LADY GRACE.
EEN ROMAN
TAM
Mevrouw HENRY WOOD.
Uit het Engelsch.
25)
,1k had tegen acht uur hel plan
om naar je toe te gaan, toen de
oude Tomkins bij me opliep, een
glas wijn verlangde en over den
goeden ouden tijd maar niet uitge
praat was. Ieder oogenblik dacht ik,
dat hij zou opstappen, maar hij bleet
tot over elven plakken, toen de
ilesch geledigd was."
Kerel, wat zal jij een naam ma
ken bij de gerechtshoven. Zoo onbe
schaamd heb ik nog zelden met strak
gezicht een leugen hooren verkoopen
Tomkins was werkelijk bij me."
„Mogelijk, dal Tomkins op je ka
mer zat. Maar jij zeil toch niet."
„Hoe bedoelt ge dat, Peter?"
Peter Chester keek hem aan en
lachte daarbij op eene kwetsende
wijze. „Ik begrijp eigenlijk niet, Baum-
garten, wat die groote geheimzinnig
heid hier te beduiden heelt," zei hij.
„Als ge lust gevoeldet om uit prei-
maken te gaan, in plaats van een
zieken vriend gezelschap te komen
houden, dan zie ik niet in, dal je
daarvoor niet eerlijk uitkomen zoudt."
„Voor wal uitkomen P" vroeg Char
les.
„Had hel mij maar met een en
kel woord door Joe laten weten. En
welke dame was het? Kom, Charley,
maak geen moordkuil van je hart!"
„Zeg me dan eerst, wat ik heb op
te biechtenmisschien doe ik het dan
wel. Ik wandel in raadselen."
„Ja natuurlijk," antwoordde Peter
Chester op spottenden loon. „Maar
kom, alle gekheid op een stokje,
oude kerel," vervolgde hij met zeke
re belangstelling. „Waarom moet dal
nu zoo in het verborgene blijven
Wie was nu die dame?"
„Welke dame toch?"
„Waarmede ge gisteren avond in
tlaymarkel theater zijt geweestStal
les, voorste iij."
„ik ben gisleien avond niet in
ilaymarkel geweest," beweerde Char
les volernslig.
„Och, vertel dat nu aan wien ge
maar wilt I" antwoordde Peter Ches
ter met nadruk genoeg, om te laten
zien, dat hij van die bewering geen
woord geloofde.
„Hoor me een oogenblik aan, Ches
ter," zei Charles volkomen bedaard.
„Ik ben dezen avond al eens meer
bijna uil mijne eigene indentiteil ge
redeneerd, zoodat hel mij hard valt,
dat gij nu ook eene dergelijke proef
neming met mij gaat beginnen. Ik
heb u verteld, dat Tomkins lot elf
uur gisteren avond bij me is geweest,
en dal is de waarheid. Ik heb geen
vost buiten mijne kamers gezet, en
lag om kwart over elven al in mijn
mandje."
Wanneer we ter goeder trouw eene
verklaring afleggen, dan is hel aller-
hinderlijkst, te moeten ervaren, dal
aan de waarheid getwijfeld wordt.
Peter Chester keek zijn bezoeker met
groote' oogen aan. Hij kende hem
voor eerlijk; doch thans geloofde
hij hem werkelijk niet en Char
les leed onder dit wantrouwen.
„Luister eens hier," begon Peter.
„Satchel liep van morgen, op zijn
weg naar hel Hof, even binnen, om
te kijken hoe hel met mij ging, „Heb
je prettig op Baumgarlen zitten wach
ten, gisteren avond, Chester vroeg
hij omdat hij aangeboden had,
bij rag te blijven, maar door mij al
gewezen was, omdat ik rekende op
uwe komst „lk hoop, dat ge u
geamuseerd zult hebben: hij deed
dit zeker." „Hoe dat zoo,"vroeg ik.
„lk heb Baumgarlen in het geheel
niet gezien." „Dat wil ik graag ge-
looven," zei Satchel; „hij was in
Haymarkel, met een „dametje" nog
wel; en zoo innig: hij keek heel
wat meer naar haar gezicht dan naar
het looneel."Zeg eens, Chailey,
dat is toch een brutaal stuk: als nu
toevallig Mary Dynevor eens, van
Brighton overgekomen, daar ook was
geweest 1
„Waarom heeft Satchel niet liever
gezegd, dat het Mary Dynevor was
zei Charles Baumgarlen knorrig.
„Daar zoudt ge toch niet op gesteld
zijn geweest," antwoordde Chester.
„Dit toch scheen een heel ander soort
van Juffertje te wezen. Satchel ver
klaarde, dal je zeker wat zwaar ge
dineerd moest hebben, want nooit
had hij je zoo vroolijk en spraak
zaam geziendat was hij van den
bedaarden Charles Baumgarlen niet
gewoon. Zoo heeft hij je trouwens
nog gezegd, immers?"
„Mij gezegd!" herhaalde Charles
in de grootste verwondering. „Heeft
Satchel mij dan gesproken En in
de comedie?"
Peter Chester knikte toestemmend.
„Hij heeft je in dien geest, in het
gedrang bij het uitgaan, een paar
woorden toegevoegd."
„Dan heelt hij hel tegen een an
der gehad, maar niet tegen mij."
Hier begon Peter Chester zoo har
telijk te lachen, als zijn ontstoken
keel dit toeliet.
Charles bleef tol tien uur bij zijn
vriend, en zocht toen zijn eigen ka
mers op. Na het gas in zjjne zitka
mer te hebben omgedraaid, trok hij
aan de schel. Op dit sein kwam Joe,
een slungel van vijftien jaren, die in
huis sliep.
„Ook iemand hier geweest, Joe?"
„Neen, meneer, niet sedert ik te
rug ben," antwoordde de jongen.
„Wanneer was dat?"
„Zoo pas, meneer."
„Zoo pasherhaalde Charles Baum
garlen. „Waar heb je zoo lang geze
ten?"
„Ze hebben me ginder zoolang
laten wachten, om op dal briefje
antwoord te geven ik heb het op
uw talel gelegd, meneer. Moeder was
hier toch, om op de bel te passen.
Ze had nog eenig werk te doen."
„Luister eens hier, Joe. Als je zoo
lang lijd noodig hebt om boodschap
pen te doen zooals dat tegen
woordig eerie hebbelijkheid van je
s hjjnt te zijn dan zal ik iemand
moeten nemen, die wat vlugger is,
versta je? Huk nu maar uit!"
HOOFDSTUK XII.
Wat de Bissohop op de schrijf
tafel zag.
Den andere morgen vroeg, terwijl
Charles nog zat te ontbijten, werd
hij, voor de komst van zijn klerk,
door een bezoek van den Bisschop
van Denham verrast. Het was nog
dezelfde, doch thans meer bejaarde
bisschop, die, volgens zijne verti ou
welijke vei klaring aan Lady Grace,
zoo weinig muzikaal gehoor bezat:
een goed, doch tamelijk stijl en be
krompen man, die sedert den dood
van Deken Baumgarlen, met wien
hij zeer bevriend was geweest, niet
opgehouden had, de grootste belang
stelling in zijn zoon Charles aan den
dag te leggen. Zijn rijtuig had hem
zoo na mogelijk bij Pump Court af
gezet hij was hijgende de steile trap
pen opgekomen, en bood Charles, die
opgestaan was om hem te ontvan
gen, eene veiontschuldiging aan voor
zijn bijzonder vroegtijdig bezoekop
weg zijnde naar Lambeth Palace,
waar hij eene vei gadering had bij te
wonen.
Met bewering, dat hij geen lijd
had om nog te gaan zitten, begon
hij, staande, het doel van zijn komst
te bespreken. Hij bleek zich borg
te hebben gesteld voor eene of an
dere onbeduidende zaak, die, volgens
zijn deftige verklaring, de rechten
van de kerk betrol, en waarvoor
thans een proces gevoerd zou moe
ten worden. Mocht zijn jonge vriend,
hier, vertrouwen, dal hij dit tot een
goed einde brengen kon, dan maak
te hij, de bisschop, zich sterk, de
zaak aan hem, als eersten pleiter, op
te dragen, wat hem in zijne cairière
van heel veel nut zou kunnen zijn.
„Dit zeg ik u natuurlijk sub
rosa," eindigde de prelaat. „Na
dere bijzonderheden zult ge wel van
onze zaakgelastigden hooren, wan
neer gij den bundel stukken ont
vangt. Als ge mij even pen en inkt
wilt aanwijzen, zal ik alleen een paar
punten noleeren, waarop ik vooral
uwe aandacht vestig. Zoo gij, na in
zage daarvan, de zaak duidelijk ge
noeg vindt en haar durft aan te pak
ken, dan zal'ik uw naam noemen."
„Wanneer uw lordschap zich de
moeite wil geven, van mijn schrijf
tafel gebruik te maken, daar is al
wat u noodig kunt hebben bij de
hand," zei Charles, hem de weg wij
zende.
De bisschop zette zich neer, en
schreef vlug eenige regels. „Hebt ge
ook vloeipapier ergens?" vroeg hij.
„Het vloeiblad ligt onder uw pa
pier," zei Charles, waarop de bis
schop dit te voorschijn trok.
Met het hoold voorovergebogen,
bekeek hij echter dat blad door zijn
bril. Toen wendde hij zich plotseling
lot Charles en zei, op verpletterend
strengen toon:
„Hoe durft gij me zoo iets in han
den te geven, mijnheer?"
Charles n ad haastig vooruit, keek
en ontstelde. Op het vloeiblad
overigens nog onbevlekt, omdat het
bovenste vel daarvan was weggeno
men stond eene schelsteekening,
met de pen uitgevoerd, flink, duide
lijk en natuurlijk, van een hall do
zijn balletdanseressen in haar zeer
luchtig gewaad. Het bloed steeg Char
les naar de wangen; hij wist, wie
de bisschop waswat moest de man
wel denken van de wijze, waarop hij
zijn tijd doorbracht, indien zijn offi-
cieele schrijftafel met zulke onstich
telijke figuren versierd was?
Met een heftigen ruk scheurde Char
les het aanstoot gevende blad midden
door. „Ik verzeker u, mylord, op
mijn wooid van eer, dat ik mij niet
begrijpen kan, hoe hoe die din
gen daarop geteekend komen. Giste
ren avond moet er iemand, buiten
mijn weten, hier op mijne kamer zijn
geweest en die aardigheid als eene
herinnering hebben achtergelaten."
„Ik zou u aanraden, dat mooie
stuk te verbranden, mijnheer," zei
de verontwaardigde geestelijke.
„Ja, maar ik wenschte er eerst
wel eens achter te komen, wie die
schenderij heeft gepleegd," was Char
les' antwoord.
De bisschop stond op, wierp het
hoofd in den nek en schudde, nog
steeds even verontwaardigd, de stof
van zijn ambtsgewaad.
Charles geleidde hem de trap af,
doch zijn lordschap nam uiterst koel
afscheid. Fluks, twee treden voor één
nemende, was Charles weêr boven
terug, waar Joe's moeder, die in de
buurt woonde, en op vaste tijden
het loopende werk kwam doen, nu
bezig was het ontbijtservies weg te
nemen.
„Zijt gij hier boven geweest, ter-
wijt Joe gisteren avond boodschap
pen deed juffrouw Tuff?"
„Ja, meneer. Ik was aan hel
schoon.
„Wie is dan hier gekomen?"
viel Charles haar in de rede.
„Niemand, meneer: geen sterve
ling."
„Wie is er dan van morgen op
mijn kamer geweest?"
„Ik alleen, meneer, om de kamer
„te doen.""
„Hebt ge dit dan soms ook ge
daan P" vroeg de heer Baumgarten,
haar het rampzalige blad papier on
der den neus houdende.
„Ikke!" riep juffrouw Tuft', een
klein vrouwtje met een spits gezicht,
een katoenen jak aan en een muts
op het hoofd. „U houdt me voor
den mal, meneer. Toen ik hel onder
het stol afnemen, liggen zag, dacht
ik nog: „wat gekke vrouwspersonen
bennen dal En ik lag er wat schrijf
papier over om ze mede te bedekken."
Charles dacht na. „Joe kan het
toch niet gedaan hebben?"
„Joe!" zei juffrouw Tuff in de
grootste verbazing. „Maar, meneer,
Joe, zou zoo iets niet in zijn hoofd
krijgen. Hij zou het niet doen kun
nen ook. Joe heeft van teekenen geen
versland. Toen hij een kleine jongen
was, liet ik hem wel eens met pot
lood op papier de kal na maken, maar
in plaats van op een beest leek hel
dan het meeste op een pomp."
„Dan wordt het meer en meer
duidelijk, dat er iemand anders hier
boven moet zijn geweest," zei Char
les. „En nu wil ik er bepaald achter
komen, wie."
„Dat moet dan gisteren overdag
zijn geweest, meneer."
„Het laatste, gisteren avond, voor
het eten na mijnheer Clay's vertrek,
schreef ik nog een brielje aan mijn
bureau en gebruikte toen dit vloei
blad," vervolgde de heer Baumgatlen
„en zooals het gebruikt was, vol inkt,
liet ik het liggen. Is mijnheer Clay
soms voor hel een ol ander nog
hier teruggekomen?"
„Neen, meneer. En als hij er ge
weest was, zou hij toch niet zulke
onlatsoenhjke prentjes hebben achter
gelaten."
Dat zou wel zoo wezen. Maar de heer
Clay, die te gelijk voor Charles en
een ander jong advocaat als klerk
fungeerde, zou wel eens iemand heb
ben kunnen binnen laten, die zich
op die wijze vermaakt had: een col
lega b.v.b., wiens talenten zijne be
scheidenheid overtroffen. Maar jutfr.
Tuff bleef volhouden, dat er niemand
was geweest; zoodat Charles Baum
garlen alweder voor een nieuw raad
sel stond, dal voor 's hands niet scheen
opgelost te kunnen worden.
Voor zijn schrijftafel gezeten, be
gon hij zijne papieren te doorsnuffe
len. Toen hij daarbij een der laden
moest openen, en den sleutel in heL
slot stak, kon hij dit niet ontsluiten.
Het scheen verdraaid, hoewel het
's avonds te voren nog in goeden
staat had verkeerd. Juffrouw Tuft'
werd weêr boven geroepen.
„Wilt ge nu dan gelooven, daler
iemand met kwade bedoelingen hier
op mijn kamer is geweest?" vroeg
haar heer. „Ze hebben de laden ge
opend of willen openen, en hel slot
verdraaid."
Zij luisterde, doch was nog niet
overtuigd. Baumgarten nam een an
deren sleutel en beproefde eene lade
aan de andere zijde te openen. Dal
ging goed, doch toen hij de lade uil
getrokken had, verschrikte .hij van
hetgeen hij zag. „Neen, nu nog mooi
er!" riep hij heilig uil.
De juffrouw Uad nader en keek
van achter zijn stoel. De papieren en
perkamenten in de lade lagen hope
loos dooreen verward.
„Zie je dat?" zei hij driftig.
„Ja, meneer."
„Hoor eens hier, juffrouw Tuff.
Gisteren avond, toen ik dat briefje
had geschreven, trok ik, vóór ik hel
dichtlakte, deze zelfde lade open om
er een groot papier in te bergen
toen lag alles nog op zijn plaats en
is zij behoorlijk weêr gesloten. Wat
kan dat beteekenen?"
Wordt vervolgd
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem,