LADY GRAGE.
EEN ROMAN
TAK
Mevrouw HENRY WOOD.
Uü het Engelsch.
23)
„En de wijze, waarop hij mij dit
mededeelde, was zoo vreemd," ver
volgde Lady Grace. „Kindlief, ik ge
looi, dat hij er zeer onverschillig on
der ishet schijnt wel of er bij die
verloving geen gieintje liefde in het
spel is geweest bij geen van bei
den. Pas op loch 1 Wal doe je Ger
trude? Waarom kijk je zoo uit
hel venster?"
„Er is daar een ongeluk bij den
hoek gebeurd, mamaeen paard is
neergestort," luidde het bedaarde
antwoord van Gertrude.
Eenige weken waren voorbijgegaan.
Mary Dynevor was niet in doods
gevaar; dal beweerde niemandmaar
wel vond iedereen, dat zij kwijnde.
Haar vader, altijd even trotsch, koud
en onbuigzaam, had daar geen oogen
voor; miss Dynevor begon haar te
beklagen en ook Regina en Grace
trokken nu hare partij. Zij leed aan
houdend binnenkoortsen, die haar
langzaam sloopten.
Mary lag gewoonlijk op een sofa;
zij was te zwak om lang achtereen
op te zitten. Lijdende onder het mis
noegen van haren vader, verplicht
hel gejammer aan te hooren van
hare tante, die nooit naliet, de ver
breking van een zoo voordeelig
huwelijk te vei oordeelen, gevoelig
voor de bedekte verwijten harer
zusters, die van het gebeurde eene
eigene opvalling hadden, beleefde Ma
ry een treurigen tijd. Charles Baum-
garlen was op reis, in belang zijner
clienlen: van hem hoorde zelfs Ri
chard niets.
Uit den loop, dien de zaken hier ge
nomen hadden, valt weêr duidelijk op
te merken, dal de menschen door ver
gelijkingen te maken, dikwijls zeer on
zuiver in hun oordeel zijn. Ware niet
voor Mary kortstondig het schoone
vooruitzicht geopend geweest, de
vrouw van SirEverard te worden,nooit
zou Dr. Dynevor minachtend neer
gezien hebben op het huwelijksaan
zoek van Charles, neef van Lord Avon,
toekomstig eifgenaara van Lady Gra
ce's halve fortuin, iemand, die de
beste vooruitzichten, de machtigste
voorspraak had om promotie te ma
ken in een rechterlijk ambt. Als
een verstandig en oppassend jong-
mensch zou Charles Baumgarten ge
rust naar de hand van een der doch
ters van den onbemiddelden domheer
hebben mogen dingen.
Zouden hij en Mary aanvankelijk
zich zeer moeten behelpen, later
kwam dit wel terecht; en met het
grootste genoegen zou de domheer
zelf hun huwelijk hebben gesloten.
Doch in de gegeven omstandigheden
nu Mary alleen om hem een
prachtige partij had afgewezen
was natuurlijk Charles Baumgarten
in de oogen van de Dynevots, maar
vooral in die van het hoofd der
familie, de béte noire geworden.
„Het heeft volstrekt geen nut, ma
dam, of ik hier dag in dag uit
naar de patient kom kijken,"
zei op een keer, eenigszins knorrig,
Dr. Lamb, de huisdokter, legen miss
Dynevor. De ziekte komt uit den
geest voort: de jonge dame heeft
verdriet. Wanneer dat niet kan weg
genomen worden, helpen geene
geneesmiddelen."
„En wat dan 't" vroeg miss Dyne
vor: „Als dat verdriet, of hetgeen
haar hinderen raag, eens niet weg
genomen kon worden, wat dan?"
„Dan beslaat er eenvoudig wei
nig kans meer voor haar om te ge
nezen en als ze niet beter wordt,
dan gaat ze natuurlijk achteruit; en
het einde daarvan kan als ik het
zoo ronduit zeggen mag de dood
wezen. Het licht builen mijne roe
ping om familiegeheimen uil te vor-
schen," vervolgde de geneesheer;
„maar het komt mij vreemd voor,
dat een meisje van haren leeftijd een
knagend verdriet kan hebben, dat
niet van haar weg te nemen zou
zijn."
Miss Dynevor, die zich na die
uitspraak minder op haar gemak
gevoelde, zette zich aan het schrij
ven van een epistel zooals zij
altijd hare brieven noemde aan
den domheer te Oldchurch. Daarna
had zij een ernstig onderhoud met
Mary, was, bij uitzondering, ditmaal
eens zeer zachtzinnig, en wees haar
op vriendelijken loon en verstandig
op haren plicht, zich over het ge
beurde heen, en Chai les Baumgarten
uit haar hoofd te zetten. Hare po
gingen daartoe zouden alleen reeds
afleiding geven, en door afleiding zou
zij haar leed vergelen en weer her
stellen kunnen. Mary barstte in tra
nen uit en schreide zoo hevig, dat
miss Dynevor ten einde raad werd;
doch zij antwoordde slechts, te wil
len trachten hem te vergelen, mits
hun een laatste onderhoud werd
toegestaan, waarin zij hem het wan
hopige hunner vooruitzichten uitleg
gen kon.
Na ontvangst van het epistel, kwam
Dr. Dynevor dadelijk in de stad. Hoe
hard en gestreng hij ook zijne kin
deren mocht behandelen, in zijn hart
hield hij veel van hen even als
zijne zuster en hij kon dus niet
aanhooien, dat Mary's leven gevaar
liep. Hij reisde 's nachts door en be
reikte Eaton l'lace in den morgen.
Na het ontbijt had hij een onder
houd met zijne zuster
„Vertel me nu eens, Anna, wat
dal schrijven te beduiden heeft ge
had?" begon hij op zijn strengsten
toon. „Om zulke dingen van Mary te
zeggen, enz!"
Dingen 1" riep miss Dynevor.
„Ge schreeft, dal zij stervende was
„Ik schreef u slechts, wal Dr.
Lamb heeft gezegd, Richard; en
vertelde daarbij, dal het, naar mi|n
inzien, beier was, haar met Charles
Baumgarten te laten trouwen."
„Komaan," riep de trotsche dom
heer uit.
„Sir Everard Wilmot zal zijn aan
zoek nooit herhalen," ging miss Dy
nevor door. „Aan hem. is geen den
ken meer. Het is altijd zoo met jon
ge meisjes: zij schijnen slechts ge
boren te worden om hare familie
van allerlei last op den hals te halen,
en voor nieta anders dat heb ik
uwe kinderen al zoo bij herhaling
onder hel oog moeten brengen. Daar
voor is het goed, haar in gewone
omstandigheden nooit den zin te ge
ven. Maar indien het zoover gaat,
dat zoo'n kind zich werkelijk dood-
treurt, dan is eenige toegefelijkheid
niets meer dan plicht."
„Ga zoo voort," riep de domheer,
zich schijnbaar geweld aandoende
om kalm te blijven.
Miss Dynevoi trachtte haar gelaal
te verbergen, dat onder het rede
neeren soms zoo onaangenaam paarsch
kon zien, en herhaalde toen; in
hoofdzaak, haar gesprek met Mary,
o. a., hare belofte, dat ze zich beij
veren zou weer beter te worden, zoo
zij maar éénmaal nog Charles Baum
garten mocht zien.
„En hebt ge u daartoe verbonden?"
vroeg de domheer, zich met een
norsch gezicht naar haar toekeeren-
de, terwijl zijne beide handen in zijne
clericale zakken waren gestopt.
„Neen. Ik durfde niet zonder uwe
goedkeuring, Richard. Bovendien was
dat ook niet mogelijk, omdat Char
les afwezig is."
„Dat zal zeker ook wel niet om
veel goeds wezen!" bromde de dom
heer.
„Maar hij moest eigenlijk al te
rug zijn," voegde miss Dynevor er in
gedachten bij. „Hij is al eenige we
ken weg. Mary wilde hem ^raag spre
ken, om voor goed afscheid van hem
te kunnen nemen."
„Laat ze hem dan maar ontvan
gen en dan moet het maar uit zijn
ook," zei de domheer bits.
Miss Dynevor had zooveel toege
vendheid wel allerminst verwacht,
doch haastte zich, daaimede Mary te
verblijden. Deze werd bleek, zenuw
achtig en ontdaan, toen zij de lijding
ontving.
„Ik zal hem een kort epistel naar
zijne kamers in Pump-Court schrij
ven, dal hij daar bij zijne t'huis-
komst vinden zal," zei miss Dynevor.
„Daarop zal hij dan wel dadelijk
hier verschijnen."
„Denk er aan, tante, dat ik hem
alleen wil spreken," zei Mary, ter
wijl op vreemde wijze het bloed naar
hare bieeke wangen steeg.
„Wees niet ongerust, dal een on
zer bij dal onderhoud zou tegen
woordig willen zijn: nu nog mooier!"
bromde miss Dynevor.
Zij zond haar epistel naar Pump-
Court, dat echter daar eenigen tijd
ongeopend bleef liggen. Charles was
nog altijd alwezig; na afloop van
zijne dienstreis, had hij zich naar
Groot W'hitton begeven, om een paar
dagen bij zijne moeder en zuster
door te brengen, die thans op Avon
House verblijf hielden. Doch zoodra
hij in Londen terug kwam, verloor
hij geen tijd om aan de roepstem
gevolg te geven.
Mary was alleen toen hij kwam:
zoo was het afgesproken. Zij zat
achterover geleund op de groote,
ouderwetsche kanapé in de voorka
mer; haar hoofd rustte op een kus
sen. Charles verschrikte, toen hij haar
zoo lijdend zag.
„Neen," zeide zij, nadat daarover
hun gesprek had geloopen. „Ik ga
nog niet dood. Ze denken, of liever,
zeggen, dat als eenmaal mijn gemoeds
rust teruggekeerd zal zijn, na onze
scheiding voor goed, als de onzeker
heid voor een zeker verdriet zal heb
ben plaats gemaakt, ik wel weer beter
kan worden. Het is mogelijk!"
„Mary, niemand heelt het recht,
ons te scheiden."
„Het moet toch: het kan niet an
ders. Ik moet mijn vader toch ge
hoorzaam zijn
„En zou het u niets kosten, mij
nimmer meer te zien?"
„Niets kosten?" herhaalde zij. „Zie
mij eens aan, Charles: kost mij dal
niets
Hij gevoelde berouw over die haas-
tig gesproken woorden, ging naast
haar zitten, trok haar naar zich toe.
Haar hoofd rustte lijdelijk op zijnen
schouder; en juist hadden zij een
hoogst belangwekkende houding aan
genomen, toen met een ruk de deur
openging. De domheer (rad driftig
naar binnen; Mary liet haar hoofd
op het kussen terugzinken; Charles
sprong overeind, vouwde de armen
over zijne borst en keek onverschrok
ken den indringer aan.
„Zoo, zijl ge weêr hier, mijnheer?"
„Volgens afspraak, Dr. Dynevor.
En om met innig leedwezen te er
varen, hoe ernstig ziek die arme
Mary is."
„Ei zoo?" riep de domheer. „Mis
schien meent ge wel, de redder van
haar leven te zijn?"
„Hoe dan ook, zoo mij dil werd
toegestaan, zou ik trachten het te
worden. Welke grieven hebt u toch
tegen mij mijnheer!" vervolgde hij
rad, teiwijl in zijn stem iets gebie
dends lag. „Op mijn afkomst valt
niets te zeggen; en menig advocaat
die zonder praktijk begonnen is, ein
digde wel als lid van den Hoogen
Raad."
„Het verheugt mij alihaDS uil uwen
eigen mond te vernemen, dat gij nog
geene praktijk hebt."
„Dat heb ik niet gezegd: ik ben
niet geheel zonder praktijk," antwoor-
de Charles „Er is zelfs vooruitgang
in mijne zaken."
Dr. Dynevor keek naar zijne doch
ter. „En zoudt gij soms genegen zijn,
hem daarin te helpen P" vroeg hij.
De bedoeling van die woorden
klonk Mary vreerad. Opgewonden
vloog zij overeind en hield de handen
gevouwen. „Papa ik zou het durven
beproeven. O, papa, als gij dat loe-
siond, ik zou het willen beproeven
en zeker wel tot een goed einde
.brengen."
„Nu, als gij daar zoo gerust op
zijt, ga dan uw gang," zei de dom
heer koeltjes; „om u dal te zeggen,
kwam ik hier. Maar bedenk wel: ik
wasch mijne handen in onschuld. Als
gij behoorlijk in alle mogelijke on
gelegenheden zult gekomen zijn,"
vervolgde hij, zich tot Charles wen
dende, „verwacht dan niet. dat gij
maar bij mij behoeft aan te kloppen,
om er uit geholpen te worden. Als
gij beiden dwaas genoeg wilt zijn om
op zoo weinig een huwelijk aan te
gaan, het is mij wel. Begrijp echter
mijnheer Charles Baumgarten, dat
thans uwe oogen voor de gevolgen
geopend zijn!"
De domheer stapte deftig de kamer
uil, en Charles, meenende, dat Mary
op hel punl stond, om in zwijm te
vallen, nam haar in zijne armen.
„Hoe goed is hij tochjuichte
de jonge man, bij wien door de ge
vallen beslissing een heele omkeer in
zijn oordeel was teweeggebracht.
HOOFDSTUK XI.
Vreemde dingen.
Charles Baumgarten zat op zijne ka
mers in Pump-Court, in druk gesprek
met zijn vriend Jephson, een bekend
advocaat. Voor ongeveer acht dagen
was hij van zijn omreis teruggekeerd,
en had dat gewichtige onderhoud met
Mary Dynevor gehad, waaraan door
het binnentreden van haren vader
zoo'n ongedacht einde kwam. Mary
was, voor verandering van lucht,
met eene lamilie van hare kennis
naar Brighton getogen, en Charles
daardoor, om het zoo te noemen,
weer een éénloopend gezel. De plot
selinge overgang van wanhoop tot
hoop was hem zoo naar het hoofd
gestegen, dat hij zich wel wat al te
vlug in. het Paradijs verplaatst meen
de te zien, want juist dien morgen
was hem iets overkomen, wal volstrekt
niet paste in het kader der genie
tingen, die men aan de bewoners
van dal lustoord toeschrijft. Een wis
sel, die het onaangename cijfer van
tachtig Pond Ie lezen gal, en zijne
handteekening voor acceptatie droeg,
was hem ter betaling aangeboden.
Charles had geweigerd dit bedrag
te betalen, op grond, dat hij dal pa
pier nooit vroeger onder de oogen
had gehad, en hel zijne handteeke
ning dus onmogelijk kon wezen. Hij
ontkende ook, daarvoor op eeniger-
lei wijze de waarde te hebben geno
ten. Hel stuk was nu in handen van
de bekende procureursflrma Godfrey
en Herhert Jephson, waarvan de
laatstgenoemde het persoonlijk te
Purnp-Court was komen aanbieden.
„Ik zie werkelijk dal papier heden
voor het eerst van mijn leven," be
weerde Charles Baumgarten. „Daar
zijt gij ingeloopen, vriend."
Wordt vervolgd
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJÉS, te Haarlem,