LADY GRAGE.
EEN ROMAN
VA*
Mevrouw HENRY WOOD.
Uit het Engelsch.
17)
De bankier was hoffelijk genoeg
geweest, dat schrijven in persoon te
komen beantwoorden; en zoo was
hij het nu, die hier tusschen den deken
en zijn rechtsgeleerden raadsman zat.
Doch wat baatte het Reeds vóór het
verschijnen van den deken, had hij
in vertrouwen den Heer Fuller mede
gedeeld, dat zijne firma er zooveel
geld bij ingeschoten had, dat van
eene nieuwe leening geen sprake kon
wezenneen, zelfs al hing het daar
van al, den deken buiten het Vage
vuur, laat staan buiten de gevangenis
te houden. In gelijken zin, maar in
minder krasse bewoordingen, herhaal
de hij thans zijne verklaring tegen
den deken zelf.
De zaak werd nogmaals van alle
zijden bekeken en in bedekte termen
besproken, om niet door den politie
agent, aan de overzjjde van het ver
trek, te worden verstaan, doch, zon
der dat zulks tot eene beslissing leidde.
Altijd kwam men terug op hetzelfde
punt: de deken bezat noch geld, noch
geldvertegenwoordigende waarden
niet eens hel meubilair van zijn huis
behoorde hem toe; want dit was
door Lord Avon op naam zijner zus
ter gezet, en daardoor voor dit ge
val onvervreemdbaar. Ook de inboedels
van hunne huizen in Denham en
Groot Whillon waren reeds verhypo
thekeerd. Diep stak de Deken van
Denham in schulden. Van het eene
uitstel was herhaaldelijk, op meer be
zwarende voorwaarden, een nieuw
uitstel gekomen, en eindelijk waren
's mans moeilijkheden tot deze cri
sis gebracht.
„in elk geval wil ik, morgen vóór
den raiddag, mijne opwachting bij
Lord Avon zien te maken. Zou ik
hem dan t'huis vinden, denkt u?"
vroeg de heer Fuller.
„Het is niet onmogelijk, dat men u
dan reeds weêr zijn vertrek naar Pa
rijs bericht," meende de deken, die
reeds dagen te voren van zijn plan
daartoe had hooren gewagen.
In dat geval was er in 't geheel
niets meer aan te doen. De advocaat
kon niet helpen; de bankier wilde
hel niet doen, en de zitting werd
opgeheven, nadat de heer Fuller nog
had beloofd, zoo vroeg mogelijk den
anderen morgen terug te zullen kee-
ren.
Dr. Baumgarlen kwam in niet be
nijdenswaardige stemming bij zijne
bisschoppelijke gasten terugden vol
genden dag toch zou zijne schande
aan hel licht komen.
„O, daar is onze deken eindelijk
weer. Lady Grace begon zich mooi
ongerust te maken."
„Waarover? Nooit ben ik zoowel
geweest," antwoordde de deken on
der een vroolijken lach. „De zaken
riepen me beneden; sommige men-
schen kiezen daarvoor dikwijls een
onmogelgken lijd. Zoo, ik zie, dat uwe
lordschap prachtig begint te slaan:
al een pioen en een kasteel genomen,
dat gaat goedmaar Lady Grace is
anders geene gemakkelijke partij om
mede te schaken 1"
De hooge gasten vertrokken op het
huiselijk klokje van elven, en dade
lijk daarop maakte Lady Grace aan
stalten, naar hare kamer te gaan.
De deken had zich echter ditmaal
stellig voorgenomen, alles aan zijne
vrouw te vertellen. Nog steeds gaf
zijn uiterlijk niet aan, wat er in zijn
binnenste omging, olschoon er in heel
de wereld wellicht niemand te vinden
zou zijn, wiens hart op dal oogen-
blik zoo beklemd was als dat van
Ryle Baumgarten. Eindelijk was het
oogenblik aangebroken, waarop zijne
vrouw alles weten moest, en die me-
dedeeling viel hem bitter zwaar.
„Grace, blijf nog even hier. Dag,
Gertrude, slaap wel, mijn kind."
„Goeden nacht, papa."
„Rylel" begon Lady Grace, zoodra
de deur gesloten was. „Wat scheelt
er aan? Ge zijl niet wel. Wat is het?
Waarom zijl ge van avond zoolang
uit het gezelschap weggebleven?"
De deken leunde weer tegen den
schoorsteenmantelzijn voornemen
was op zichzelf een bewijs van moed
geweest; maar nu reeds aarzelde hij
te spreken. Wanneer men zich uren
achtereen zoo heel anders voor heeft
moeten doen, dan men zich gevoelde,
blijft de reactie niet uit. Verschrikt
trad Lady Grace nader en stak hem
beide handen toe, die hij vatte en
hield.
„Ja Grace, er hangt ons een groot
ongeluk boven het hoold. Het is mij,"
vervolgde hij met een doodsbleek ge
laat, „alsof de mededeeling daarvan
mij den dood zal aandoen."
Hare lippen werden thans nog blee-
ker dan de zijne, hare stem een
nauwelijks verstaanbaar gefluister. „Is
aan Charles iets overkomen?"
„Neen, neen, de kinderen zijn er
geheel buiten. De zaak heeft alleen
op mij betrekkingen op u
in zekeren zin als een deel van
mijzelven."
„Ryle, ge zijt ziek," sprak zij met
zwakke stem. „(J scheelt iets, dat ge
mij tracht te verbergen. Waarom laat
ge mij in die onzekerheid P"
„Ziek van geest, Grace. O, vrouw
lief, hoe zal ik u kunnen duidelijk
maken, dat ik reeds zoovele jaren
achtereen in groote moeilijkheden
ben, en thans tieefl een zware ramp
mij getroffen."
Eene huivering overviel haar, die
zij poogde te verbergen.
„Welke ramp dan?"
„Ik ben in hechtenis genomen, en
ga morgen naar de gevangenis."
Lady Grace was zoo weinig met
de woorden „hechtenis" en „ge
vangenis" vertrouwd, dat ze zijne be
kentenis niet dadelijk ten volle be
greep en toen eindelijk de ware zin
dier woorden bij haar ingang had
gevonden, kwam de oude volkswaan
boven, dal een Deken, een man van
de Kerk, een Priester toch nooit ach
ter slot en grendel zou worden ge
zet. Van de eerste ontsteltenis een
weinig bekomen, zette Grace zich
naast hem op de sofa neder en deed
allerlei vragen: Hoe was het zoover
gekomen Hoe groot waren die schul
den wel? Waarom liet hij die zaak
niet door zijn rechtskundige vrienden
regelen
Vragen, alle haast even moeielijk
door den deken te beantwoorden.
Het liep over zooveel tijd, dat hij
met geen mogelijkheid meer zeggen
kon, hoe het eigenlijk was gebeurd,
behalve dat hunoe levenswijze zich
nooit naar hunne inkomsten geregeld
had. Langzamerhand, voel voor voet,
was de korrel zand een woestijn ge
worden. Het bedrag zijner schulden
kon hij onmogelijk met nauwkeurig
heid opgeven; en, ach! de bittere
spot in die onschuldige opmerking
gelegen: „Waarom niet door rechts
geleerde vrienden die zaak geregeld
„Rylel" riep ze opeens uit, „voor|
een paar dagen pas, hebt ge geld
uit uwe bank ontvangen, ik zag een
wissel van twee honderd en twintig
pond weet ge dat niet meer?
Juist door u ingevuld, toen ik de
kamer binnenkwam, ilebt ge dat geld
dan niet meer?"
„Het was de laatste wissel, dien
men van mij aangenomen heeft
hel laatste crediet, dal mij verleend
is geworden. Het geld was ook niet
voor mijzelven bestemd."
„Voor wien dan?"
„Dat doet hier niets ter zake. Het
is uitgegeven."
„Maar gij moet het mij zeggen.
Begrijp toch, Ryle, dat ik, nu het
zoover met ons gekomen is, niet meer
onkundig mag gehouden worden. Ik
wil weten, hoeveel gij schuldig zijt,
waar het geld gebleven is: ik moet
alles weten. Henry zal ons moeten
bijspringen; en als hij dit soms niet
wil, of niet kan, dan dienen we geld
op te nemen op hetgeen ik nog bezit.
Waar zijn die twee honderd en twin
tig pond gebleven P"
„Aan Cyras Cyras ja; ik moest
dien wissel aan Cyras geven, om een
zeer teedere zaak uil de wereld te
helpen. Hel was niet veel Grace;
slechts een droppel in den oceaan.
Het mocht een droppel, het kon
een emmervol zijn, Lady Grace ont
stelde hevig. „Cyras 1" riep zij hoogst
verontwaardigd. „Met welk recht
helpt gij hem, wanneer ge daartoe
de middelen niet bezit? Ik zal Cy
ras mijn gevoelen eens zeggen over
zijn afschuwelijk gedrag!"
„Onthoud u daarvan, Grace. Die
zaak had op Cyras geene betrekking.
Cyras heeft nooit een shilling van
mij gehad."
„En hoorde ik dan zoo even niet,
dat hij dien wissel van u had ge
kregen
„Ja maar ten behoeve van een
ander."
„Een ander?" herhaalde Lady Gra
ce, hem aanziende. ,,Het was toch,
o, Rylel Het was toch voor Charles
niet?"
„Ja, ten behoeve van Charles,"
antwoordde de deken op somberen
loon. „Hij was in schulden geraakt
en Cyras nam het geld naar Oxford
mede, om hem uit den nood te redden.
De jongen gevoelt zoo'n vreeselijk be
rouw over het gebeurde, dat ik er zeker
van ben, dat hij nooit iels dergelijks
weer zal doen. Anderen hebben hem
erin laten loopen. Van morgen heb
ik nog zoo'n hartelijken brief van hem
gehad, waarin hij schrijft, dat het
hem een les voor zijn leven zal wezen.
En dal geloof ik ook wel. Doch die zaak
van Charles nu daargelaten, Grace,
deze slag kom ik nooit te boven."
„Als gij in de gevangenis moet,
zult ge dat zeker niet overleven;
doch daar is geen denken aan. Geld
moet er maar komen: al wat op
mijn naam staat, kan immers nog
voor onderpand worden gebruikt."
„Vrouwlief, ik dacht, dat gij beter
waart ingelicht. Gij hebt daarvan slechts
het vruchtgebruik; bij uw overlijden
komt alles aan uwe kinderen. De
Lord Kanselier zelf zou op dergelijk
bezit geen shilling kunnen leenen."
Lady Grace stoof op. „Is dat wer
kelijk zoo? Mijn hemel, wat gaan we
dan beginnen?"
Hij zweeg, al te goed wetende,
wat er gebeuren zou, en op zijn
gelaat stond dit duidelijk te lezen.
Zij sloeg haren arm om zijn hals.
„Neen, Ryle, dat nooit, nooit:
zoolang ik leef, zult gij niet naar de
gevangenis gaanl Binnen het uur ben
ik terug."
„Wat, waar gaat ge heen?" riep
hij uit.
„Naar mijn broeder. Ik zal een
cab nemen. Hij moet deze zaak in
orde brengen. Neen, neen, houd me
niet tegen, Ryle; wat kan dit mij
voor kwaad doen? Zoo ge bevreesd
zijt mij alleen te laten gaan, kom
dan met mij mede."
„Als ik dat kon! Maar ik ben im
mers een gevangenel"
„Gevangene I" bracht zij uit. „Hier,
in uw eigen huis?"
„Ik raag mijn drempel alleen over
schrijden, om naar de gevangenis te
gaan, Grace, luister toch naar rede.
De kans is uiterst gering, uw broe
der Henry op dit late avonduur nog
te huis te vinden; misschien is hij
nog niet eens van Epsom terug. En
Fuller heeft me beloofd, hem morgen
vroeg het gebeurde mede te deelen."
„Ik ga toch, en zal hem vinden
ook," riep zij beslist.
Hoed en" mantel werden voor haar
van boven gehaald, en een van de
knechts zou haar vergezellenMoore
niet, omdat juist hij nu zoo moeielijk
gemist kon worden. Misschien voor het
eerst in haar leven verwaardigde
Lady Grace zich, tegenover hare
bedienden, een soort van uitlegging
van haren tocht te geven. „Zij moest
noodzakelijk Lord Avon spreken, en
de deken gevoelde zich niet wel ge
noeg om met haar mede te gaan."
Op het punt van vertrek, bedacht
zij, een voornaam ding vergeten te
hebbenzij keerde daarvoor terug.
„Ryle, voor welke som zijt ge in
hechtenis genomen P"
„Deze eene zaak loopt over een
bedrag van vierhonderd Pond. Doch
eenmaal gegijzeld zijnde, zal men
mij wel niet vrijlaten, vóór ik bor
gen kan aanwijzen voor het geheele
bedrag mijner schulden," voegde de
deken er bij.
„En hoeveel is dat samen?"
„Niet veel minder dan vijf duizend
Pond."
Grace keek hem aanhij zat ach
terover in den grooten stoel en was
doodsbleek. Zij zag nu eerst, hoe
die bekentenis hem had geschokt.
De kamer overstekende, kuste zij
hem innig.
„Kom, man, verontrust u thans
niet langer. Henry zal wel orde op
onze; zaken stellen. Laat dat aan mij
over."
De knecht, die haar vergezellen
zou, stond reeds bij de cab en hield
het portier daarvan voor haar open.
Nadat Lady Grace plaats genomen
had, bedacht zij, dat het misschien
beter ware, den man maar t'huis te
latenbedienden zijn zoo slim, juist
dan wanneer dit het minst van hen
gevergd wordt.
„Richard, gij kunt wel hier blijven,"
zei zij. „Ik ga alleen. Zeg den koet
sier, me bij Lord Avon te brengen."
En zoo begaf Lady Grace zich zon
der geleide naar de woning van den
Graaf in Piccadilly. Zij vond hem
niet t'huis. Men meende daar, dal hij
in zijn Club, in zijne sociëteit, te vinden
zou zijn; bij zijn terugkomst van Ep
som, had men zijn lordschap een
vriend hooren overhalen, om dóór
met hem hel middagmaal te gaan
gebruiken.
Lady Grace liet zich nu naar die
Club rijden. De portier, die op de
stoep een luchtje schepte, zag de cab
stilhouden, en eene dame, die daar
uit het hoofd naar buiten stakzijne
waardigheid verbood niet, dat hij naar
beneden kwam om te hooren, wat
er van haar verlangen was.
Ja, de Graaf was binnenmet eenige
andere voorname heeren had hij daar
gedineerd. Lady Grace zond hem,
door middel van den portier, eene
boodschap.
Eene dame, in een cab gezeten,
verlangde zijn lordschap te spreken.
Hij werd dringend verzocht, dadelijk
bij haar te komen.
De dischgenooten grinnikten op
dat bericht, en de Graaf viel tegen
den portier uit. Wat drommel! Eene
dame om hem te spreken? Wel nu
nog mooier! En wie was dat wel?
De portier kon geene andere in
lichtingen omtrent haar geven, dan
dat zij in een cab gezeten was.
„Hoe heet zij dan?" vroeg de
Graaf nu verder. „Het is toch on
beschaamd! Vraag haar dadelijk ha
ren naam."
De man ging heen en keerde we-
der. Het druk gebabbel der aanzit-
tenden verstomde uit nieuwsgierig
heid.
„De dame zegt, Lady Grace Baum
garlen te heeten, Mylord."
Wordt vervolgd
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.