ADAM GRAINGER, YAN Miss H WOOD. Uit het Engelsck EERSTE BOEK. HOOFDSTUK I. Margaret. De gemeente stroomde uit eene voorname Episkopale kapel in het West-end van London; zij was zeer talrijk, want het was midden in het seizoen, en de kapel had een goeden naam. Bijna al de rijtuigen reden haastig weg met hunne vracht slechts een half dozijn ongeveer bleef staan wachten op degenen, die deel namen aan de Kommuni, welke de geestelijke, Dr. Channing, in den laatsten tijd eiken Zondag placht te bedienen. Eene jonge dame, met een deftig, vorstelijk voorkomen, was bijna de laatste, die het kerkgebouw verliet, en in een der rijtuigen steeg. De lakei sloot het portier achter haar, maar klom niet op zijne plaats, terwijl ook het rijtuig niet wegreed. 'tWas Miss Channing, en zij ging daar in het rijtuig zitten om op haar vader te wachten. Zij werd bijna op den voet ge volgd door een rijzig jong mensch, met een hoogst fatsoenlijk voorko men, wiens schitterende lichtbruine oogen een alleraangenaamsten indruk maakten. Hij kwam naar het portier van het rijtuig toe loopen, en wis selde een handdruk met haar. „Neemt ge vandaag geen deel aan de Kommuni, Margaret Zijt ge ongsteld? Ik zag u zoo haastig de kapel verlaten." „Ik gevoelde me te ongesteld, om te blijven," klonk Miss Channing's antwoord, terwijl een lichte blos, die zich op het hooren van zijn stem op haar gelaat vertoond had, haastig begon te verflauwen. „Ik denk dat het een gevolg van de hitte was." „Ge wordt thans doodsbleek, Mar garet! Ik hoop, dat ge niet bezwij men zult. Ik heb van morgen drie of vier dames uit de kerk zien dra gen." „Ik ben nog nooit van mijn leven flauw gevallen," antwoordde zij. „Ik ben van wat krachtiger stof gemaakt. Ik zal spoedig weêr beter zijn, nu ik weêr zuivere lucht inadem." „Margaret Hij zag om zich heen, terwijl hij sprak, om zich te vergewissen, dat de lakeien niet konden hooren wat hij zeide, en wederom vermengde zich de in 't oogvallende karmijnkleur met de bleeke tint van haar gelaat. Hij hernam met zachte stem „Margaret, gelooft ge ook niet, dat onze verhouding veel te wenschen overlaat? Ik geloof het wel." „Ik geloof," zeide zij ontwijkend, „dat ge behoort te bedenken, welke plaats we zooeven verlaten hebben, en ernstige onderwerpen voor uw gesprek te verkiezen." Eene snaaksche uitdrukking ver toonde zich in zijne schoone oogen. „Indien dit niet een ernstig onder werp is, Margaret, dan zou ik wel eens willen weten, wat dan dien haam verdient." „O, maar, ik bedoel een ander soort ernst. Ge weet wel wat ik be doel. Adam, het zal me nooit geluk ken, een godsdienstig mensch van je te maken." „Wel zeker zal je dat gelukken, Margaret, wanneer ge maar het recht zult hebben, van me te maken wat ge verkiest." „Hoe heeft je papa's preek van daag voldaan vroeg zij haastig." „Heel goed, natuurlijk." „En dat gedeelte, dat over David en Saul handelde?" „Dat heb ik niet opgemerkt," ge voelde hij zich verplicht te belijden. „Ik geloof Margaret, dat ik meer aan u dan aan de preek gedacht heb." „O, Adam Dat is zoo'n slechte gewoonte je gedachten te laten afdwalen in de kerkge kunt er je tegen verzetten." „Ja, zekerik neem me voor, me er tegen te verzetten, gelijk tegen alles wat ge afkeurt. Margaret, ik ben van plan onze kans te wagen! Ik zal met Dr. Channing over onze voornemens spreken." Zij sloeg met verbazing de oogen naar hem op. „Als ge dat doet, spreek ik nooit een woord meer tegen je. We moeten wachten." „Wachten wachten Dat is al maanden lang het referein van je lied geweest, MargaretMaar ik word dat wachten moede. Ik kan je ver zekeren, dat ik gedurende de laatste week wanhopig gestemd ben geweest. Andere mannen, die gevestigd zijn, kunnen trouwen, wanneer het hun behaagd, en ik mag zelfs geen aan zoek om je hand doenGe kent Eddison, niet waar „Een weinig." „Welnu, eerst omstreeks Paschen heeft hij op het buiten van zijn broe der kennis gemaakt met een jonge dame, en thans worden reeds schik kingen gemaakt voor hun huwelijk." „Papa wil niet van me scheiden." „Dat bij je ingewortelde denkbeeld, Margaret, is niets dan inbeelding. Je vader is allerminst een man om de geboden der schrift niet te tellen. Het zou zijn wat is 't ook weêr voor woord, waarvan de geestelijken zulk een afgrijzen hebben Simonie „Wat stelt ge je van morgen al- lerbespottelijkst aan viel Miss Chan ning hem in de rede. „Simonie!" Heiligschennis dan. Hij weet heel goed, hoe er geschreven staat, dat man en vrouw vader en moeder zul len verlaten, en elkander aanhangen. Verlangt hij, dat ge bij hem zult blijven, tot je veertigste jaar „En bovendien „Bovendien, wat?" vroeg hij toen Miss Channing in hare woorden bleef steken. „Ik kan daarover nu niel spreken, 't Zal het best zijn, als gij nu af scheid neemt, Adam. Ze zullen spoe dig uit de kerk komen." Hij drukte haar de hand, als be reid om te vertrekkennaar de wijze eens minnaars, talmde hij nog wat. Hij talmde, totdat Dr. Channing ver scheen. Deze was een kort en zwaar gebouwd geestelijke, met een fraai gevormd gelaat en een priesterlijk voorkomenzijne gelaatstrekken toon den weinig gelijkenis met die zijner dochter. „Ah, Mr. Grainger, hoe vaart ge Ik heb u als naar gewoonte op uwe plaats opgemerkt. Mrs. Grainger is, hoop ik, welvarend? 'tls voor haar zeker te ver, om herwaarts te komen, niet waar? 't Is voor u ook een heele afstand, iederen Zondagmorgen. Het doet me waarlijk goed, een jong man aan te treffen, die zoo ernstig gestemd is en zoo geregeld eene kerk bezoekt, waar zijne ziel het heilzame voedsel eener gezonde leer kan ontvangen." Het bewustzijn, dat hij dit gun stig oordeel niet verdiende, riep een blos te voorschijn op Mr. Grainger's gelaat, maar hij vermocht niet er tegen op te komen. Hij kon niet aan den met zich zeiven ingenomen Dr. Channing zeggen, dat niet de kerk, noch de rechtzinnige preeken zulk een aantrekkingskracht op hem uitoefenden, maar wel het lieve ge- zichtjen van de dochter des predikers. 't Was nog maar sedert een klein jaar, dat Dr. Channing in Londen gepreekt, en de aanzienlijke wereld naar zijne voorname kapel gelokt had. Vóór dien tijd had hij als gees telijke ten platte lande dienst gedaan, en was hij werkzaam geweest als rector van Ashton-cum-Creepham. Hij had daar eene zeer voordeelige betrekking gehad, maar zijn inkomen was er niets geweest, vergeleken bij dat wat hij tegenwoordig genoot. Zijn eenig kind, Margaret, had op school vriendschap aangeknoopt met Isabel Grainger, inniger en meer blijvend van aard dan dergelijke vriendschaps betrekkingen gewoonlijk zijn. De Graingers waren zeer fatsoenlijke menschen. Mr. Grainger, de vader, bekleedde eene kostelijke betrekking bij eene voorname Londensche ver zekering-maatschappij. Zij woonden in de nabijheid van London, en leef den veel voornamer dan de Chan- nings toen leefden in de pastorie te Ashton, en de families waren door de jonge dames op vertrouwelijken voet met elkander gekomen. Zoo was Miss Channing in kennis gekomen met Isabel's eenigen broeder, Adam. Hij was werkzaam bij dezelf de maatschappij als zijn vader, en hij bezat genoeg geestesgaven, en een voldoend voorkomen, om een meisjen verliefd op hem tedoen worden ofschoon hij, gelijk Isabel placht te getuigen, bizonder er op gesteld was zijn eigen zin te volgen. Een paar jaar nadat zij de school verlaten had, was Isabel Grainger aangetast door eene slepende ziekte. De verschijnselen, die in 't eerst weinig beduidend waren, werden ern stig, en van ernstig werden zij hope loos. Ten tijde dat deze ziekte be denkelijke vorderingen maakte, ver huisden de Channings naar London, daar Dr. Channing zijn werkkring te Asthon verwisseld had met de bediening eener kapel in het West- End. Margaret, die kort te voren hare moeder had verloren, kreeg ver gunning om een groot gedeelte van haar tijd bij hare vriendin door te brengenen 't was bij Isabel's sterfbed geweest, dat de genegenheid, welke tusschen Margaret en Adam ontstaan was, zich tot liefde ontwikkeld had. Sedert hadden er andere verande ringen plaats gegrepen. Mr. Grain ger was komen te overlijden. Adam was zijns vaders opvolger geworden in diens betrekking bij de Verzeke- kering-Maatschappij, tegen een in komen van achthonderd pond 's jaars. Mr. Grainger had een aanmerkelijk grooter inkomen gehad, wat Adam ook zonder twijfel mettertijd krijgen zou. Maar hij meende, dat hij heel goed kon trouwen op zijn tegenwoor dig salaris. Maar Dr. en Miss Channing waren niet voor niets bewoners van Lon don en van Eaton-place geworden. Zij waren nu aanzienlijke lui, en leefden te midden van de voorname werelden zij hadden, misschien zon der er zeiven iets van gewaar te worden, hooghartige denkbeelden aan genomen. Margaret's eerzucht, Mar garet's hart voerden strijd met el kander. Liefde dreef haar aan, Adam Grainger als haar echtgenoot aan te nemen; eerzucht zeide: Stl Hij is een persoon zonder aanzien of be- teekenis ik kan aanspraak maken op een hoogere plaats in de maat schappij. En 't is mogelijk, dat deze denk beelden in zekere mate hare liefde hadden verflauwd, zoo al niet ver zwakt. Des Maandagsmorgens, volgende op den zooëven aangeduiden Zondag, was Miss Channing uitgegaan, en kwam zij niet thuis vóór het lun cheon. Dit stond gereed in de eet zaal. Zij legde haar hoed weg, zette zich voor het koffieblad neder en begon wat te gebruiken. Haar vader was vaak niet thuis tegen deze urein geen geval verlangde hij, dat men op hem wachtte. Iets, dat zij begeerde te hebben, was niet op de tafel te vinden, en zij schelde er om. „Papa is zeker uit niet waar?" vroeg zij op onverschilligen toon aan den kamerdienaar. „NeeD, miss, de Doctor is in zijne studeerkamer. Mr. Grainger is bij hem." Mr. Grainger! Al Margaret's eet lust begaf haar onmiddellijk. Zij legde haar mes en haar vork neer en rees met haastige gejaagdheid overeind. „Hoe dwaas, de zaak zoo spoedig tot eene beslissing te willen brengen dacht zij spijtig en wrevelig bij zich zelve. Na verloop van een minuut of wat hoorde Margaret hem het huis ver laten. Haar vader kwam nu in de eetzaal. Dr. Channing was een man zonder hartstocht, die maar zelden eenige ontroering liet blijken, behalve op de preekstoel. Dan gebeurde het wel eens, dat de aandoening hem overmeesterde, maar in 't gewone leven toonde hij zich altijd redelijk kalm. Hij ging zitten, bediende zich van koude patrijs, en verzocht zijne dochter, een stuksken ham voor hem te snijden. Zij ging aan dit verzoek voldoen, met een geweldig kloppend hart, en zich nauwlijks bewust van 't geen zij deed. „Margaret!" riep de Docter uit, na een oogenblik zwijgens. Zij sloeg de oogen naar haar va der op. „Verwacht ge gasten?" „Neen, papa. Waarom vraagt ge dat?" „Omdat ge zooveel ham snijdt genoeg voor een half dozijn menschen. Verlangt ge, dat ik dat alles zal op eten Zij bloosde geweldig, toen zij dus opmerkzaam werd gemaakt op haar miszet, en schoof de overbodige sne den onder de ham, zoodat ze uit het gezicht waren. Daarop rees zij over eind en ging voor het venster staan uitkijken, doch zonder iets te zien. Dr. Channing at rustig voort, totdat hij zich voldaan voelde. De onzekerheid deed haar pijnlijk aan. Indien Adam Grainger aanzoek was komen doen om haar, dan moest zij óf hem afwijzen, óf hem aanne men deed zij het laatste, dan zou het voor goed gedaan zijn met alles, waarvan hare gloeiende eerzucht haar had doen droomendeed zij het eerste, dan zou haar leven zoo treu rig en verlaten worden, als zij het zich nauwlijks dorst voorstellen. Blijkbaar was haar vader niet voor nemens, zich ergens over uit te la ten Het blad was nu van de tafel verwijderd, en hij had een boek in handen genomen. Margaret was een oprecht en openhartig meisjen; zij wilde gaarne het ergste wetendat zou beter te dragen zijn dan deze onzekerheid. Mocht haar vader thans niet spreken, dan wilde zij het doen. „Papa was dat niet Mr. Grain ger, die daar zooëven het huis ver liet?" „Ja, en Mr. Grainger is niet de eenige geweest, die mij van morgen een bezoek gebracht heeft," vervolgde Dr. Channing, een blik werpend op Margaret's rug, want zij hield haar gelaat afgewend. „Kolonel Hoare is ook hier geweest." Margaret's verslagenheid werd nu nog grooter. De Hoog Edel Gestren ge Kolonel Gregory Hoare was de vader van Kapitein Hoareen Ka pitein Hoare was op Mr. Grain ger na de oudste bewonderaar, dien zij gehad had. Meer dan eens was in Margaret's ziel de gedachte opgekomen, dat hij de man was, ter- wille van wien zij eenmaal van Adam Grainger zou moeten afzien. „Kom, Margaret, het is tot niets nut, er om heen te hraaien," sprak Dr. Channing. „Wist ge iets van deze bezoeken af? Laat ons begin nen met het bezoek van Mr. Grain ger. Waart ge bekend met zijne be doeling?" Wordt vervolgd). Gedrukt bg DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1893 | | pagina 6