•puaieoojjjaA (iq apiaz <(';uaq ;sjaa ibboi ;aq fi8 s[b 'uap
-it* qfljaqqnj.iaA ppiaw ap ui uaAaj ;aq ynz fiQ"
•ubb qfqufid maq paap ;ip ua 'sbav pja^saSjnaj
-a) fiz jspjoop J88CU 'apjaoAaS ;s;aAiqaS qoiz fiz ;vp
-loop ;aiu '}BBja8 ibcq jqao qjom uaa paajS ag <('bf"
ic uajauuizaq [a**
n fiS ynz ;up 'ubbs a; uaaq sjfiwqtp aa uoq ubaoj
-aq pin n qi pp 'pSazaS qfipiaa n qaq qj -0300*1 aj
pooiSifparj do oaqBoi oba aisiqji oaaS n aa ;aora fi§
'aAaij ug; -oazaj qfijoooAvaS uaiapmq oaip 'rajqoip oaaS
bi pjj qpsq nazapS SoioAOjg fiS pp 'piu piM qj"
'UBB PB1J3A JBBq Sbz ^OJapjIUQ
j utiz puE[oSaa ui 'si »^U8| I, nu 'iji iqoora 0"
••poBpaS SoiDMOig
oba pëaa uaip ibao qi qaq 'paaMaS ufiz jaiq fiJi
pp *pfi; aip |8 apoaanpaQ" Sb[ map aaBq 01 uaSusj
-aaa qfi[8qaads)inoo naa aa [fuua; 'fiz apiaz (i'uaA0joa}
-mq pq oba oa poojsXpBg oba paAooz pnoq qj-'
-oaaapaoq oBq soapoAaë aS
-ipfiapoaSa; aa**} qqquaSoo apjpzpq do oam pp oa
KBBpaq oopuoq oaSoipaOMJBBMaS apjaaoqdraooafi aa
pp 'pin daaaSaq fig 'JbSui aBBq ;ibq assq sjbooz 'pfi;
-|B apppoBq fig -uaqqqquaSoo aSiuaa Saaoz sjfpBjQ
(t-ua8ui8
fcto aaAo safpsad azBAip aa sp 'uaqsni noz aaao sooq
fiin aa qi pp 'qi poA qoo) oa 'qi OBp mo aapoim
oaiqassim assp yaaS poBmam oa ;8az u»ui oaaSpq
mo pin jaaS qj -oaaooqaq fiddsqaspsm ap ui assBjq
aaaqaz aoaa ;o; aip 'pq uapaq ajp ufiz qfipyaj awBto
piu sjl'iMqip jpz pq fiM uapM p 'pppaS oamaoA
ap do aaaz pfyp ofiz uaqospSng fiM jbbui naa^"
■qojpauiBS suizsSioaa naMUBaqqua* aBBq fiz |fi*A
681
ap oba pqoiaaS pq 'qaiznra aapypra a3ipua*a{ ap
'sapsonopo ap aapno oa uazmqagjoq ap 01 ajqnap ap
'oapoq apA aap aaqqipaS pq 'a^Smaio apuappaap
-pooa ap oba ppqqfqooaA ag qpaiquBB pooABaaraoz
naa doooasj^ oBg ip bzzbij ap OBp 'najpp naoonq
aooA |aaaap> aaqfijaooqaq uaa qfi|iaom qaiz noz najf
'AIX XfllSCLIOOH
■piu apanaqaS pp oa 'ofiz
noz paapozaaA uipoS uaa ui SoipKjojd SuiqBaoBB aufiz
fiq jmiu ap pp 'jqaBMaaA oa }dooqa§ poq fifj -oap
-laoraaaA ua uajqBBm Sipaaoq maq piaqpsaapaq aSip
-Sob ua 'oaAappaomaS poaaaramp aaiM 'puiq oaa OBp
aaam piu pppaSoo ofiz ui JBBq pooA fiq asBiu uagaj
naSaoqaaA apoaouiq aBBq ui aa oaysqas naa qp*A
uaqqaq uapsaaS aqmpi fiq oaiqassim noz 'fiq nop
uaaaps ap ui paojq Sijua aapoim pm oa pppa8
aaam pra OBra uag -8bm mo iifipMuq ofiz oba qaa*
apaaa ap aoo* 'nauoaqaq jpzqoiz pq paom /oaappnQ
•psqaS qfipS oaraoqjoA psq aapBA aBBfj -psdaS p«q
pfiyaayaBBq fiq apaq |aaAOOz pp 'oaqqnapo aj oaAai
ra|Bq 'qfijaapoiq 'SipnoAoaa aBBq obb aBBq paaMaS
sbm ppqsBBMp aoaa pq pp 'appoAaS fijj "apjaq aip
aoop SiqqnjaS uop pSosaq aaam pfiyn [Son sbm? fiz
'Siuiom ooz apjaq aufiz appaooMpsaq fiz 'Siop* ooz
maq daaaSaq fig -aBBq obb spi aa qsaqpo qoo; og;
•uapjiqosaaA aBBq oba oa;qoizdo ajp ui
ooz aqp** 'psq puaqaS fiq aip 'oaMnoaA apA ap bo
maq aooA Snuoqaq aaaqaz aoaa oappsq pjnqosuo ua
ppqqosuj aanq ua 'oaraaujB oaop a; Sipaode ooz apjaq
Zfl
138
gril reeds iets van hare aantrekkelijkheid en verlang
de hij, dat zijne liefde meer beantwoord zou worden.
„Ik doe mijn best haar gelukkig te maken," schreef
hij aan John Vernon, ,,maar ik ben er niet zoo zeker
van, dat ik slagen zal, als ik wel zou wenschen."
John Vernon schreef hem terug„Gij zult niet slagen,
omdat gij in een kinderziel de hartstochten van een
vrouw zoekt; gij hebt getracht den rozenknop open
te bladeren om een volle roos te krijgen. Het is im
mers onmogelijk, dat uwe roos dan zoo schoon is, als
wanneer gij het aan de natuur hadt overgelaten haar
te openen,"
Hij werd eenigszins ongeduldig onder hare lijde
lijkheid. Hij verlangde óf tegenstand óf beantwoor
ding van zijn hartstocht; maar zij was onderworpen
als een slavin, en toch had zij zijn gevoel niet minder
kunnen beantwoorden, als zij een wassenbeeld was
geweest. De toestand was verleidelijk, doordat hij zoo
vreemd was, en toch voorzag hij, dat hij hem binnen
een maand vervelen zou en hem niet meer zou kun
nen voldoen.
„Het is jammer, dat wij al zoo gauw weg moeten,"
aeide hij eens.
Zij zag hem glimlachend aan. „O neen, Ladysrood
is liefelijker dan zelfs Venetië."
„Wij kunnen niet naar Ladysrood gaan," zeide hij,
eenigszins ongeduldig, „gij moet u in Londen ver-
toonen. Ik haat Londen. De geheele stad is het te
genovergestelde van alles, wat ik aangenaam vind;
maar als gij niet aan het hof wordt gepresenteerd,
zou men zeggen, dat ik een zigeunermeisjen of de
dochter van een tuinman getrouwd had."
„Zou dat er veel op aan komen?" zeide Gladys ter-
143
lepeltjes op de schoteltjes ijs of in de koppen choco
lade doen denken aan Parijs in Juni; maar er is nog
iets anders bovendien, iets dat niet in Parijs gevon
den wordt, dat men nergens anders vindt dan in Ve
netië; sleêhts daar welft zich de diepblauwe hemel
boven de machtige muren en kolommen van mar
mer daar verheft zich de ranke St. Marcotoren, wiens
spits de sterren bijna schijnt te raken, en daar slechts
hoort men het geklots der golven en het geruisch
der zee, terwijl hoog in de lucht de twee lichten,
die daar reeds vijfhonderd jaar lang eiken avond
branden voor de ziel van een afgestorvene, even trouw
hun licht verspreiden, als aan den hemel de Twee
lingen.
Er is reeds zooveel geschreven over Venetië, èn in
dicht èn in proza, dat er ter nauwernood meer iets
over te zeggen valten toch is er nog zoo weinig
van gezegd, daar men niet met woorden kan uit
drukken, welk een eigenaardige bekoring er van de
ze liefelijke stad uitgaat, waar de vreeselijke tooneelen
uit het verleden zoo dicht naast de vroolijkheid van
het heden liggen, waar de wijde zee zich naast de
porfieren paleizen, en de altaren vol edelgesteenten
uitstrekt, waar men de liefelijke gelaatstrekken van
Titiaan's vrouwenkopjes vindt, en de gele zeilen van
Mazzorbo's schippers, die hunne vruchten en hun
visch de trappen van de Rialtobrug opdragen.
Dit is die wonderbare bekoring van Venetië, die
Consuelo evenmin onder woorden heeft kunnen bren
gen als Ruskin, die men noch in de verzen van de
Musset, noch in de tragedies van Shakespeare terug
vindt, die geen enkele bladzijde, welke wij aan het
menschelijk genie te danken hebben, heeft kunnen