ADAM GRAINGER, VAN Miss H. WOOD. Uit het Engelsch. 17) Krankzinnigheid wordt beschouwd als iets huiveringwekkends, en evenals de overigen heb ook ik gehuiverd bij de gedachte aan dien treurigen zielstoe stand. Ik herinner me, hoe een aan tal onzer eens te zamen aan den maaltijd zatenwe waren nog wei nig meer dan jongens, vroolijke kna pen, zwelgende in het volle genot van het jeugdige levenen, toen we daar zoo zaten, viel het gesprek op rampspoed een wonderlijk on derwerp voor ons. Ieder sprak zijn gevoelen uit aangaande het treurig ste lot, dat een mensch overkomen kon. Ik noemde toen krankzinnigheid. Maar er zijn nu oogenbliklcenwaarin ik degenen benijd, die daar zijn opgeslo ten in dat ontzaggelijke gebouw, welks koepel zich hoog verheft boven de hui zen dezer groote ivereldstad. Bedlam BedlamWare ik maar opgesloten binnen uwe murenHoe liefe lijk is, na een vermoeienden dag, de eenvoudige legerstede, waarop de ar beider zich te ruste legt! En zulk eene voorstelling maak ik me soms van het krankzinnig worden. Een uitlokkende voorstelling durf ik het niet noemen; maar gelijk de slaap rust geeft aan het lichaam, zoo moet, dunkt me, de waanzin rust brengen aan den geest mijn onrustigen geest Vrijdag. Ik heb weder de ad vertenties in de nieuwsbladen gelezen. Er wordt een heer gevraagd, om aan 't hoofd te staan van een kantoor. Vereischte hoedanigheden: degelijke opvoeding, een fatsoenlijk voorkomen en goede manieren; omstreeks vijf- en-dertig jaar oud; algemeene kennis van handelszaken, en eene goede borgstelling. Zou ik in staat zijn mij het laatstgenoemde te verschaffen? Maar och, waarom zou ik daartoe pogingen aanwenden? Als ik op de advertentie schrijf, dan zal het toch weêr het oude liedtjen zijn, en ik geen antwoord op mijn aanzoek ont vangen. Ik heb mijn lot verdiend. De men- schen verzekeren het mij, en zij zeg gen slechts de waarheid. Wat had ik me af te geven met speculatie? Was niet de fatsoenlijke betrekking, welke ik bekleedde, voldoende voor mij Ik ben niet de eerste, die het wezen heb weggeworpen, om naar de scha duw te grijpen. Ik verdien ten volle de ellende, welke mijn deel is ge worden maar ongelukkigerwijze heb ik mijne vrouw en kinderen in mijn val meegesleept. Hoe Yele jaren is het geleden Vjjf? Zes? Zeven? Ik schijn niet meer te kunnen tellen. Wanneer ik op deze jaren terug zie, dan vraag ik me af, hoe we ge leefd hebben; en ik kan niet ant woorden op die vraag. Alles is zijn gang gegaan, van kwaad tot erger; alsof het niets reeds in den beginne zoo erg was als 't maar kon Ons eenmaal zoo gelukkig tehuis geen spoor is er van overgebleven. Wisselingen, rekeningen, aanmanin gen om te betalen, pogingen om schuldeischers te ontwijken dat is ons lot geweest. Den eenen dag heb ben we moeten doorbrengen met het maken van plannen, hoe we den vol genden dag aan den kost zouden komen, en gedurig hebben we in de meest verontrustende onzekerheid verkeerd aangaande de plaats, waar we in de volgende week onze hoofden zouden nederleggen. Een pond of wat uit deze bron, een pond of wat uit een andereeen half dozijn shillings gebedeld of geleend, om te kunnen voorzien in de dringendste behoeften van den eenen dag; maar dan had den we de volgende weêr nietsnaar levensgemak of verkwikking hebben we de oogen zelfs niet opgeslagen weelde is iets geweest, dat voor ons niet bestondin 't hoogst noodige kon maar schaars worden voorzien, en dat nog niet eens altijdEn zoo hebben we weken, en maanden, en jaren voortgeleefd I Zaterdag. Weder is er eene week voorbij. Zeker zal de aanstaan de week wel eenige verandering aan brengen. En toch hoevele weken zijn er vóór deze voorbijgegaan, zon der eenige verandering aan te bren gen! Hoe bar oordeelen zij over de wereld, die den tegenspoed niet heb ben leeren kennen! Zij meenen, dat schande, zoo niet misdaad, noodzake lijk moet samengaan met het verlies van fortuin. Die en die is „op de flesch" hoorde ik gisteren iemand uit roepen. „Hij is uit zijn huis gezet, en hij zit bovendien nog over de ooren in de schuldIk beschouw, sir, een kerel, die zich hals over kop in de schulden steekt, als weinig beter dan een zwendelaar en een dief." Dat is wel een bar oordeel van den eenen mensch over den ander Ik vrees voor van avond. Want ik heb schulden kleine schulden aan kleine winkeliers in den omtrek dezer voorstad, welke ons tegenwoordig toevluchtsoord isen Zaterdag is de laatste dag der week, en van avond zullen zij aan onze deur komen aan kloppen. Maar die schulden heb ik niet opzettelijk gemaaktneen, neen geloof dat nooitAls kind is me ingeprent, dat ik altijd en in alles vooral eerlijk moest zijnmen heeft me geleerd, het maken van schulden te vermijden als eene misdaadik zou de vreeseljjkste folteringen van den hongersnood willen verduren, zelfs al liep mijn leven daardoor ge vaar ik heb er de proef van ge had liever dan me zeiven in 't leven te houden met voedsel, dat ik niet kon betalenmaar ik mag toch hen niet van honger laten omkomen, voor wier onderhoud de zorg op mijne schouders rustHoe ik me ingespannen heb, en me nog altijd inspan, om eene broodwinning te krijgen, dat weet niemandonver schillig, wat het wezen mochtalles waarmee ik maar geld kon verdienen, om een stuksken brood te koopen en 't wil me maar niet gelukken. Zondag-morgen. Goddank, dat het Zondag isToen ik van morgen ontwaakte, en ik me herinnerde, dat het de Sabbath was, die een aan vang genomen had, toen was dat eene gezegende gedachte voor mijne ziel. Een dag van rust en vrede. Hoe velen zouden, indien in hun harden strijd met de wereld deze rustdag niet tusschen beiden kwam, hopeloos het hoofd nederleggen en ster ven! Vandaag is alles liefelijkalles in de uiterlijke, zichtbare wereld. De boomen zijn bekleed met het frissche groen van de aanvang der lentede hagen komen in knop, de bekoorlij ke bloemen openen hare kelken voor de koesterende stralen der vriende lijke zon. Rust heerscht alom; het ge- druisch van het dagelijksche leven wordt niet gehoord, en de lucht zelve schijnt het genot der rust te smaken, 't Is eene rust, die de ziel tot kalmte brengt, en bijna van hoop spreekt Thans zijn de kerkklokken be gonnen te luiden voor de ochtend dienst. Zij worden vandaag bepaald geluid. Waarom zou dat gebeuren? 't Klinkt veel aardiger dan het ge- bom-bam op gewone Zondagen, als men de klokken slecht laat aanslaan. Waarom worden ze niet altijd geluid O, ik herinner het me nu een der hoogste waardigheidbekleeders onzer Anglikaansche Kerk komt van daag preeken in deze voorstaddaarom zullen zeker de klokken geluid worden. Wat is het lang geleden, dat ik het laatst te kerk geweest ben Laat niemand mij veroordeelen, voor dat hij in omstandigheden geraakt is als de mijne, voordat hij even bit ter beproefd is geworden als ik. Voor dat de tegenspoed kwam, werd ik nooit in de kerk gemist. Ik kan geen bank in de kerk betalen, en onze kleede ren zijn niet, wat zij plachten te zijn. Margaret gaat er soms heenzij kan niet vergeten, dat zij de dochter is van een rechtzinnig predikant. Indien Dr. Channing eens uit zijn graf kon verrijzen, en getuige kon zijn van de ongelegenheden, waarin mijn onvoorzichtigheid haar gebracht heeft Nu en dan vertoont zich op zulke kalme, heilige dagen een vizoen aan mij, toovert de verbeelding mij een beeld van de toekomst voor de oogen dan is het, of ik mij hoor profetee- ren, dat deze donkere jaren door schitterende zullen vervangen worden dat onze kinderen om ons heen zullen opgroeien, zorgvuldig opgevoed, met in achtneming van al de voorschriften der godsdienstdat wij te zamen zullen zitten in vrede en geluk, on der onzen eigen wijngaard en onzen eigen vijgenboom, gelukkiger, gehei ligd door den tegenspoed, dien we hebben moeten doorstaan. Een tijd lang verdiep ik me dan in deze voorstelling mijner verbeelding. Maar deze droomen, zoo rijk aan hoop, worden afgebroken, evenals nu het geval is door het zich aan mij op dringend bewustzijn, dat het maar een droom is, die nooit werkelijk heid zal worden. Nooit, nooit! De duisternis heeft al te lang geduurd. Ik heb me in mijn angst ootmoedig op de knieën geworpen, en ik heb, in mijne bittere droefheid en hartgrondig berouw, den Allerhoogste gesmeekt, dat Hij, ter- wille van mijne vrouw en kinderen, een einde mocht doen komen aan onze ballingschapmaar Hij heeft niet geantwoord. De duisternis is nog duisterder geworden, het licht der toekomst neveliger en flauwer. Nu slaan de klokken elf uur het klokgelui houdt op; in 't volgende oogenblik zal geen geluid de stilte afbreken. O, Goddank, dat het Zondag is! Ik zou het kunnen verhalen met mijne pen, gelijk ik het wel dui zendmaal in mijn hart gedaan heb. Niemand kan de zegeningen van dien dag naar waarde schatten, voordat hij het bittere ljjden zal hebben doorgestaan, dat zoo lang mijn deel is geweest. Hoe eindeloos is de wijs heid, hoe mild de goedheid, die onder de zeven dagen der week er een heeft aangewezen als een dag van rust! De halve wereld daalt ten grave, zonder ooit dezen zegen in in al zijne volheid te hebben op prijs gesteld. Laat me de pen op zijde leggen en nadenken, en mij verheugen, nu het mij gegund wordt; de dag van morgen zal weder komen met zijne zorgen. Mei. Dinsdag. Eene vijandige toovermacht verzet zich zeker tegen alles wat ik onderneem. Ik had bij na geschrevener rust een vloek op maar laat me dat nog niet denken. Als de morgen aanvangt met schoone vooruitzichten, dan brengt weêr de avond teleurstelling. Margaret is bijna uitgeput, en de haar van na ture eigen kalmte begeeft haar nu en dan. Niet voor haar zelve; maar voor de kinderen. Ik kan zien, dat zij bijna den moed verloren geeft. Nog houdt zij zich echter verwon derlijk goed. "We stonden gisteren avond voor het venster der zijkamer, zonder licht, toen onze kleine Carry het vertrek kwam binnnen loopen. „Ma ma, wij wilden gaarne dansen. Wil u binnenkomen, en een deuntjen voor ons zingen „Van avond niet, liefjen Ik heb zoo'n hoofdpijn. Gij moet er van avond zeiven maar bij zingen als gij dansen wilt." „Och heden En Jemima is boos, en wil niet antwoorden, wanneer we haar wat vragen. Mama, weet ge wel, wat Isabel zegt? Zij zegt, dat zij zoo gaarne wilde, dat we onze piano weêr hadden, en den mooien pianostoel, die in 't rond draaideen zij zegt, dat ik te klein was, om mij die dingen te kunnen herinneren. Waarom hebben wij ze nu niet meer?" „Omdat omdat zij in het oude huis gebleven zijn, Carry." „Hoe schandelijk! Wanneer gaan we weêr wonen in dat oude huis, mama „Mettertijd," antwoordde Margaret. „Of we gaan in een ander huis wonen, dat even goed is." En Carry verwijderde zich weder dansende. „Ge spraakt in ernst tot het kind, naar het scheen, Margaret," zeide ik. „Ge spraakt, alsof ge geloofdet, wat ge zeidet." „Ik heb geloof; een vertrouwend, ernstig geloof, dat er aan dezen vreeselijken tijd een einde zal komen. Ik wenschte wel, Adam, dat ik bij u ook wat van dat geloof mocht waar nemen!" „Ik heb ook geloofd, totdat ik uitgeput was." „Ik weet, dat we lang hebben moeten wachten," hernam Margaret „en er komen oogenblikken, waarin ook ik er wanhopig onder word; maar zoo'n verkeerde stemming gaat spoedig weêr voorbij. Een heldere avond na een regenachtigen dag; een plekjen blauw aan den hemel, te midden van loodkleurige wolkeneen groen blaadtjen, ontspruitende aan een nog kalen boomde eerste glin stering van de aankomende maan dat alles spreekt van hoop tot mijne ziel." Er is een tijd geweest, dat ik even zoo dacht, als mijne vrouw nu doet. Ik ben altijd opgewondener van aard geweest dan zij. Wanneer de wan hoop op het punt stond mij te over weldigen, heb ik gezegd: Moed en geduldMoed en geduldEn zoo heb ik het hoofd boven water gehouden. Maar de eene dag is op den andere gevolgd, de eene week op de andere, maanden en jaren zijn verloopen; en nog is er geene verandering ge komen Vrijdag. Ik kan des nacht niet rustig meer slapen; want de onge legenheden en teleurstellingeu, welke mij overdag kwellen, herhalen zich met levendigen nadruk in mijne droo men. Vooral tegen den morgen houdt mijne ziel zich bezig met het lijden van den vorigen dag, en met de angstige vooruitzichten van den vol gende. Alles komt me dan voor den geest, en nogmaals voor den geest, met ijzingwekkende duidelijkheiden ik ontwaak uitgeput en niet ver kwikt uit die booze droomen, om wederom in de werkelijkheid dezelf de ellende te doorleven. Woensdag. De firma Gibbon vraagt een klerk. Ik ga mij er voor aanmelden. Salaris 100 pond'sjaars. Margaret zette een ernstig gezicht, toen ik dat bedrag noemde, en zuchtte diep. „Doch het is beter dan niets, Adam," sprak zij een oogenblik daarna. Beter dan niets! Ja ik wil lichaam en ziel bij een houden, totdat we weêr rond kunnen komen. „Morgen ochtend," hernam ik luide, „wil ik daarheen gaan." „Ge moet maar maken, dat ge er vlug bij zijt," antwoordde mijne vrouw. Wordt vervolgd). Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1893 | | pagina 6