ADAM GRAINGER,
VAN
Miss EL- WOOD.
TJit het Engelsck.
10)
Hij had eene ruim bezoldigde be
trekking bij een onzer Aaaurantie-
Maatsehappijen van den eersten rang,
eene betrekking, welke zijn va
der vóór hem bekleed had. Zijn tegen
woordig salaris was duizend pond
'sjaars, en 't was een intomen, dat
vermeerderen zou, naarmate hij lan
ger in zijne betrekking werkzaam
was. 't Was ongetwijfeld genoeg, om
te voldoen aan de begeerten van
een niet al te veel eischend man I
Hij legde jaarlijks wat over, want
in die dagen was de levenswijze nog
niet zoo kostbaar als tegenwoordig,
en hetgeen hij overgaarde werd door
hem op winstgevende wijze belegd.
Bij het overlijden zijner moeder had
hij wat geld geërfd. Dit alles tot
den laatsten penning toe spaar
penningen en geërfd geld, werd nu
gestoken in de Groote Trebeddon.
En Mr. Grainger voelde zich gelukkig.
Wederom verliepen er eenige we
ken. Mrs. Grainger was nu wel ge
noeg, om in een rijtuig uit te gaan
alles scheen voor den wind te gaan.
Op zekeren avond merkte Mr.
Grainger, toen hij thuis kwam, dat
zijne vrouw zoo juist thuis gekomen
was, want hij had het rijtuig van
de deur zien wegrijdenHij begon
haar te bekijven.
Margaret, dit is waarlijk te laat
voor je, om uit te zijn. Bedenk wel,
dat ge nog niet sterk zijt
„'t Is te laat voor me, Adam,
dat weet ik welmaar ik was goed
in mijn sjaal gewikkeld, en het was
een dicht rijtuig. De waarheid is, dat
ik kommissies gedaan heb in de win
kels. Ik had een kostuum noodig
voor de doopplechtigheid."
„Wat voor doopplechtigheid?"
„Van den kleine. Hi) is nu zes
maanden oud, en 't wordt dus tijd,
dat hij gedoopt worde."
„Is hij dan nog niet gedoopt?"
„Of hij al gedoopt is! Wel Adam,
ik begin te gelooven, dat je hoofd
zoo vol is van George Little en zij
ne mijnen, dat ge nergens anders
meer over denken kunt! De kleine
is wel gedoopt, maar de kerkelijke
plechtigheid heeft nog niet plaats ge
had."
„Ik wist toch wel, dat er iets van
dien aard gebeurd was. Maar om
nog eens terug te komen op je laat |i
uitblijven dat was zeer onvoor
zichtig van je, Margaret! Ik had
immers wel een kostuum voor je
kunnen uitkiezen."
„Gij!" riep Mrs. Grainger lachend
uit. „Ge kunt geen zijde van wol
onderscheiden, geen streep van een
ruit!"
„Ik niet? Dan moet ge me eens
op de proef stellen."
„Dat zal ik doen. Ik zal je nu op de
proef stellen. Ik ben in den winkel
niet tot eene beslissing kunnen ko
men, en daarom heb ik twee of drie
zijden kostumen medegenomen, om
er thuis eene keuze uit te doen.
Daar zijn de pakkenals ge nu maar
zoo goed wilt zijn, ze open te maken."
Hij deed wat hem verzocht werd,
en er kwamen drie zijden kostumen
voor den dag.
„Wat is dat? Nog een vierde
riep Mrs. Grainger uit, toen ze nog
een pak ontdekte. „O, het is dat
prachtige kostuum, waarvan ik hun
gezegd heb, dat ze 't niet er bij be
hoefden te doen. Die slimme winke
liers! Zij hebben zeker plan gehad,
me in verzoeking te brengenVindt
ge 't niet prachtig, Adam?"
„'t Is zeer mooi. Veel beter dan
de andere. Waarom kiest ge dit niet?"
„Omdat het te duur is Ik kan
het voor me zelve niet rechtvaardi
gen, zooveel geld te besteden. De
zaak is, Adam, dat ik eigenlijk geen
dringende behoefte heb aan eene
nieuwe japon want ik heb er goe
de in overvloed; ik was er alleen
maar op gesteld wat nieuws aan te
hebben bij de doopplechtigheid van
onzen kleinen Walter."
„Ge hebt toch wel zin in dit kos
tuum, Margaret; dat zie ik wel.
Welnu, ik geef het je kadoo."
Margaret lachte. „Dat zou iets
dergelijks zijn als Petrus te bestelen
om Paulus te betalen. Of het geld
uit uw zak, dan wel uit den mijne
komt, Adam, dat is, vermoed ik, het
zelfde. Het kostuum is te duur."
„Lieve, ge behoeft geene zwarigheid
te maken ten aanzien van de kosten
eener japon, 't Is een uitgave van
weinig beteekenis, als we denkeu
aan het inkomen, dat weldra het
onze zal zijn. Binnen kort zult ge,
als ge tienmaal zooveel aan japonnen
verlangt te besteden als ge tegen
woordig doet, dat gerust mogen doen."
„Lieve Hemel! Het maakt op mij
den indruk van iets, dat iemand zich
niet goed als werkelijk kan voor
stellen. Toch zijn we zonder die fa
belachtige rijkdommen zeer gelukkig
geweest. Ik verbeel me, dat we in
al onze behoeften overvloedig hebben
kunnen voorzien."
„Kom even binnen wie is dat?"
riep hij op eens uit, toen hij iemand
langs de deur hoorde loopen. „Is
het Sophy? O, ben jij het, Jemima,"
liet hij er op volgen, toen de min
binnenkwam. „Breng dit even in de
kamer van je mevrouw." En toen
ging hij aan 't inpakken van de
andere kostumen, die niet gekozen
waren.
„Ze zullen dadelijk gehaald wor
den," zeide Mrs. Grainger. „Adam,
soms kan ik niet gelooven, dat het
werkelijk waar is, dat ons zulk een
groot fortuin wacht!"
„Lieve, mijn aandeel zal geen pen
ning minder zijn dan vijfduizend pond
'sjaars. Ik wenschte wel dat ik niet
opgescheept was met die verwenschte
betrekking bij die Assurantie-Maat
schappijik moest me zoo noodig naar
Cornwallis begeven, om ze daar aan
te sporen tot spoed bij de werken.
Maar het zal nu niet lang meer du
ren, of ik zal me kunnen losmaken
van dien dwang. Zoudt ge geen lust
hebben om een uitstapjen naar Corn
wallis te doen, Margaret?"
„Wanneer ik wat sterker ben."
„'tZou uitnemend voor je zijn;
daarvan houd ik me overtuigd, en
het zou ook den kinderen goed doen.
Veronderstel, dat we er voor een
maand of drie heen gaan, wanneer
het weêr warm wordtWe konden
daar dan, dunkt me, wel een ge
meubileerd huis betrekken in de
nabijheid van Trebeddon."
„En dit dan zoo lang aan een an
der verhuren
„Dit aan een ander verhuren?"
Neener ons van ontdoen. Ik vrees
niet eenige huur op te offeren. Wan
neer we hier terugkomen, zullen we
behoefte hebben aan eene woning,
die vrij wat boven deze uitsteekt. Ik
heb Little vandaag gesproken, Mar
garet, en hij heeft me gezegd, dat zij
begonnen zijn met het boren van een
windas-schacht."
„Windas-schacht?" herhaalde zij.
„Ongeveer vijf-en-zestig vademen
beoosten de groote machine-schacht,
in de laatst ontdekte Groote Tin
ader," vervolgde Mr. Grainger, te
gejaagd, om eenige opheldering te
geven. „Die tinader is onbeschrijfe
lijk rijk, zegt hij, en tusschen de ne
gen en elf voet wijd, tien vademen
beneden hoog water-peil; en de lig
ging der naastbijgelegen aders is
zóó, dat één machine voldoende is
voor het geheel. Maar ge begrijpt
het niet, zie ik."
„Neen," antwoordde zij glim
lachend.
„Zijt ge ooit in eene mijn geweest,
Margaret
„Nooit."
„Nu, 'we zullen er heengaan, en
dan zult ge wonderen zien."
„Maar wagen dames zich wel op
zulke plaatsen?"
„O, dat is niets, als ze maar wat moed
hebben. Wat zal Algie het prettig
vinden, dat te bezienIk zal met
hem in de mijn afdalen. De mijnwer
kers in den omtrek van de plaats
houden het er voor, dat deze werken
van ons meer zullen opbrengen dan
eenige andere in het distrikt," liet
Mr. Grainger, terugkeerend tot zijn
stokpaardtjen, er op volgen. „Zij zijn
bezig met het bouwen van smids-
werkplaatsenkruitmagazijnen en
bergplaatsen voor het materiaal, en
ik weet niet wat al meer."
„Wat zal dat alles een geld ne
men, Adam!"
„Natuurlijk. Maar denk slechts eens
aan 't geen het opbrengen zal! We
zijn in ééne zaak zeer gelukkig, en
wel hierin, dat de erfpacht zoo ma
tig is. Slecht een zestiende."
„Wat zegt ge vroeg Mrs. Grain
ger, twijfelend. ErfpachtWat is
dat?"
„Het geld, dat we betalen moeten
aan den eigenaar van het land. waarin
onze mijnen gelegen zijn. Waarover
dacht ge anders, dat ik sprak vroeg
hij, de oogen naar haar opslaande.
„De eigenaar van het land behoudt
altijd zijne rechten
„O," zeide Margaret. „Maar, Adam,
ik denk dat het eten wel klaar zal
zijn."
Dien avond, toen zij met elkander
zaten te praten, werd het onderwerp
ter sprake gebracht, of zij een doop-
maal zouden geven. Mr. en Mrs.
Grainger waren niet gewoon geweest,
doopmalen te geven ten minste niet
op groote schaal. Er was altijd in
beider binnenste iets geweest, dat er
tegen op kwam Maar, wanneer we
toenemen in aanzien naar de wereld,
dan zetten onze denkbeelden zich
uib gelijk ge weet; en een onver
wachte ervaring van wereldsch geluk
doodt maar al te licht de bezwaren
van het geweten.
„Als we eene partij geven, Mar
garet, dan moet het eene goede zijn,"
sprak Mr. Grainger. „Niet een van
je gewone armoedige feestjens. Ik
wenschte wel, dat we reeds in ons
nieuwe huis waren 1"
„Dit huis is in allen deele voldoen
de, Adam!"
„We zullen er ons in allen gevalle
tevreden meê moeten stellen. En zie
eens, Margaret wat zoudt ge er van
zeggen, als ik Little uitnoodigde om
peter te zijn
„Vraag hem maar, als gij 't goed
vindt. Ik mag George Little wel
lijden."
„De geheele wereld mag hem gaar
ne lijden. En wat een rijk man zal
hij weldra zijn!"
„Maar daaraan dacht ge toch niet,
toen ge voorsteldet hem peter over
ons kind te maken Ge hadt daarbij
toch niet het oog op zijne rijkdom
men, is het wel?" riep Mrs. Grainger
verbaasd uit.
„Of ik aan zijn rijkdommen dacht,
toen ik voorstelde hem peter te ma
maken! Wel, natuurlijk niet. Ik ver
lang niet, dat een peter of meter
aan mijne kinderen ook maar een
zilveren lepel ten geschenke zal ge
ven. Dat weet ge ook wel, Mar
garet Men moet nu eenmaal peters
en meters hebbende kerk legt ons
die verplichting opmaar ik zie vol
strekt niet in, waartoe ze nut zijn,
zoolang de ouders hun plicht doen
en ik weet zeker, dat ik nooit op
hunne beurzen zal azen. Wat onze
kinderen betreft, die zullen te goed
af zijn, om met tooverkracht toege
ruste peters en meters noodig te
hebben."
„Dat hoop ik," stemde Mrs. Grain
ger toe. „En als we eene partij zul
len geven, dan moet het dadelijk ge
beuren, Adam Ik wil mijne nieuwe
japon terstond laten maken."
„We zullen die partij geven," sprak
Mr. Grainger beslissend.
HOOFDSTUK IV.
Ben interludium.
Het fraaie huis van Adam Grain
ger schitterde van licht. Eu 't was
werkelijk eene fraaie woning, die ook
geriefelijk was ingericht, in weêrwil
van de minachtende wijze, waarop
Adam zich er over uitgelaten had,
nadat hij begonnen was zich een on-
berekenbaren rijkdom voor te spie
gelen. Maar Margaret had heden
avond ook alles gedaan, om aan hare
woning een bekoorlijk aanzien te ge
ven zij had alle bruikbare vertrek
ken opengesteld, en ze met bloemen
opgesierd.
De kleine Walter was des mor
gens naar de kerk gebracht, waar
de doopplechtigheid had plaats gehad
daarna hadden Mr. Grainger en zijne
vrouw rustig het middagmaal ge
bruikt, waarbij George Little hun
eenige gast was geweest. Eerst waren
zij voornemens geweest een diner te
geven. Maar er moesten zoove-e vrien
den genoodigd wordenof liever, er
waren er zooveel die zij wenschten
te noodigen, zoodat dat plan was op
gegeven, en zij besloten hadden lie
ver een avondparty te geven.
In het voornaamste vertrek, gedost
in het rijke zijden kostuum, waarvan
de lezer reeds gehoord heeft, stond
Mrs. Graiuger, gereed om hare gas
ten te ontvangen. Zij had er mis
schien nog nooit van haar leven zoo
goed uitgeziennog wel wat teer
en zwak, tengevolge van hare lang
durige ziekte, maar dat verhoogde
hare bekoorlijkheidde opgewonden
heid had een verrukkelijk blosjen op
hare wangen te voorschijn geroepen,
dat haar zeer lief stond. De zijde,
waarin zij was gedost, was paarlgrijs
van kleur, en de gloed, die er over
lag, verkondigde, dat het eene zeer
kostbare stof was. De japon was
ryk gegarneerd met kostbare kant,
welke Margaret toevallig gehad had
eene blozende roos vertoonde zich
op hare borst tusschen de plooien ha
rerjapon, en eene tweede roos prijkte
in haar zacht bruin hair. Margaret
was zich er van bewust, dat zij er van
avond bekoorlijk uitzag en zij had
ook bizonder verlangd, dat te doen.
Wellicht niet zoo zeer om te vol
doen aan den prikkel harer ydelheid,
als wel omdat zij iemand wachtte,
in wiens oog zij er gaarne goed wil
de uitzien. Een zeker gevoel van
hartzeer het zou misschien ver
keerd zijn van wrok te spreken
had zich in haar hart geopenbaard,
nadat Kapitein Hoare van haar
hand had afgezien. Want dat Ka
pitein Hoare, of zijn vader voor
hem, afgezien had van haar hand,
toen hij ontdekte dat haar geen groot
vermogen te wachten stond, dat
was een onbetwistbaar feit. Marga
ret Chauning had Kapitein Hoare
nooit bemindmaar de minachtende
wijze, waarop zij door hem was be
jegend geworden, was een ergernis
in haar oog; het stak haar als een
doorn; en nu hij en zij op het punt
stonden, elkander weder te ontmoe
ten, wenschte zij natuurlijk, dat hij
haar op haar best en op haar schoonst
zou zien.
Wordt vervolgd).
Gedrukt by BE EB VEN
LOOSJE8 te Haarlem.