in de schaduw van groote boomenhier en daar
stonden tusschen de bloemperken, die met ouderwetsche
losheid en natuurlijkheid geschikt waren, bevallige groe
pen zeldzame conifeeren, en op den achtergrond hooge,
geschoren palmenhagen een overblijfsel uit de dagen
van koningin Anna. Hij liep in gedachten verzonken
het met rozen beplante terras op en neer, dat zich voor
dezen vleugel van het huis uitstrekte. Er stonden niets
dan theerozen en het geheele terras werd er door in
gesloten, eenige breede steenen trappen leidden naar den
tuin, die een weinig lager lag, en werden geflankeerd
door een grooten ceder. Het was eene bekoorlijke, poë
tische plek. De andere gevels van het huis waren veel