LADY GRACE.
EEN ROMAN
VAK
Mevrouw HENRY WOOD.
Uit het Engelsch.
12)
De oudste jongeheer Baumgarten
haalde zijn horloge een bijlage,
het voorwerp van zijn bijzonderen
trots voor den dag; en Charley,
die nu heel goed wist, dal met zijn
gebiedenden broeder geen gekscheren
viel, nam het kerkboek aan en
ijlde, zoo vlug hij kon, door de ou
de kloostergangen naar hel ouderlijk
huis.
Cyras verdreef intusschen den tijd
met het plagen van een kal, die
ongelukkigerwijs op het afgesloten
kloosterkerkhof verdwaald was ge
raakt; en nog juist vóór hel verstrij
ken van den hem gestelden termijn,
kwam het kind, buiten adem, met
het gevraagde kleedingsluk aan.
Cyras rukte het hem uit de han
den, slak zijn arm in eene mouw
en wilde nu ook de andere aanschie
ten, toen hij ontdekte, dat het een
verkeerde was. Bij vergissing had
Charles zijn eigene jas medegebracht,
die veel te klein was om ook voor
zijn broeder te kunnen dienen. Deze
ontstak in drift en gaf hem, doch
eigenlijk voor den vorm slechts, een
zachte broederlijke kastijding.
„Dom stuk uilskuikenI Wat moet
ik nu met die jas beginnen Heb
je dan geen oogen? Heb je geen
hersens soms? Nu, als..."
„Heila! Wat is hier gaande, Cy?"
De spreker was Fiank Dynevor,
Cyras Baumgartens boezemvriend,
wanneer hij zich te Denham bevond.
Hij wa? veel ouder dan Cyras, maar
deze laatste was zijne jaren vooruil
en had een diepe minachting voor
den omgang met knapen van zijn
eigen leeftijd.
„Ik had hem weggestuurd om
mijn jas te halen, en nu brengt de
ezel zijn eigene mede," verklaarde
Cyras. „Daarvoor kwam hem een
pak toe."
„Zeker, niets heilzamer dan dat,"
zei Frank Dynevor. „Maar waarom
huilt hij nu?"
„Om zijn zonden zeker," ant
woordde Cyras.
Charles had nog altijd tranen in
de oogen: niets griefde hem meer
dan Cyras zoo boos te zien.
„Och, hij grient altijd dadelijk,"
ging Cyras voort; „dan brengen ze
hem naar de kinderkamer en krijgt
hij een koekje. Mama en de oude
Jaquet maken er geregeld een meisje
van. Komaan, mannetje Charley, zoudt
ge zoo goed willen zijn, de rechte
overjas eens te gaan halen? Het is
zijn schuld, dat ik je zoo wachten
laat, Dynevor.
„Ik ga toch niet mede," zei Dy
nevor. „Het was t'huis erg mis, omdat
ik in den regen geloopen had, en nu
moet ik binnen blijven. Dat kwam
ik je alleen maar vertellen. Zeg Cy,
luister eens!"
De twee jongens, waarvan Dynevor
zijn arm los om Cyras' nek had gesla
gen, strompelden nu door de kloosters
naar eene opening, die voerde naar
eene donkere laan, waarschijnlijk om
hoogst gewichtige geheimen te ver
handelen. Toen Charley zich vrij
gevoelde, werd zijne aandacht ge
trokken door een troepje scholieren,
waaronder hij vriendjes had, waarbij
hij zich nu aansloot. Zij waren met
het noodige rumoer uit hel school
lokaal gekomen, waar zij hunne
koorkleeden hadden algelegd: ook
hen had de muziek in de Kathedraal
niet tot blijven kunnen verlokken.
Denham bezat eene liefdadigheids-
school voor de kinderen van onver
mogende ouders, waar slechts het
meest elementaire onderwijs werd
verstrekt: Lezen, Schrijven, Rekenen
en een weinig van de Geschiedenis
en andere vakken. Die school nu
werd bezocht door wel vier- of vijl-
maal zooveel leerlingen als de meer
voorname, de Kathedraalschool, er
telde. Sinds onheugelijke tijden wa
ren de jongeheeren van dit College,
's Konings Scholieren genaamd, met
de jongens van de Armenschool op
een zeer gespannen voet. Wanneer
de vijandige partijen elkaar in vol
doende krachten ontmoetten, draai
de het altijd op schelden en steenen
werpen uit; maar somtijds ook ge
beurden er ernstiger dingen werd
er een formeele slag geleverd. Juist
nu waren de gemoederen in de hoog
ste mate verbitterd, en had, op grond
van beleediging, een hunner door trot-
sche collegianten voor een paar da
gen aangedaan, de tegenpartij (onder
begunstiging van hel ongewoon
duistere weer) het plan beraamd, in
groote overmacht, bij den uitgang
van den kloostermuur, de Konings
scholieren op te wachten, na den
dienst in de Kathedraal. Laastgenoem-
den liepen in dien val; doch namen,
dapper genoeg, den ongelijken strijd
van harte aan.
De oorlogskreten, verre aan de
andere zijde van het kerkhof gehoord,
kwamen ook aan de heide daar wan
delende knapen Ier oore, die, altijd
vaardig voor eiken strijd, zich da
delijk op maakten ten einde het ge
wicht hunner krachten aan de goede
zijde in de schaal te leggen. Het
eerste wal Cyras zag, was zijn broe
der Charles, omsingeld door een half
dozijn vijanden, waartegen hij het
zwaar te verantwoorden had. Een
maal onder de collegianten zijnde,
werd deze voor een der hunnen aan
gezien en, zwak ventje als hij was,
vooral ook om zijn aristocratisch
uiterlijk, een doorn in aller oog
totaal in verdrukking gebracht.
Yan diepe verontwaardiging bruis
te het jeugdige bloed Cyras Baum- j
garten in de aderen en steeg hem
naar het hoofdzoo hij al Char
ley mocht bevelen en slaan, daarom
kon hij dit nog niet van anderen
gedoogen. Hij smeet buis en muts
van zich af naar Dynevor, en sprong,
de kleine vuisten stevig gebald, te
midden der strijdenden! Welk een
tegenstelling, wanneer men dit be
dacht 1 Daar ginds, binnen die hooge
muren, de deftige, waardige Deken,
het Orakel in zijne Kathedraal, en
de schoone, bevallige (rotsche Lady
Grace, beiden even gevoelig voor wat
men de convenances der groote
wereld noernt! En hier buiten, in
de open lucht, de twee jeugdige
Baumgartens, gewikkeld in een ver
woed jongensgevecht, waarbij slechts
bebloede koppen en gescheurde
kleeren te halen waren! Helaas! ge
moedelijke heeren van de Kerk, fiere
Ladies Grace, ook uwe zoons verge
ten wel eens, wal zij aan u en aan
zich zeiven verplicht zijn
In welken zin de strijd beslist zou
zijn geworden, is moeilijk uil te ma
ken blauwe oogen, gaten in het
hoofd, misschien gebroken beenen
zouden zelfs op hel eind niet uitge
bleven zijn ware niet de meester
van de Armenschool een waar
dig en uiterst streng man, die zijne
leerlingen goed onder de roede hield
juist nog tijdig op hel terrein
verschenen. Hij moest het beraamde
plan geroken hebben, althans hij
kwam vrij dicht achter de jongens
aan, zich gereed houdende, op de
twistzieke hoofden het gewicht van
zijn geschokt gezag te doen nederdalen.
Zoodia slechts zijne indrukwekkende
persoonlijkheid in de verte was gezien,
ontstond er eene paniek. En die paniek
leidde, zonder dat er van een behoor
lijk overleg der hoofden van den aan
val sprake kon zijn, lot een over
haaste vlucht.
Dynevor, met enkele der collegi-
anten bevriend, gaf Cyras zijn kle
dingstukken terug, en trok met de
anderen mede; zoodoende bleven de
twee Baumgartens alleen. Charles was
geheel ontdaanzijn neus was aan
hel bloeden geslagen, en tranen rolden
hem over de wangen. Cyras zat in
een hoek van den verlaten klooster
gang en hield het kind in zijne armen,
zorgvol als slechts eene moeder het
zou hebben kunnen doen.
„Kom, wees nu maar stil, Charley,
mijn ventje," riep hij, hem liefkozende,
uit. „Ik ken dien eenengrooten lummel
best en zal hel hem betaald zetten,
zoo zeker als hij een „snobber" is.
Ik zou de lafaards nu wel waarge
nomen hebben, als ze maar waren
blijven staanWaar hebben ze je ge
slagen, Charley?"
„Ze sloegen me overal, Cyras,"
snikte het kind, dat, nog geen twee
jaar jonger dan zijn broeder, even
wel bij hem vergeleken, in vermetel
heid en wereldkennis veel lager stond.
„0, mijn neus bloedt nog zoo!"
Cyras stelpte met zijn eigen wit
ten zakdoek aanhoudend het te voor
schijn druppelende bloed, en kuste
Charley om hem tot bedaren Ie
brengen.
„Charley, vent," begon hij, terwijl
de andere nog steeds troosteloos bleef,
„als ik je wel eens sla, dan is dal
niet om je pijn te doen, want je
blijft toch altijd mijn broertje, en ik heb
niemand zoo lief op de wereld. Ik
sla je altijd maar om een kerel van
je te maken."
„Ja," zuchtte Charles, zich dichter
tegen Cyras aansluitende, wien hij,
trots zijn heerschzucht, eene innige
liefde toedroeg. „Ik weet het wel."
„Maar doe ik je wel eens erg pijn,
Charley?"
„Neen, nooit," riep Charley, altijd
nog jammerende. „Maar.maar
ik denk dan altijd, dat je boos op
mij bent."
„Dat ben ik nooit," ontkende Cyras.
„Niemand t'huis houdt zooveel van je
als ik, en ik wil je altijd blijven be
schermen, hoor!"
„Mama is toch ook goed voor me,
Cyras."
„Ja, op haar eigen manier," ant
woordde de wijze Cyras. „Ze ver
troetelen je l'huis tot een meisje. Maar
ik zal voor je vechten, Charley ik
zal zorgen, dat iedereen van je af
blijven zal, als we samen te Eton of
Rugby op school komen."
„Het zal later niet noodig zijn,
CyWacht maar, als ik wat ou
der ben. Jaquet zegt altijd, dat jij net
zoo geweest ben."
„Neen, die is goedl" riep Gyras
in zijne verontwaardiging uit. Wie
zegt dat
„Jaquet."
„Dat moest ze mij eens durven
vertellen, die leelijkerd! Ik ben nooit
zoo'n papkindje geweest, Charley; ik
ben niet bedorvendat weet zij het
best, en nu vertelt ze zulke sprook
jes om jou mede te paaien. Ze maken
een echt meisje van jezoo'n flu-
weelen kiel, met witte strooken
Witte strooken!! En nooit mag je
de deur uitgaan, zonder dat er een
meid meê moet om te zorgen, dat
vooral het kindje niet vallen, weg
raken of een ongeluk krijgen zal!"
De arme, ongelukkige, zachtzinnige
Charley bedwong langzamerhand zijne
droelheid.
„En mama dan, die altijd wil, dat
je Zondags in de kerk bij haar zit!
Nog nooit is het in Denham vertoond
zoo'n groote jongen indedamesbank
Neen, dan ben ik nog veel liever een
van die „snobbers" dan als zoo'n
zoet kindje grootgebracht te worden."
„Och, plaag me zoo niet," smeekte
Charley.
„Jij kunt het niet helpen," antwoord
de Cyras, hem steeds kussende„het
is haar schuld. Jij zoudt wel een
flinke jongen zijn, Charley, als ze je
maar lieten begaan. Maar ik zal je
dapper maken, en altijd meer van je
houden dan al de rest het samen
doet. Is je neus nu nog pijnlijk, lie
ve Charley?"
„Niet veel meer. Het was maar de
schrik."
Zoo zalen ze nog een poosje bij
elkaar: Cyras bracht den kleine tot
bedaren terwijl hij hem liefkozend
over de wangen streelde, zijne tranen
droogde en hem lieve namen gaf.
Eindelijk stonden ze op en geleidde
hij hem zorgzaam, door de overdek
te gang, naar de ouderlijke woning.
Het was lang geen schillerend fi
guur, dat zij maakten bij het binnen
treden van hel goed verlichte huis.
Beider gelaat en beider kleeding,
zells Charley's „witte strooken" waren
met bloed bevlekt, voor een deel
door Cyras' ontstuimige liefkozingen.
Nog altijd waren de deken en Lady
Grace afwezighet hier beschrevene
had alles nog onder het spel van
den organist plaats gevonden. Cyias
trachtte dus met Charles zoo stil mo
gelijk de kinderkamer binnen te
sluipen.
„Groote goedheid! riep de meid,
die daar met het jongste kind, Ger
trude, een jonge dame van lusschen
de vijl en zes jaar oud, zal te spelen.
„Wel, zulke ondeugende jongens!
Waar heb jelui gezeten 0, dat is
weer net zoo iels van jongenheer
Cyras
„Zoo van mij Dat is wat nieuws!"
wierp Cyras haar nijdig tegen. Altijd
nog liet de verhouding tusschen die
twee heel wat te wenschen over.
Gertrude was in een hoek gevlucht,
vanwaar zij een paar groote oogen
opzette, trolsch en blauw als die
harer moeder. Zij gevoelde zich niet
op haar gemak, en begon van den
weerstuit mede te schreien.
„Kom, ben je niel wijs, Gerly,"
riep Cyras uit; „is dat nu om te grie
nen? Charles' neus heeft gebloed,
dal is alles."
„Ja, ze hebben me zoo geslagen,
Jaquet," zei Charles, bij de herinne
ring aan zijn leed opnieuw weekhar
tig wordende; „maar Cyras niet."
„Neen, natuurlijk niet, zoo'n hei
lig boontje," antwoordde Jaquet bits.
„Wie zou hem ook kwaad doen
Maar waarom heb jij hem geslagen,
jongeheer Cyras? Wal had dat arme
schaap ie weer gedaan?"
„'t Raakt je niet!" grauwde Cyras,
in woede ontstoken. „Maar, durf dat
nog eens te zeggen, dan vlieg ik je
aan hoorDe jonge held achtte
het overbodig, tegen die valsche be
schuldiging op te komen: wat de
meid van hem dacht, liet hem vol
komen koud.
„0, Jaquet kijk eens I kijk eensl"
jammei de nu het kleine meisje, ter
wijl Charley opnieuw aan het schreien
gingzijn neus was weer begonnen
te bloeden. Op dalzelfde oogenblik
kwam er een andere verstoring bij.
De deur van de kamer ging open
om den deken en zijne vrouw toe
gang te verleenen de eerste had nog
geen lijd gehad, zich van zijn ambts
gewaad te ontdoen.
De kindei meid was, brommende op
den lastigen Cyras, bezig om water
in eene kom te schenken.
„Zie eens, mylady, zie dat weer
eens aanriep zijde jongeheer
Cyras is weer bezig geweest!"
tVat is er hier gebeurd vroeg de
deken, de jongens beurtelings en van
top tot teen opnemende, verbaasd
kijkende van al dat gesnik en ge
schrei. „Wal is hel toch vroeg bij
andermaal, op nog strenger loon,
omdat men niet onmiddellijk ant
woord had gegeven.
Wordt. vervol(jd\
Gedrukt bg DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.