ADAM GRAINGER, VAN Miss H. WOOD Uit het Eng els ck. 13) „Ik heb gezegd, dat het kwaad, 't welk u boven het hoofd hangt, het geheele huis betreft, uw echtge noot daarbij ingeslotenniet u zel ve alleen," sprak Mrs. Dale. „Deze donkere man staat er op een of andere wijze meê in verband. Een van bei de hij zal er in deelen, dat wil' zeggenhet zal- evenzeer op zijn hoofd neêrkomen als op het uwe; of anders zal hij er in zooverre bij betrokken zijn, dat het kwaad door zijn toedoen over u komt. Ik geloof, dat het laatste het geval zal zijn." „Maar, hij is de meest oprechte vriend, dien mijn man bezit I" ant woordde Margaret. „Ik zou haast zeggen, een weldoener!" „Dan denken we zeker op 't oogen blik aan twee verschillende donker kleurige mannen," hernam Mrs. Dale, nadat zij wederom de kaarten onder zocht had! „Die eene man die eene, dien ik bedoel, die hier zoo in 't oogvallend op den voorgrond treedt," vervolgde zij, op klaverboer wijzend, „zal uw man geen goed aanbrengen. „Ge hebt de kaarten toch telkens goed doorgeschud, niet waar?" „Ja." „Maar ge zijt niet bij machte ge weest dien man weg to schudden. Zie, hier is hij nog, achter uw man en zoo is het eiken keer geweest, als de kaarten gelegd werden." „Maakt ge van mijn man harten heer?" „Ik maak van hem, wat hij is. Ik heb zijne gelaatskleur opgemerkt." „Met het doel om zijn lot te voor spellen of het mijne vroeg Mar garet lachend. „Het denkbeeld, dat ik iets van dien aard doen zou, is niet bij me opgekomen vóór het oogenblik, dat we hier met ons beiden alleen waren. Ik heb het slechts voorgesteld, om u den tijd te korten, totdat uwe gas ten weer van 't soepee kwamen. En ik zou er toen zelfs nog niet aan gedacht hebben, als ik niet toevallig die kaarten daar op de tafel had zien liggen, en ze in handen geno men had." „Wat mij aangaat, ik bedoelde slechts een grap," zeide Margaret. „Ge kunt er staat op maken die donkerkleurige man, al is 't mis schien niet die, wien gij bedoelt zal geen goed over uw huis bren gen," vervolgde Mrs. Dale, terwijl zij nogmaals de onheilspellende kaart met den vinger aanraakte. „Haar het schijnt, moet hij haast onder de zaken, waarmee hij zich afgeeft, be zwijken." „Wat zeggen de kaarten nog meer?" „Zeer weinig. Met uitzondering van dit eene overweldigende kwaad, zeggen ze bijna niets; maar dat schijnt zóó groot te wezen, dat alle geringere gebeurtenissen er in op gaan. Ik heb nooit kaarten gezien, die zoo weinig gebeurtenissen te aan schouwen gaven als deze." „'t Is niet altemaal voorspoed, dat me voorspeld wordt, moet ik zeggen." Mrs. Dale gaf geen teeken van toestemming. In haar hart achtte zij het een der ongunstigste voor spellingen, welke zij ooit gedaan had. „Ik zou wel eens willen weten, of ge er in gelooft!" riep Margaret uit. „Daar ligt het," luidde het ant woord en terwijl zij dit zeide, breidde zij hare geopende handen over het spel kaarten uit. „De kaar ten spellen niets dan ongeluk." „Ik wenschte wel, dat g>* me wildet mededeelen, van welken aard de rampspoed is, die me volgens deze voorspelling te wachten staat. Ik zou dan daartegen op mijn hoede kunnen zijn." „Ik kan u dat niet zeggen be halve dat het met handelszaken in verband schijnt te staan met de beslommeringen van het leven bui ten 's huis. Het komt me voor, dat ge weldra een langen, donkeren, ake- ligen weg zult betreden, aan welken geen ontkomen is. Een eng, somber pad, dat we soms gedurende het le ven moeten betreden, en welks duis ternis ons te treuriger stemt, als we te voren ons bewogen hebben in een vriendelijken en verkwikkenden zon neschijn; dat is de type er van. En ik zie nergens eenen uitweg, of een einde." „En gelooft ge werkelijk, dat het zoo wezen zal?" „Dat geloof ik werkelijkwant de kaarten toonen het mjj aan. Een of ander geduchte rampspoed is in aan tocht. Misschien niet heel spoedig; tenminste op 't oogenblik nog niet. En dat is alles." „En dit „dat is alles," is waarlijk alles behalve bevredigend," riep Mar garet lachend uit. „Wat denkt gij er van. Miss Anderson?" „Ik Lieve Mrs. Grainger, ik heb altijd onvoorwaardelijk aan de waar zeggerij geloofd, nadat mij eens voor speld is, dat ik eenmaal een lord tot echtgenoot zou krijgen. Dat is me vijf-en-twintig jaar geleden voorspeld maar de lord is nog niet gekomen." Miss Anderson sprak natuurlijk schertsend. Haars inziens was de ge heele zaak niets dan een grap. Zij had even licht aan tooveren, als aan waarzeggen kunnen gelooven. En Margaret lachte weder om dat ver haal van dien voorspelden lord. „En ik vermoed, dat die lange weg van rampspoed en ellende even zeker voor mij komen zal, als de lord voor 11 gekomen is," sprak zij. „Desniettemin," vervolgde zij, zich beleefdelijk tot Mrs. Dale wendend, „ben ik u zeer verplicht voor de moeite, welke gij u wel hebt willen geven, om mij te vermaken. Ik zou die kunst van 't waarzeggen ook wel willen leeren." „Wilt ge nu nog eens iets wen- schen vroeg Mrs. Dale. „Dan zul len de kaarten uitmaken, of die wensch vervuld zal worden." „O ja." „Schud de kaarten dan nog eens." De kaarten waren nog niet weer aangeroerd geworden, maar lagen nog altijd in dezelfde volgorde van zoo even op de tafel. Margaret nam ze op. „Wat zal ik nu wenschen dacht zij bij zich zelve, toen zij de kaarten door een schudde. „Ik wil wenschen, dat deze ellendige onzin niet bewaarheid moge worden." „Nu," zeide Mrs. Dale; „zijt ge gereed?" - „Ja. Ik heb iets gewenscht." „Verdeel de kaarten dan in hoop- jens." Margaret deed alzoo, en Mrs. Da le wijdde al haar aandacht weder aan de kaarten. Wederom was het Fatum ongunstig. „Zal mijn wensch vervuld wor den?" vroeg Margaret. „Neen." Maar thans kwamen eenige gas ten, die de eetzaal verlaten hadden, de kleine speelkamer binnenloopen. Mrs. Dale pakte heel bedaard de kaarten bijeen, precies alsof zij ze ronddeelen zou voor eene partij whist. En aan het waarzeggen was een ein de gekomen. „Maar, beste Margaret, gij en je man zijn te gelukkig en te voorspoe dig, om je over 't lot, dat je wacht te verontrusten," merkte Miss Ander son op. „Ware ieder man maar zoo goed af, en zoo veilig en zeker in zijne pozitie, als hij 1 Denk eens om mijn armen broederHij moet zich zien te redden met een inkomentjen van tweehonderd pond 'sjaars, ter wijl hem gedurig de vrees voor eene keelziekte benauwt." „Wilt ge zoo goed zijn, nog eens eene kadrielje voor ons te spelen, Mrs. Grainger?" „Maar," viel een heer de vraag ster in de rede, „het wordt, dunkt me tijd, dat aan Mrs Grainger ook eenige gelegenheid gegeven worde, een kadrielje meê te dansen. Laat een ander nu eens op de piano spe len." Margaret, die nu weder de lucht hartigheid zelve was, stond op, of schoon zij zich wel bewust was, dat zij ternauwernood nog krachtig ge noeg was om te dansen, vooral na de inspanning van dien dag en dien avond. Maar als men opgewonden is, voelt men haast geen vermoeid heid en niemand danste nu druk ker dan zij, en niemand voelde zich vroolijker en gelukkiger. Zij dacht thans niet meer aan den voorspel den rampspoed, en dat was wel een bewijs, hoe weinig indruk die waar zeggerij op haar gemaakt had. Zij dacht er weer aan, toen zij bezig was zich te ontkleedden Toen het gezelschap vertrokken was, be gaf zij zich naar boven, het aan de dienstboden overlatende, de kamers een weinig te redderen.'De vermoeid heid liet zich nu bij haar gevoelen. Terwijl zij daar in hare kleedkamer bij het vuur zat, en haar hair bor stelde, nadat zij een glas wijn met warm water, dat men voor haar had gereed gemaakt, had gedronken, kwa men haar de gebeurtenissen van dien avond voor den geest, en onder deze die eene, bij welke Mrs. Dale de hoofdrol had gespeeld. „Wat zegt ge er van, Adam?" riep zij haar man toe, die op dit oogenblik de kamer binnenkwam. „Mij is mijn lot voorspeld!" „Je lot voorspeld!" herhaalde Mr. Grainger. „En 't was de sombersten en ake ligste voorspelling, welke ge ooit ge hoord hebt. Die lange Mrs. Dale heeft me de kaart gelegd." „Wat heeft ze je voorspeld?" „Al wat ongelukkig is, zou ik zeggen. In allen gevalle, niets goeds. Zij zeide, dat een vreeselijke ramp spoed ons deel zou worden, en dat zij het einde er van niet voorzien kon." „Zoo'n goede ziel!" riep Mr. Grain ger uit. „Maar ik moet zeggen, dat zij het mooi deed, AdamHare manier van waarzeggen was uitmuntend, én zoo bedaard, en op zoo indrukwekkende wijze, 't Was of men eene wezent- Ijjke waarzegster hoorde." „Zij mocht ook waarlijk wel iets goed doen, om hare ongelukkige lengte goed te maken. Ik dacht eerst, dat zij ons partijtjen bij vergissing voor een Karnavals-feest had gehou den, en nu op stelten de kamer binnenkwam." „Wat een vriendelijke stem heeft zij!" „Ja; dat heeft zij in haar voor deel. En heeft ze je dus ramp spoed geprofeteerd?" Vreeselijken ramspoed. Deze zou over uw hoofd komen, zoowel als over het mijne, en samenhangen met geldzaken en met een donker kleurig man. Het zonderlingste was, dat zij zelve er waarlijk aan scheen te gelooven." „Onzin, Margaret!" „Zij deed het toch geheel zoo voor komen.' „Dat is wat anders." „Gij gelooft niet, dat er eenige waarde aan te hechten is, is het wel, Adam Mr. Grainger, die bezig was zijne jas uit te trekken, wendde zich met de uiterste verbazing tot zijne vrouw. „0/ ik geloofdat er eenige waar de aan te hechten is!" herhaalde hij, en de toon, waarop hij sprak, was een mengsel van verbazing, verwijting en spot. „Waarde waaraan?" „Aan 't geen de kaarten zeiden." „Aan 't geen Mrs. Dale zeide, bedoelt ge. Wel zeker geloof ik dat. 'tZou me niets verwonderen, als gij en ik zoo straks in een deken naar de maan werden getransporteerd. O, Margaret!" „Mrs. Grainger barstte in lachen uit. Had zij zich werkelijk een weinig verontrust gevoeld bjj de gedachte aan de voorspelling van Mrs. Dale, de luchtige wijze, waarop haar man zich er over uitliet, verdreef die on rust geheel en al. Haar gezond ver stand keerde geheel in haar terug. Zij was thans even bereid als hij, om met Mrs. Dalé's tijdverdrijf den spot te drijven. „Zijt ge voornemens den geheelen nacht te blijven zitten, en hair te borstelen, Margaret?" „Niet bepaald. Ik dacht er aan, wat treurige voorspellingen ik zou kunnen doen, als ik de kunst van het waarzeggen geleerd had." „Ik vraag het je, omdat de dag weldra zal aanbreken," vervolgde hij, zinspelende op het late uur. „En o, wat een oceanen van ge luk zou ik dan ook kunnen voor spellen 1 Hertogen en lords zoo als Mary Anderson zeide; en goud en diamanten, en allerlei andere schit terende dingen." Zoo werd er met luchtige scherts over het voorval van dien avond heengeloopen, en werd er niet meer aan gedacht. Ja, het werd geheel aan de vergetelheid prijs gegeven want maanden waren er verloopen, zoo niet jaren, eer het zich weder aan hun herinnering opdrong De verstandige lezer zal natuurlijk den spot drijven met deze kleine epizode. Gelijk reeds gezegd is, het heeft plaats gehad precies zoo, en woord voor woord, zooals het be schreven is Om die reden hebben we 't hier vermeld. En, ofschoon het indertijd, als iets zonder beteekenis, uit Margaret Graining's herinnering was uitgewischt, het komt haar nu nog van tijd tot tijd voor den geest, en dat zal zoo blijven tot aan hare laatste ure. HOOFDSTUK V. Bij de Direkteuren Met de Groote Trebeddon Mijnen ging het zeer voorspoedig. In dit eerste tijdperk, waarin de mijnen werden gereed gemaakt voor de exploitatie, en alles werd voorbereid wat kon strekken, om ze later schat ten te doen opbrengen, kwam gee nerlei tegenspoed of onheil de geest drift der ondernemers temperen. Het benoodigde geld werd in overvloed gevonden alles deed zich vriendelijk en veelbelovend voor. Eene Maat schappij werd opgericht onder de gunstigste vooruitzichtenaandeelen werden geplaatst. Adam Grainger, wien het nieuwe stokpaardtjen, dat hij was gaan berij den, veel genot verschafte, gevoelde zich als in den zevenden hemel. Er was maar ééne kleinigheid, die maak te, dat zijne tevredenheid niet vol komen wasmisschien is dat wel altijd het geval, en heeft iedereen wel altijd te kampen met eenofan dere kleinigheid, die hem verhindert volkomen gelukkig te zijn. Mr. Grain ger's kruis bestond hierin dat hij zich niet geheel en onverdeeld aan den nieuwen arbeid wijden kon. Wordt vervolgd). Gedrukt bg DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1893 | | pagina 6